Alle tijden
Transities zijn van alle tijden. De stoommachine gaf ons massaproductie,
auto’s gaven ons mobiliteit en het internet geeft ons ongekende toegang
tot informatie. Deze transities brachten niet alleen nieuwe technologie,
maar ook grote sociale veranderingen. Netwerken met nieuwe spelers
ontstaan, en onze institutie - de formele en informele regels van onze
samenleving (DiMaggio & Powell, 1983; North, 1990) - veranderden
drastisch. De combinatie van technologie, hulpbronnen, netwerkende actoren
en de instituties waaronder zij opereren heet een socio-technisch systeem
(Geels, 2005; Van Mossel, Van Rijnsoever, & Hekkert, 2018). Wanneer een
bestaand socio-technisch systeem vervangen wordt door een nieuw systeem,
dan spreken we over een socio-technische transitie (Geels, 2002). Een
voorbeeld is de auto. Deze innovatie leidde tot een bloeiende
auto-industrie, een wegennet en organisaties van enthousiaste gebruikers.
De vergrootte mobiliteit bracht mensen dichter bij elkaar en zowel sociale
als formele (verkeers)regels werden herschreven.
Transitie-gerelateerd ondernemerschap
Ondernemers en ondernemingen spelen een sleutelrol in socio-technische
transities (Van Mossel et al., 2018). Zij ontwikkelen inventies door tot
commercieel bruikbare producten, processen en diensten (Farla, Markard, Raven, & Coenen, 2012). Daarnaast kunnen ondernemingen transities
bevorderen door netwerken te bouwen met andere partijen, en door te pogen
blokkerende instituties aan te passen. Ondernemingen kunnen ook actief
transities vertragen, bijvoorbeeld door sleutelpatenten te kopen,
strategische standaarden te stellen of met actief lobbywerk (Wesseling, Farla, Sperling, & Hekkert, 2014).
Het gedrag van ondernemingen in relatie tot socio-technische transities
noem ik transitie-gerelateerd ondernemerschap (TGO).
Theoretisch bestaan er vier vormen van TGO (Van Mossel et al., 2018)[1]:
-
Voorlopen:
Dit omvat al het gedrag om een transitie te starten of te bevorderen.
Dit kan het ontwikkelen van nieuwe technologie zijn, maar ook het
bouwen van de sociaal-politieke elementen van het systeem dat de
transitie bevordert, zoals netwerken of het regulering (Hekkert, Suurs, Negro, Kuhlmann, & Smits, 2007). Voorlopen betekent voor
ondernemingen doorgaans onzekerheid en dus risico nemen. In geval van
succes is er ook een grotere kans op hoge baten voor de onderneming
(Lieberman & Montgomery, 1988).
-
Volgen:
Nadat de voorlopers hun missiewerk verricht hebben kunnen andere
ondernemingen volgen door de technologie te adopteren, kopiëren of
verder te ontwikkelen. Doordat er al meer bekend is, zijn de risico’s
van volgen lager dan van voorlopen (Van Mossel et al., 2018). Volgende
ondernemingen dragen bij aan een transitie doordat ze nieuwe
technologische of sociale innovaties verspreiden, en deze daarmee van
legitimiteit voorzien.
-
Vastzitten:
Een bedrijf doet niets ten aanzien van de transitie, maar blijft haar
oude routines volgen. Dit gebeurt omdat het bedrijf (nog) niet in staat
is om zich volledig aan te passen aan de transitie (Hannan & Freeman, 1984), omdat zij niet weet dat er een transitie gaande is, of
omdat zij de kat uit de boom wil kijken.
-
Vertragen:
Dit is al het gedrag dat de transitie vertraagt of stopt. Dit kan
wederom op technologisch en sociaal-politiek gebied (Geels, 2014).
Hiermee beschermt een bedrijf haar bestaande belangen, en koopt zij
tijd om zich eventueel aan te passen.
TGO vindt bewust en onbewust plaats. Naar verluidt voorzag IBM in 1943 een
wereldmarkt voor vijf computers, en besefte men niet dat het bedrijf
voorloper was naar een nieuwe wereld. Daarnaast zijn de vormen van TGO
bedoeld als heuristieken om het gedrag van ondernemingen beter in te
schatten. Niet als uitsluitende categorieën. Je kunt erbij voorbeeld over
twisten of volgen en vastzitten eigenlijk geen vertraging zijn, omdat het
bedrijf ook had kunnen voorlopen en de transitie dus sneller had kunnen
verlopen.
