Scrooge
Wat velen
niet weten is dat het boek 'A Christmas Carol (in prose)' geboren is uit onvermoede motieven, namelijk de strijd van Dickens tegen de kinderarbeid en de staathuishoudkundigen of 'political economists' – zoals
economen toen genoemd werden - die de hardvochtige werkhuizen verdedigden als het beste antwoord op de armoede in zijn tijd. Wanneer men het boek leest
wordt men ook in een pleidooi gezogen om de economische kijk op armoede te veranderen. Om dat pleidooi beter te begrijpen zal ik in dit stuk allereerst
uitleggen hoe het verhaal van Dickens in elkaar steekt om vervolgens uit de doeken te doen wie de economen waren die Dickens op de korrel nam via het
archetype Scrooge. Tot slot zal ik aandacht besteden aan wat ik vermoed dat de eigenlijke boodschap van Dickens is (hoewel men daar eigenlijk zelf het boek voor moet lezen en zelf zijn conclusies trekken).
Het verhaal in een notendop
Ebenezer Scrooge is een oude vrek die zijn brood verdient met financiële zaken. Hij deed dat in het begin met zijn compagnon Jacob Marley, maar na zijn
overlijden bestiert hij het bedrijf samen met zijn boekhouder Bob Cratchit, in een koud en kaal kantoor. Het verhaal begint op kerstavond, precies zeven
jaar na het overlijden van Jacob Marley. Hij krijgt bezoek zijn neef Fred die hem een gelukkig kerstfeest wenst en uitnodigt voor het kerstdiner op eerste
kerstdag. Kerstfeest vindt Scrooge grote onzin (´Humbug´). Zijn neef kan alleen maar lachen om zijn gierige oom en vertrekt. Bij binnenkomst komen twee
heren collecteren voor de armen er ontspint zich een gesprek dat keer op keer in het boek terugkomt. De heren vragen om een donatie en Scrooge vraagt of de
gevangenissen en armenhuizen (workhouses) nog werkzaam zijn.
“If they would rather die, they had better do it, and decrease the surplus population.”
Een van de heren antwoordt: “They are. I wish I could say they were not.” Maar ze laten zich
niet uit het veld slaan en vragen hoeveel Scrooge wil geven. “Nothing”, antwoordt Scrooge. “I wish to be left alone. [..] I don’t make merry myself at
Christmas, and I can’t afford to make idle people merry. I help to support the establishments I have mentioned: they cost enough: and those who are badly
off must go there.” De heren antwoorden: “Many can’t go there; and many would rather die.” Scrooge die bij een dergelijke vasthoudendheid van collectanten
is ook niet voor een gat te vangen en repliceert: “If they would rather die, they had better do it, and decrease the surplus population.” De heren vangen
bot en vertrekken.
Scrooge gaat laat die avond naar zijn statige doch steenkoude huis, waar hij onverklaarbare geluiden hoort en verschijnselen waarneemt. Terwijl hij zijn
pap eet krijgt hij bezoek van de geest Marley, zijn oude zakenpartner. Hij is gekomen om Scrooge te waarschuwen dat hem hetzelfde lot zal treffen als
Marley als hij zijn leven niet betert. Marley verteld dat hij veroordeeld is om over de aarde te zwerven voor het gebrek aan naastenliefde tijdens zijn
aardse leven. Als symbool van zijn boetedoening draagt hij een lange en zware ketting. Marley vertelt hem echter dat hij een kans krijgt om aan een erger
lot dan dat van Marley te ontkomen door de bezoeken van drie geesten te verduren die een voor een zullen komen. Scrooge is weliswaar geschrokken maar
betwijfelt of de geest van Marley geen hallucinatie was.
