Het economische verhaal
"Kijk maar uit, economie is een flink wiskundig vak," is me wel eens
gewaarschuwd toen ik liet doorschemeren geïnteresseerd te zijn in economie.
Waarschijnlijk dacht de waarschuwer dat filosofen wars zijn van wiskunde.
Dat is niet per se zo. Er zijn zat filosofen die ook wiskundige zijn, en
andersom. Verder vind ik het wel meevallen met die wiskunde. Ik denk dat
wiskundigen de zogenaamde wiskunde van de economie niet eens wiskunde
zouden noemen. Meer iets als rekenen, of algebra. Ik heb alleen maar
bachelor-vakken gedaan, misschien dat het daar aan ligt, maar ik ben geen
partiële differentiaalvergelijking tegengekomen, noch tensorrekening of
groepentheorie. Niet dat ik dát leuk had gevonden.
De waarschuwing was misschien een beetje misplaatst, maar hij illustreert
een interessant aspect van het vakgebied: namelijk dat er meer wiskunde in
zit dan dat velen denken. Zelf heb ik de wiskunde genegeerd waar het kon en
gebruikt waar het moest. Ik was niet geïnteresseerd in wiskunde; ik was
geïnteresseerd in economie. Voor mij is economie vooral een verhalend vakgebied, een vakgebied met verhelderende parabels, die
verder gepreciseerd kunnen worden middels wiskunde.
Precisie
Het is wel logisch dat er veel wiskunde gebruikt wordt in zo'n vakgebied.
Wiskunde is preciezer dan taal. Bovendien kun je sommige fenomenen
makkelijker in wiskunde vatten. De uitspraak: "Als auto's duurder worden,
dan gaan mensen vaker een fiets kopen in plaats van een auto," is
vermoedelijk waar. Maar de volgende uitspraak is dat ook: "Als auto's
duurder worden, dan zijn er mensen die geen geld meer hebben voor een
fiets." Wat je in de taal moet doen met dit soort elkaar, min of meer,
tegensprekende zinnen is lastig. Maar in de wiskunde is het makkelijk: daar
tel je de boel gewoon op.
Een kwestie van maat houden
Ik vraag me wel af hoeveel wiskunde de economische wetenschappen
nodig hebben. Deze vraag heeft in de natuurkunde eerder gespeeld. Zo'n
honderd jaar geleden. Einstein zelf had het niet zo op wiskunde. Hij had
vooral een goede fysische intuïtie en had anderen om die te
"verwiskundigen". (Ik heb begrepen dat net zoiets gold voor Keynes.) Toen
wat later in de Einsteins carrière de quantummechanica opkwam, met zijn
hele wiskundige apparaat, had Einstein het over een "epidemie van
wiskundigen, die de theoretici ontdoen van hun gezonde verstand". En zijn
Nederlandse vriend en collega Paul Ehrenfest had het over "een vreselijke
wiskundige plaag die de complete theoretische natuurkunde overspoelt".
Hoewel ik zeker de grote voordelen van wiskunde wel zie, kan ik me ook iets
bij hun beklag voorstellen.
Theorie en experiment
Ik heb collega's die zich met quantummechanica bezighouden en het is
interessant om met ze te praten. Ze komen in twee smaken: theoretici en
experimentatoren. Niet ver van mijn kantoor aan de universiteit zit een
experimenteel fysicus die proeven doet in de quantummechanica. "Wat
betekenen die experimenten van jou eigenlijk?" Heb ik wel eens aan hem
gevraagd. "Wat probeer je er precies mee aan te tonen?"
"Dat weet ik eerlijk gezegd niet," was zijn eerlijke antwoord. "Ik krijg
onderzoeksvragen van theoretici. Rudimentaire ontwerpen van experimenten in
de trant van 'Kun je uitzoeken of dit en dit gebeurt onder die en die
condities?' En dan ontwerp ik een experiment dat zo goed mogelijk dát
bepaalt – dat is erg lastig! Bovendien voer ik dat experiment ook nog eens
uit. Daar gaan vaak maanden overheen. En ten slotte presenteer ik de
resultaten. Maar meer moet je me niet vragen. Ik ben geen theoreticus."