Transitie-gerelateerd ondernemerschap als strategie
Het is niet vreemd dat weinig bestaande ondernemingen enthousiast voorlopen
in een transitie. Veel (met name grote) ondernemingen hebben jaren
geïnvesteerd in technologieën en processen die nog steeds prima renderen en
de onderneming een comfortabele marktpositie geven. Bedrijven wisselen dit
niet graag in voor de onzekerheid die een transitie met zich meebrengt
(Pfeffer & Salancik, 1978; Van Mossel et al., 2018). Daarnaast is het
aanpassen van een bedrijf aan een transitie riskant. De onderneming moet
bestaande processen en routines afleren, personeel ontslaan, en relaties
verbreken. Tegelijkertijd moet dit alles opnieuw opgebouwd worden voor de
nieuwe markt (Hannan & Freeman, 1984). Het voorbeeld van Nokia laat
zien dat dit een tijdrovend proces is. Het bedrijf diversifieerde van
houtpulp, naar elektriciteit, rubber, kabels, communicatie, en elektronica,
waaronder de beroemde 3310 (Nokia, 2009). In die tijd is het meerdere keren
overgenomen, gefuseerd, en bijna bankroet geweest.[2] Het bedrijf had 135 jaar
nodig om van houtpulp tot de 3310 te komen, en elke aanpassing van de
corebusiness kostte enkele decennia.
Om de transitie door te komen kunnen ondernemingen meerdere vormen van TGO
strategisch inzetten. Shell vertoont bijvoorbeeld volggedrag door aan
windparken mee te bouwen (Shell, 2019). De miljardeninvesteringen in de
zoektocht naar olie en gas zijn een voorbeeld van vastzitten. De
lobbyactiviteiten van de oliesector zijn een voorbeeld van vertraging
(InfluenceMap, 2016).[3] Alle
drie deze vormen van TGO dragen bij aan het overleven van Shell. Het
bedrijf diversifieert in de richting van duurzaamheid, maar probeert
tegelijkertijd de transitie te vertragen, zodat zij het tempo bij kan
houden. Ondertussen gaat men ook verder met ‘business as usual’ om voort te
blijven bestaan.
Bestaande bedrijven en nieuwkomers
In het transitieproces ondervinden bestaande ondernemingen concurrentie van
nieuwkomers, zoals startups. Deze laatsten dragen niet de last van het
verleden met zich mee en kunnen daardoor beter op de transitie inspelen
(Van Mossel et al., 2018). Echter, startups hebben doorgaans niet de
kapitaal en kunde tot hun beschikking om nieuwe technologie op te schalen
en in de markt te zetten (Nelson, 2014). Disruptieve ondernemingen als
Google, Facebook en Tesla losten dit probleem op door geld en kennis op te
halen bij private investeerders (De Clercq, Fried, Lehtonen, & Sapienza, 2006). Deze strategie werkt prima voor -toen nog-
softwareondernemingen Google en Facebook. Voor hardware bedrijf Tesla bleek
het echter een stuk lastiger om het kapitaal om te zetten in routines voor
efficiënte productie en groei. Hardware is duurder en riskanter dan
software, waardoor het moeilijker is om investeringen te vinden. Helaas
bestaat de duurzaamheidstransitie voor een groot deel uit het vervangen van
hardware, zoals kolencentrales, het gasnet, en voedselproductiesystemen.
Duurzaamheid is dus een moeilijk markt voor bestaande en nieuwe
ondernemingen.
Beide soorten bedrijven kunnen elkaar versterken. Grote bestaande bedrijven
kunnen eerst afwachten om te bepalen welke voorlopende nieuwe innovatieve
bedrijven veelbelovend zijn. Via strategische investeringen, en overnames
kunnen zij als volgers alsnog de nieuwe markt betreden en helpen met
verdere opschaling van de innovatie. Een voorbeeld is de overname van de
Vegetarische Slager door Unilever.
TGO en andere vormen van ondernemerschap
TGO is nog relatief weinig onderzocht. We weten nog te weinig over wanneer
en hoe ondernemingen TGO precies inzetten (Van Mossel et al., 2018). Wel is
TGO verwant, maar niet gelijk, aan andere vormen van ondernemerschap die
vaak genoemd worden in de context van de duurzaamheidstransitie (Tabel 1).