Afbeelding 1: De geest van Marley bezoekt Scrooge (tekening John Leech, bron: wikimedia)
Om één uur 's nachts verschijnt echter de eerste geest – ‘the Ghost of Christmas Past’. Hij leidt Scrooge langs enkele van de gelukkigste en verdrietigste
gebeurtenissen uit Scrooges verleden; gebeurtenissen die verklaren waarom hij is zoals hij is. Als hij de pijnlijke herinneringen niet langer kan
verdragen, smeekt hij de geest "Spirit, remove me from this place". En enige tijd later bevond hij zich weer in zijn slaapkamer.
Om twee uur ’s nachts verschijnt de ‘Ghost of Christmas Present’ in de kamer, gezeten te midden van een overvloed aan eten en drinken. Deze geest toont hem
het karige kerstfeest van de familie Cratchit en hoe Bob Cratchit bang is dat zijn kreupele zoon, Tiny Tim, zal overlijden. De geest vertelt hem “If these
shadows remain unaltered by the Future, the child will die”. Dit vooruitzicht maakt Scrooge wanhopig en vraagt of het kind gespaard kan worden. Maar de
geest herinnert hem aan zijn woorden eerder die dag: “What then? If he be like to die, he better do it, and decrease the surplus population.” Na dit bezoek
keert Scrooge weer terug naar zijn kamer en slaat de klok wederom om de volgende geest aan te kondigen.
De derde geest – de 'Ghost of Christmas Yet To Come' - komt net na middernacht en confronteert Scrooge met zijn eigen dood. Hij heeft in eerste instantie
niet door dat hijzelf de dode man is waar mensen over praten. Maar zodra hij dat door heeft ziet hij hoe zijn dood de mensen volstrekt koud laat. En hij ziet ook het huis van de Cratchits waar zij Kerstmis vieren zonder Tiny Tim. En tot zijn grote ontsteltenis ontdekt hij zijn eigen grafsteen. Hij smeekt de geest om hem te redden en hij belooft
“I will honour Christmas in my heart and try to keep it all the year. I will live in the Past, the Present and the Future.” En het verhaal eindigt dan ook
met deze laatste geest die hem een tweede kans geeft. Hij gooit zijn leven om en verandert in de royale, zachtaardige man die hij ooit in zijn jonge jaren
was maar door zijn zucht naar geld vergeten was.
Malthus
Zoals gezegd Robert Malthus was de belangrijkste vertegenwoordiger van de groep staathuishoudkundigen – poltitical economists - waar Dickens zich tegen
verzette. Malthus was de eerste officiële hoogleraar politieke economie in Groot Brittannië die het bevolkingsvraagstuk centraal stelde in de verklaring
van armoede. Zijn stelling was dat de bevolking, als het de vrije hand krijgt, altijd sneller zal groeien dan de voedselproductie. Honger en armoede zullen
dan onvermijdelijk het gevolg zijn volgens hem. Echter, de bevolking zal zich zelden ongehinderd kunnen vermenigvuldigen. Volgens Malthus zijn er twee
krachten die de bevolkingsgroei in toom houden: ‘positive and preventive checks’. De 'positieve' tegenkrachten slaan op hongersnood, sterfte, en oorlog. De
preventieve tegenkrachten betreffen het gebruik van voorbehoedsmiddelen, abortus en kindermoord. Om kort te gaan vatte Malthus deze twee krachten samen als
‘misery and vice’: ellende en ondeugd. In latere drukken zou hij er een deugd aan toevoegen waarmee een ontsnappingsmogelijkheid werd geboden, namelijk als mensen 'moral restraint' zouden tonen in het krijgen van kinderen, bijvoorbeeld door later te trouwen. Echter, de eerste druk van zijn Essay on the Principle of Population maakte bij de meeste mensen de meeste indruk en in die eerste druk zag hij geen ontsnappingsmogelijkheid om
aan de perioden van armoede en ellende te ontkomen. Sterker nog, in de ogen van Malthus maakte het Engelse stelsel van lokale sociale zekerheid – de Poor Laws - de boel alleen maar erger. Door de armen geld en eten te geven zouden ze lui worden en meer kinderen nemen dan ze zelfstandig konden onderhouden.