Allicht dat ik diezelfde vraag gesteld heb aan zo'n theoreticus: "Wat
probeer je eigenlijk aan te tonen in die experimenten waartoe je opdracht
geeft? Wat betekenen ze?" "Dat kan ik niet uitleggen," was wederom het
eerlijke antwoord. "Het zijn experimenten die voortvloeien uit wiskunde. De
wiskunde achter de quantummechanica doet bepaalde voorspellingen, en die
voorspellingen laat ik toetsen. Maar verder heb ik geen woorden tot mijn
beschikking die uitdrukken hoe het in elkaar zit. Ik durf zelf niet eens te
zeggen of ik begrijp wat ik doe. Ik doe wiskunde. En blijkbaar past deze
wiskunde bijzonder goed bij hoe de natuur zich gedraagt en kun je er
waanzinnig nauwkeurige voorspellingen mee doen. Maar of ik het begrijp?"
Lastig! Zonder wiskunde zou de quantummechanica niet eens bestaan; maar die
wiskunde is aan de andere kant weer zo goed als onbegrijpbaar. Wat te doen?
Je blind staren op de wiskunde? Of toch ook proberen daar omheen verhalen
te maken die gevoel geven voor de materie; verhalen die helpen te
begrijpen?
Wanneer biedt wiskunde inzicht?
In een lezing die via YouTube wel te vinden is doet de beroemde
natuurkundige Richard Feynman (Nobelprijswinnaar met de bijnaam "The great explainer") een mooie suggestie voor het dilemma:
"Wiskunde is een geweldig apparaat waarmee we ongelooflijk precies kunnen
voorspellen. Maar op zichzelf verschaft die wiskunde nauwelijks inzicht.
Wiskundige uitdrukkingen zijn abstracte, lege symbolen zonder enige
betekenis van zichzelf. Er zijn wetenschappers die vinden dat je je als
wetenschapper moet beperken tot de zakelijkheid van de wiskunde en verder
geen verhalen moet vertellen. Die verhalen zijn immers altijd minder waar
of minder krachtig dan de wiskunde, maar daar ben ik het niet mee eens.
Want zo'n verhaal geeft weer aanleiding tot andere verhalen en andere
inzichten. Aan een verhaal kun je sleutelen. Er zijn er maar weinig die
puur op basis van wiskundige intuïtie op nieuwe, betere ideeën komen. En
dus zijn er verhalen rondom de wiskunde nodig."
Wiskunde alleen als het nodig is
Een boeiende en wijze les, en ik heb de indruk dat het in de biologie
ongeveer zo werkt. Net als de natuurkunde een exacte wetenschap, maar in
lesboeken biologie staat minder wiskunde dan in de economische lesboeken.
De kroon op het werk van de biologie is toch de evolutietheorie. En daar
bestaat een puur wiskundige beschrijving van. Een compacte vergelijking met
maar een paar symbolen die de evolutietheorie "bevat". Bijzonder elegant:
de zogenaamde "Price equation". Hoewel mijn vrouw bioloog is; ik
doceer aan biologen; en ik recentelijk zelfs een half jaar op een
biologisch veldstation heb gewoond, ben ik nog nooit een bioloog
tegengekomen die de Price equation kent. Die hebben ze namelijk
niet nodig. Biologen begrijpen de evolutietheorie als een verhaal. Een zeer
kort, precies en helder verhaal. Biologen gebruiken heus wel wiskunde. Maar
niet als het niet nodig is.
Het verhaal in de economie
Ik weet niet precies hoe de economie zich verhoudt tot vakgebieden als
biologie en natuurkunde. In sommige takken van de natuurkunde is wiskunde
leidend. Daar worden nieuwe inzichten gemaakt door louter met wiskunde te
sleutelen. Maar zelfs daar zijn, zoals Richard Feynman suggereert, verhalen
nodig om die wiskunde heen. In de meeste onderdelen van de natuurkunde is
wiskunde volgend, en begint de wetenschap met een fysische intuïtie. In de
biologie prevaleert het begrijpbare verhaal sowieso boven de wiskunde.
Als je het mij op de man af zou vragen, dan zou ik denken dat economie toch
het meeste heeft van biologie. Maar zelfs als economie meer op natuurkunde
lijkt, dan nog steeds lijkt me dat het verhaal in bijna alle gevallen
leidend moet zijn. En dat die wiskunde slechts nodig is, daar waar verhalen
tekort schieten.
Te citeren als
Bas Haring, “Mijn economiemuseum: de taal van economen”,
Me Judice,
31 mei 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Spock on the Bridge’ van Kevin Trotman (CC BY-NC-ND 2.0).