Dit kan een basis vormen meer te leren over TGO.
Tabel 1: de relatie tussen transitie-gerelateerd ondernemerschap (TGO) en
andere vormen van ondernemerschap.
Technologisch ondernemerschap (Tidd & Bessant, 2013) kan een vorm van TGO zijn, maar alleen als de
technologische innovatie ook leidt tot ingrijpende sociale veranderingen.
Vergelijkbaar is institutioneel ondernemerschap dat zich richt op
het aanpassen van instituties (Battilana, Leca, & Boxenbaum, 2009;
DiMaggio, 1988). Dit is alleen een vorm van TGO als er ook technologische
verandering plaatsvindt. Maatschappelijk verantwoord ondernemerschap houdt in dat een
bedrijf schade voorkomt aan andere stakeholders of het milieu. Wanneer er
toch schade optreedt, dan wordt deze zo snel mogelijk herstelt (Campbell, 2007). Dit betekent niet dat ondernemingen hun werkwijzen radicaal
aanpassen (Shnayder, Van Rijnsoever, & Hekkert, 2015), laat staan dat
ze aan een socio-technische transitie werken. Shell kan bijvoorbeeld al
haar klimaatschade compenseren door bossen te planten, en met ondergrondse
CO2-opslag. Sociaal ondernemerschap gaat over het
creëren van sociale waarde of het halen van een maatschappelijk doel boven
economische waarde (Peredo & McLean, 2006; Tiba, van Rijnsoever, & Hekkert, 2018; Zahra, Gedajlovic, Neubaum, & Shulman, 2009). Een
socio-technische transitie is ook hier niet altijd noodzakelijk.
Bijvoorbeeld: het hergebruiken van plastic afval in plaats van verbranding
heeft grote sociale waarde, maar is nog geen socio-technische transitie. De
spelers en spelregels blijven grotendeels gelijk. Ditzelfde geldt voor duurzaam ondernemerschap (Dean & McMullen, 2007; Schaltegger & Wagner, 2011), wat tot doel heeft om milieu- -en volgens sommigen ook
sociale- problemen op te lossen. Daarnaast hebben sociaal en duurzaam
ondernemerschap een maatschappelijk doel. Bij TGO hoeft dit niet.
Conclusie
TGO is anders dan andere vormen van ondernemerschap, en kan strategisch
ingezet worden om het tempo van de duurzaamheidstransitie te beïnvloeden.
Bedrijven die vertragen zijn niet per definitie tegen de
duurzaamheidstransitie. Vertragen kan een legitieme strategie zijn, als de
gewonnen tijd inderdaad wordt gebruikt door ondernemingen zich aan te
passen. Dit voorkomt werkeloosheid, onzekerheid bij velen, en het
verplaatsen van productie naar het buitenland met weinig
duurzaamheidswinst. Echter, het is voor een onderneming verleidelijk om nog
wat langer een oude technologie uit te melken alvorens met de transitie
mee, of ten onder, te gaan. Daarom is het goed dat andere partijen het
tempo in de duurzaamheidstransitie houden. Slimme ondernemers weten genoeg
van TGO om hier mee om te gaan.
Voetnoten
[1]
Deze vormen zijn afgeleid van review van vijf prominente
bedrijfskundige theorieën (Van Mossel et al., 2018): resource based
view, behavioral theory of the firm, organizational ecology,
resource dependency theory en institutional theory.
[2]
Toen de smartphone kwam verloor Nokia alsnog de slag voor de mobile
telefoonmarkt (Satpathy, 2014).
[3]
Shell is onlangs uit de American Fuel & Petrochemical
Manufacturers gestapt, een van de belangrijkste lobbyclubs voor de
Amerikaanse olie- en raffinagesector. Shell is het niet eens met
het klimaatbeleid dat de organisatie bepleit.
Referenties
Battilana, J., Leca, B., & Boxenbaum, E. (2009). How Actors ChangeInstitutions: Towards a Theory of Institutional Entrepreneurship. Academy of Management Annals, 3(1), 65–107.
Campbell, J. L. (2007). Why would corporations behave in socially responsible ways? An institutional theory of corporate social responsibility. Academy of Management Review, 32(3),
946–967.
De Clercq, D., Fried, V. H., Lehtonen, O., & Sapienza, H. J. (2006). An entrepreneur’s guide to the venture capital galaxy. Academy of Management Perspectives, 20(3), 90–112.