Met andere woorden, het bieden van een armenhulp creëerde alleen nog maar meer armen. Volgens Malthus was dan ook het beste als de lokale Poor Laws zouden
worden opgeheven waarbij alleen nog de workhouses als laatste toevluchtsoord voor de armen over moesten blijven. Armenhulp mocht echter geen pretje zijn
omdat afhankelijkheid als een kwaad werd gezien. In 1834 werd de visie van Malthus min of meer overgenomen in de nieuwe wet. ‘Outdoor relief’ – dus het
bieden van geld of voedsel – werd afgeschaft en lokale Workhouses moesten gaan functioneren als zogenaamde Union Workhouses, waar armen in verschillende
categorieën bij elkaar werden gezet. Mannen bij mannen, vrouwen bij vrouwen, kinderen bij kinderen.
Afbeelding 2: Maaltijd in het St. Pancras Workhouse voor vrouwen (bron: wikimedia)
Maar het belangrijkste element in de constructie van
deze workhouses was dat het leven daar geen aantrekkingskracht op uitvreters moest uitoefenen. Je wilde er als het ware nog niet dood gevonden worden, of
zoals de parlementaire commissie het in het wetsontwerp omschreef:
"Into such a house none will enter voluntarily; work, confinement, and discipline, will deter the indolent and vicious; and nothing but extreme
necessity will induce any to accept the comfort which must be obtained by the surrender of their free agency, and the sacrifice of their accustomed
habits and gratifications."
Dickens zelf was bekend met de verhalen van het workhouse omdat hij in Londen als jongen vlakbij een berucht workhouse in Londen woonde (zie Richardson, 2012). Daarnaast werd
zijn vader op een gegeven moment gevangen werd gezet in een ‘debtor prison’ omdat hij zijn rekeningen niet meer kon betalen. Om mee te werken aan het
wegwerken van rekeningen moest Dickens als 12-jarige van school af en ook werken in een fabriek die niet veel onderdeed voor een workhouse. Het harde leven
van de negentiende-eeuwse arbeider die moest opboksen tegen de hogere klassen kon Dickens zich dan ook meer dan goed voorstellen.
De dubbele bodem van A Christmas Carol
Zoals gezegd Dickens had behalve een mooi kerstverhaal ook een verhaal geschreven met een bijbedoeling. Dickens was niet alleen een schrijver maar ook een
hervormer die zijn machtigste wapen – de pen – inzette voor de strijd tegen de armoede. In 1843 was hij ontsteld toen hij de inhoud las van het ‘Second
Report of the Children’s Employment Commission’.
Hij beloofde de commissie om een vlammend pamflet te schrijven tegen het gebruik van kinderarbeid maar hij
trok zijn belofte later in en kwam met het plan om een verhaal te schrijven dat een mokerslag zou uitdelen die twintigduizend keer de kracht had van een
pamflet. Hij zou er niet ver naast zitten. In oktober 1843 toog Dickens (zie afbeelding hiernaast) aan het werk en vlak voor kerst - op 19 december 1843 - werd A Christmas Carol in Prose gepubliceerd en binnen zes weken was de eerste druk uitverkocht. Zoals hierboven gememoreerd is het verhaal prachtig
verteld en het idee van geesten die de kans bieden tot bekering is in tal van boeken en films hergebruikt. Maar de ware boodschap zit verborgen in Dickens
stereotypering van de beleidsmakers en adviseurs - political economists – die de armenhuizen goedpraten en eigen verantwoordelijkheid van de burger
centraal stellen. De armoede heeft men toch vooral aan zichzelf te danken en het bieden van armenhulp maakt de mens alleen maar lui (‘idle’) en zet aan tot
het krijgen van meer kinderen onder de armen. “I can’t afford to make idle people merry,” is de boodschap van Scrooge maar het is ook de consensus onder
economen in die tijd, Malthus voorop, maar zijn volgelingen die minder verbeeldingskracht hadden zoals McCulloch – een populaire schrijver van een leerboek
- en Nassau Senior – ontwerper van de Poor Law Reform van 1834 - konden op evenveel venijn rekenen. Zoals Dickens het in een brief formuleerde:
“My satire is against those who see figures and averages, and nothing else - the representatives of the wickedest and most enormous vice of this time -
the men who, through long years to come, will do more damage to the real useful truths of political economy, than I could do (if I tried) in my whole
life…”
De toespelingen op het werk van Malthus zijn op vele cruciale punten in het verhaal duidelijk te herkennen. Om te beginnen is Scrooge natuurlijk de man die alleen
maar oog heeft voor geld en zaken die zijn eigen belang aangaan.
