Onderwijsvernieuwing
Er is momenteel een levendige discussie over vernieuwing van onderwijs in
economie. De ideeën vliegen alle kanten op. De recente pre-adviezen van de
Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde illustreren dat. Gaan we
naar een pluralisme van benaderingen? Moet er niet ook samenhang en
consistentie zijn? Wat zijn de opties?
Economie was duidelijk. Het ging over optimale keuzen in aanwending van
schaarse middelen: die moeten gaan naar waar het nut het grootst is
(allocatieve efficiëntie). Dat is het best te bereiken via de ‘onzichtbare
hand’ van de markt. Die maakt arbeidsdeling mogelijk, wat productief
efficiënt is, en geeft concurrentie, die efficiëntie verder verhoogt
(productieve efficiëntie), en ook druk tot innovatie (dynamische
efficiëntie). Over dat laatste kun je overigens discussiëren. De druk van
de markt geeft druk tot eigenbelang, en onder die druk kan altruïsme niet
overleven. De kenmerkende methode is deductie op basis van wiskundige
modellen met geabstraheerde veronderstellingen van gedrag. Dat gedrag is
rationeel, anders kun je geen optimum berekenen, en daarvoor moeten
onzekerheden calculeerbaar zijn op basis van waarschijnlijkheden.
Divergentie
Aan al die punten wordt nu gerommeld, maar op verschillende manieren die
moeilijk te verenigen zijn. Kijk naar de pre-adviezen van de KVS. Op zes
punten zijn er twee tegengestelde standpunten.
Sommigen willen minder modellen, met meer realisme, anderen juist niet: de
methodologie van reductie en abstractie vormt de essentie van de economie,
volgens hen. Hier valt nog te praten over een compromis, waar je modellen
gebruikt, maar niet wanneer die in hun abstractie het probleem
wegdefiniëren waar het om gaat.
Sommigen willen meer complexiteit, met aandacht voor instituties,
imperfecties van rationaliteit en van marktwerking, anderen willen juist
meer eenvoud.
Sommigen willen een meer relationeel perspectief van gemeenschappelijk
belang, in samenwerking, dat onder andere vertrouwen vergt. Maar het blijft
onduidelijk waar dan de concurrentie blijft. Voor hoge toegevoegde waarde
en innovatie in samenwerking zijn bovendien specifieke investeringen nodig,
en die vergen een zekere duur van de samenwerking, wat in conflict kan
komen met het ideaal van concurrentie.
Sommigen willen minder macro-economie, anderen juist meer.
Sommigen willen aandacht voor ethische vraagstukken, en de rol van deugden,
onder andere vanwege het relationele in de economie, maar ook uit
overwegingen van rechtvaardigheid, anderen willen juist de economie
waardenvrij houden. Dat kan niet, want de economie berust, grotendeels
impliciet, op een nutsethiek, en die keuze is niet neutraal. Bedoeld wordt
dan kennelijk: behoud van de nutsethiek.
Sommigen willen radicale onzekerheid meenemen, die optreedt in relaties en
innovatie. Wat er kan gebeuren is onbekend, de verzameling van mogelijke
gebeurtenissen, gedrag en gevolgen is open. In termen van speltheorie: de
verzameling van strategieën en de pay-offs bestaat niet vooraf maar
ontstaat als gevolg van de keuzen. In termen van N/K ruimten waar je in
mist of duister naar de hoogste toppen zoekt: het is alsof het betreden van
die ruimte aardbevingen veroorzaakt die onderweg de toppen doet
verschuiven. Al handelend wandelen de waarden. Wat mogelijk is komt
tevoorschijn nadat keuzen en handelen bepaald zijn. Dan kun je vooraf geen
waarschijnlijkheden toekennen, maar dat maakt de rationele keuzen, en
daarmee de logica achter de modellen, problematisch. Dat was al lang
duidelijk in (radicale) innovatie, waardoor beleidsadvies van economen op
dat terrein problematisch was. Het is ook problematisch in relaties van
samenwerking met hun onvoorspelbaarheid van mogelijke acties en reacties.
Je weet van jezelf niet eens hoe je zult reageren.
Wat nu?
Wil de echte ‘nieuwe economie’ opstaan? Of moet er ruimte zijn voor
diversiteit van aanpak? Die is er in feite al, in het veld, met naast
neo-klassieke economie ook gedragseconomie, nieuw-institutionele economie,
evolutionaire economie, en Post-Keynesiaanse economie. Met de eerder
genoemde twee mogelijkheden voor zes punten ontstaan 64 mogelijkheden.
Lijkt wat veel. De kwesties moeten hier en daar toch op een of andere
manier gebundeld om enige samenhang en consistentie te bereiken. Je kunt
bijv. niet het relationele recht doen zonder vertrouwen en radicale
onzekerheid mee te nemen, en dat vergt aandacht voor deugden.