Dean, T. J., & McMullen, J. S. (2007). Toward a theory of sustainable entrepreneurship: Reducing environmental degradation through entrepreneurial action. Journal of Business Venturing, 22
(1), 50–76.
DiMaggio, P. J. (1988). Interest and Agency in Institutional Theory. In L.
G. Zucker (Ed.), Institutional Patterns and Organizations: Culture and Environment
(pp. 3–21). Cambridge, MA: Ballinger.
DiMaggio, P. J., & Powell, W. W. (1983). The Iron Cage Revisited: Institutional Isomorphism and Collective Rationality in Organizational Fields. American Sociological Review, 48(2), 147–160.
Farla, J., Markard, J., Raven, R., & Coenen, L. (2012). Sustainability transitions in the making: A closer look at actors, strategies and resources. Technological Forecasting and Social Change, 79(6), 991–998.
Geels, F. W. (2002). Technological transitions as evolutionaryreconfiguration processes: a multi-level perspective and a case-study. Research Policy, 31(8–9), 1257–1274.
Geels, F. W. (2005). Processes and patterns in transitions and system innovations: Refining the co-evolutionary multi-level perspective. Technological Forecasting and Social Change, 72(6),
681–696.
Geels, F. W. (2014). Regime resistance against low-carbon transitions:Introducing politics and power into the multi-level perspective. Theory, Culture & Society.
Hannan, M. T., & Freeman, J. H. (1984). Structural Inertia and Organizational Change. American Sociological Review, 49
(2), 149–164.
Hekkert, M. P., Suurs, R. A. A., Negro, S. O., Kuhlmann, S., & Smits,
R. E. H. M. (2007). Functions of innovation systems: A new approach for analysing technological change. Technological Forecasting and Social Change, 74(4),
413–432.
InfluenceMap. (2016).
An investor enquiry: How much big oil spends on obstructive climate
lobbying.
Lieberman, M. B., & Montgomery, D. B. (1988). First-mover advantages. Strategic Management Journal, 9, 41–58.
Nelson, A. J. (2014). From the ivory tower to the startup garage:Organizational context and commercialization processes. Research Policy, 43(7), 1144–1156.
Nokia. (2009). The story of Nokia.
North, D. C. (1990). Institutions, institutional change and economic performance.
Cambridge university press.
Peredo, A. M., & McLean, M. (2006). Social entrepreneurship: A critical review of the concept. Journal of World Business, 41(1),
56–65.
Pfeffer, J., & Salancik, G. R. (1978). The External Control of Organizations. Stanford, CA: Stanford
University Press.
Satpathy, S. (2014). A brief history of Nokia: From a paper mill, to the world’s biggest mobile company to being acquired by Microsoft.
Schaltegger, S., & Wagner, M. (2011). Sustainable entrepreneurship and sustainability innovation: categories and interactions. Business Strategy and the Environment, 20(4), 222–237.
Shell. (2019). De Nederlandse energietransitie en Shell. April
12.
Shnayder, L., Van Rijnsoever, F. J., & Hekkert, M. P. (2015). Putting Your Money Where Your Mouth Is: Why sustainability reporting based on the triple bottom line can be misleading. PLOS One, 10(3),
1–23.
Tiba, S., van Rijnsoever, F. J., & Hekkert, M. P. (2018). Firms with benefits: A systematic review of responsible entrepreneurship and corporate social responsibility literature. Corporate Social Responsibility and Environmental Management.
Tidd, J., & Bessant, J. (2013).
Managing Innovation: Integrating Technological, Market and Organizational Change. Chichester: John Wiley & Sons.
Van Mossel, A., Van Rijnsoever, F. J., & Hekkert, M. P. M. P. (2018).
Navigators through the storm: A review of organization theories and the behavior of incumbent firms during transitions. Environmental Innovation and Societal Transitions, 26,
44–63.
Wesseling, J. H., Farla, J. C. M., Sperling, D., & Hekkert, M. P.
(2014). Car manufacturers’ changing political strategies on the ZEV mandate. Transportation Research Part D, 33, 196–209.
Zahra, S. A., Gedajlovic, E., Neubaum, D. O., & Shulman, J. M. (2009).
A typology of social entrepreneurs: Motives, search processes and ethical challenges. Journal of Business Venturing, 24(5),
519–532.