Dickens was niet alleen een schrijver maar ook een hervormer die zijn machtigste wapen – de pen – inzette voor de strijd tegen de armoede.
Om zijn klerk op eerste kerstdag vrij te geven is een verspilling van geld, zijn geld.
Kerst is grote onzin - humbug - en de mensen die komen collecteren voor de armen zijn even onzinnig. Niet voor niets, zegt Scrooge dat hij niet aan liefdadigheid doet
en dat hij al zijn bijdrage levert via de belastinggelden die de armenhulp en de workhouses financieren. In zijn Essay on Population stelt Malthus dat de Poor Laws
de eigen verantwoordelijkheid van de mensen ondergraaft en iedere poging om een fatsoenlijk leven te bieden via een uitkering zal het kindertal alleen maar
doen toenemen en de armoede verergeren:
“Hard as it may appear in individual instances, dependent poverty ought to be held disgraceful. Such a stimulus seems to be absolutely necessary to
promote the happiness of the great mass of mankind, and every general attempt to weaken this stimulus [..] will always defeat its own purpose.” (p. 98)
Malthus heeft zich echter onsterfelijk gemaakt door in de tweede druk van zijn Essay een passage op te nemen die veel verontwaardiging opriep. De
beschuldigingen waren zo grof dat in latere edities deze passage er maar weer uitgehaald is. Het is echter een passage waarvan Dickens gretig gebruik heeft
gemaakt in schetsen van het lot van de kreupele Tiny Tim die, als er niets verandert in het armenbeleid, zal sterven (“If these shadows remain unaltered by
the Future, the child will die”). Om de ‘verwerpelijke’ passage van Malthus letterlijk aan te halen:
“A man who is born into a world already possessed, if he cannot get subsistence from his parents on whom he has a just demand, and if the society do
not want his labour, has no claim of right to the smallest portion of food, and, in fact, has no business to be where he is. At nature's mighty feast
there is no vacant cover for him. She tells him to be gone, and will quickly execute her own orders..”
De natuurlijke orde zal een overtollige bevolkingsgroei (“decrease the surplus population”) afstraffen via dood en verderf, of zoals Malthus dat kernachtig
omschreef de krachten van ‘misery and vice’. Een strijd op leven en dood zoals in het dierenrijk doet zich volgens hem ook onder mensen voor en het
ingrijpen in de werking van de natuur is moeizaam en vaak tegengesteld aan wat men poogt te bereiken. Het lot van Tiny Tim ligt in handen van de
natuurlijke orde. Hij heeft eigenlijk geen recht om te leven en aan de tafel van het kerstdiner (“mighty feast”) zal men hem ook niet meer in toekomst
aantreffen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat iemand als Charles Darwin zijn ideeën over evolutie en selectie (‘survival of the fittest’) opdeed in het
werk van Malthus.