Pluralisme
Wat is er mis met pluralisme? Waarom niet behoud van de oude economie met
haar eigenheden, met wat bijstelling van de agenda. Meer aandacht voor het
milieu bijvoorbeeld. Die oude economie blijft nuttig, afhankelijk van wat
onderzocht wordt. Als voor gebruikers alternatieven redelijk duidelijk en
rationeel te beoordelen en af te wegen zijn, samenwerking minder aan de
orde is, transactiekosten calculeerbaar zijn, en imperfecties van
concurrentie zich minder voordoen of geredresseerd kunnen worden. Sommige
grondstoffen wellicht. Inclusief het zich daar voordoende gevaar van
oligopolie of monopolie. Ik dacht vroeger dat het misschien gold voor
financiële markten, maar dat werd een koude kermis.
Ook in de ontwikkeling van nieuwe economie kunnen alternatieve lijnen
onderzocht worden. Dat is normaal in meer radicale innovatie. Laat er maar
enige concurrentie zijn. Laat studenten stemmen met de voeten. Vroeg of
laat komt er wel weer een ‘dominant design’. Op den duur is het politiek en
maatschappelijk niet wenselijk dat er meerdere perspectieven op dezelfde
terreinen blijven bestaan, zodat debat meer nog dan nu een kippenhok van
tegenstrijdig gekakel oplevert. Maar laat nu verschillende richtingen maar
proberen zich te bewijzen, maar wel met een redelijke mate van interne
coherentie.
Strategisch en operationeel
Over het mogelijk naast elkaar blijven bestaan van oude en nieuwe economie,
op verschillende terreinen, hier een illustratie uit eigen ervaring, bij
Shell in Londen, in de jaren 1970, als projectleider voor het ontwikkelen
van modellen. Het lijkt wat lang geleden maar is denk ik nog relevant.
We maakten gebruik van zg. lineaire (en niet-lineaire) programmering en van
bijv. wachttijdtheorie, voor operationele vraagstukken, zoals het
optimaliseren van raffinaderijen, van allocatie van olie vanuit bronnen
over de gehele wereld, locatie van benzinepompen, en het ontwerp van
laadstations. Niets mis mee.
Voor strategieontwikkeling lag het heel anders. We wilden een methode om
rekening te houden met verschillende mogelijke toekomsten. Dat leidde tot
de ontwikkeling van scenario’s, met verschillende mogelijke omstandigheden,
o.a. van politiek (mogelijke nationalisering van oliebronnen in de
Noordzee, bijvoorb), en daarbij passende strategische alternatieven. We
hadden debat of je aan scenario’s waarschijnlijkheden kon toekennen, om
strategie te optimaliseren over scenario’s heen. De conclusie was dat het
niet kan. Je kent niet de verzameling van alle mogelijke toekomsten.
Wat wel kon was kijken welke strategieën robuust waren, d.w.z. redelijke
uitkomsten gaven, over scenario’s heen. Robuustheid was belangrijker dan
optimaliteit. Maar binnen strategieën werd geoptimaliseerd (in allocatie
van middelen), en optimalisatie werd ingebed in simulatie. Die ervaring
heeft mijn denken over economie getekend.
Samenhang
Meer aandacht voor het relationele in de economie is hoog nodig. Daar kan
een samenhangend geheel ontstaan, van ‘relationele economie’, met
samenwerking naast concurrentie, ethiek (deugden), vertrouwen, radicale
onzekerheid. Soms meer complexe modellen, en diverse methoden (simulatie
van processen, ‘agent-based’ simulatie van interactie in gedrag,
longitudinale case studies, scenario analyse). Die heeft mijn voorkeur.
Het project voor nieuwe economie met Lans Bovenberg c.s., gesponsord door
de Goldschmeding foundation, komt er bij in de buurt, hoewel het me daar
niet duidelijk wordt hoe in het relationele, met alom ‘win-win situaties’,
er nog concurrentie is.
Het gaat overigens niet alleen om relaties van samenwerking en/of
concurrentie. Op macro-niveau is aandacht voor de gevolgen van
mondialisering voor rechtvaardigheid en politiek (zie het populisme) van
groot belang, en dat gaat m.i. niet lukken zonder ethiek en deugden
expliciet in de analyse te betrekken. Ontduiking van regels en belasting
door grote bedrijven is niet alleen een economisch maar ook een moreel en
politiek probleem. Ik zie niet goed hoe dat in de oude zogenaamd
‘waardenloze’ economie meegenomen kan worden.
Elementen van evolutionaire, institutionele, en post-Keynesiaanse economie
kunnen wellicht ingebouwd worden. Als optimalisatie niet mogelijk is, is
het misschien nuttig om evolutionaire processen in de economie in kaart te
brengen. De incorporatie is nodig van de radicale onzekerheid uit de
post-Keynesiaanse economie.