De les van Dickens
De oplossing van Dickens voor een evenwichtige kijk op het leven en op armoede en rijkdom, op goede en slechte tijden, is dat men niet moet vergeten waar
men vandaan komt (het verleden), wie men is (het heden) en hoe het leven er uit zal zien in de toekomst. Het meest kernachtig is de verwerping van de homo
economicus door Dickens wanneer de Ghost of Christmas Present de woorden van Scrooge nog eens voor zijn voeten werpt dat de armen maar beter kunnen sterven
om de overbevolking teniet te doen:
“Man,” said the Ghost, “if man you be in heart, not adamant, forbear that wicked cant until you have discovered What the surplus is, and Where it is.
Will you decide what men shall live, what men shall die? It may be, that in sight of Heaven, you are more worthless and less fit to live than millions
like this poor man’s child.”
Met andere woorden, Scrooge moet zich onthouden van die schijnheilige praat (‘wicked cant’) en ontdekken wat de overtollige bevolking precies is en waar
deze zich bevindt. Het leven dat Scrooge leidt is immers tamelijk eenzijdig en beperkt en hoewel Tiny Tim (‘this poor man’s child’) leeft in armzalige
omstandigheden, weten zijn vader en moeder van het kerstfeest iets geweldigs te maken met de beperkte middelen die zij tot hun beschikking hebben. Zij
weten er in ieder geval meer van te maken dan Scrooge die op kerstavond zijn pap opwarmt. De egoïstische mens kan dan ook op niet veel waardering van
Dickens rekenen en de staathuishoudkunde is de nieuwe wetenschap die deze eenzijdige visie tot wet maakt in het leven van alledag.
Political economy is a mere skeleton unless it has a little human covering and filling in, a little human bloom to it, and a little warmth in it.
Kortom, wie met kerst A Christmas Carol gaat kijken of lezen doet er goed aan om deze dubbele bodem in het verhaal in het achterhoofd te houden. Het
gebrek aan solidariteit met de mensen die het tegenzit in het leven was bij de makers van de Poor Laws maar vooral ook de bestuurders van werkhuizen een
boodschap die nauwelijks aansloeg.Pas tegen het einde van de negentiende eeuw begint er iets te veranderen in het Engeland van Dickens. Economen beginnen dan armoede serieuzer te bestuderen en hervormingen te bepleiten waarbij de Fabian Society - een groep van intellectuelen die de verbetering van het lot van de arbeidersklasse nastreefde - een factor van belang was. We zien bijvoorbeeld hoe een invloedrijk econoom als Alfred Marshall oog had voor het armoedeprobleem. Hij pleitte voor
enige nobelheid onder zijn vakgenoten en vooral de zakenmannen van zijn tijd (cf. Marshall, 1907). Zijn boodschap aan zijn vakgenoten kwam neer op “Cool heads an warm hearts”. En pas
vanaf die tijd begint er een sprankje hoop te komen, hoewel de Poor Laws tot ver in de twintigste eeuw werkzaam waren. Voor Dickens kwam dit allemaal
rijkelijk laat. Voor hem was het echter al vroeg duidelijk dat de zakenmannen en economen van zijn tijd een cruciaal element misten in hun visie op de
samenleving: een warm hart en verbeeldingskracht. Om nog één keer de meester zelf aan het woord te laten: “Political economy is a mere skeleton unless it has a little human covering and
filling in, a little human bloom to it, and a little warmth in it." (Dickens in Household Words, 1854).
* Dit is een uitgebreide versie van een artikel dat in Demos (november/december 2016) is verschenen onder de titel 'Wie was Scrooge?"
Referenties:
Henderson, J.P., 2010, “Political Economy is a Mere Skeleton Unless..”: What Can Social Economists Learn from Charles Dickens?”, Review of Social Economy, 58(2), 141-151.
Malthus, T.R., 1798, An Essay on the Principle of Population, Penguin Classics, Londen.
Marshall, A., 1907, The Social Possibilities of Economic Chivalry, Economic Journal, 17 (65), 7-29.
Richardson, R., 2012, Dickens and the Workhouse, Oxford University Press, Oxford.