Kluseconomie
Een online platform koppelt een grote groep vragers aan een grote groep
aanbieders met behulp van data, algoritmes en reviews (Kenney and
Zysman 2016). Steeds vaker zijn de aanbieders op platformen niet alleen
professionele partijen, maar ook particulieren die als freelancers
bijverdienen. Voorbeelden zijn Uber voor taxidiensten, Helpling voor
schoonmaakdiensten, Werkspot voor klussen in huis, en Foodora, Deliveroo en
UberEATS voor maaltijdbezorgingen. Dit fenomeen wordt ook wel aangeduid met
de Engelse term “gig economy”, vertaald als “kluseconomie” (Frenken et al.
2017). TNO (2016) rapporteerde vorig jaar dat dat 1 op de 20 volwassenen
maandelijks geld verdient via een platform (waaronder klusplatformen
Werkspot, Helpling en Uber, maar ook deelplatform Airbnb en
tweedehandsplatform Marktplaats). Een vijfde van deze platformwerkers
verdient meer dan de helft van het inkomen via platformen.
Juridisch status platformwerker
Een specifiek vraagstuk in de platformeconomie is de juridische status van
de werker ten opzichte van het platform. Die status is momenteel
onduidelijk omdat werkers weliswaar freelancen, maar ook een
afhankelijkheidsrelatie hebben met het platform. Zo bepaalt het platform
doorgaans de prijs voor een klus en wijst het soms ook de klussen toe aan
werkers via een (geheim) platformalgoritme. Ook wordt de kwaliteit van de
geleverde dienst beoordeeld via reviews en ratings van
klanten, en kan het platform een werker de toegang tot het platform
ontzeggen (bijvoorbeeld vanwege slechte reviews die de reputatie van het
platform aantasten). Om al die redenen zou een platformwerker juridisch als
werknemer kunnen worden gezien en het platform waarvoor hij/zij werkt als
werkgever/uitzendbureau. Tegelijkertijd kunnen platformwerkers ook als
freelancers c.q. zzp-ers worden gezien. Zij bepalen immers zelf hun
werktijden en de klussen die ze aannemen, en mogen zij voor meerdere
platformen tegelijk werken (multi-homing). De juridische status
van de platformwerker is dus onduidelijk.
Nu platformen in steeds meer sectoren beginnen door te dringen, en hun
populariteit blijft stijgen, is er een roep van de politiek en de vakbonden
om de positie van platformwerkers te verduidelijken. Er zijn (minstens)
vijf varianten denkbaar:
-
Een eerst variant zou zijn om platformwerkers als werknemers aan te merken.
- Omgekeerd zouden platformwerkers als freelancers kunnen
worden gezien.
- Men zou ook een nieuwe tussencategorie kunnen
introduceren, die freelancers een aantal sociale rechten geeft, die
werknemers nu al wel hebben.
- Men zou de mededingingswet zo kunnen aanpassen dat freelancers collectief mogen onderhandelen met platformen,
bijvoorbeeld ten aanzien van minimumtarieven en arbeidsomstandigheden (Lao
2017).
- Men kan het uurtarief laten bepalen of
er daadwerkelijk sprake is van werknemersstatus. Zo wordt in het
regeerakkoord het voorstel gedaan om, bij een tarief lager dan 125% van het
minimumloon en voor een werkperiode van 3 maanden, een freelancer
automatisch aan te merken als een werknemer.
Voors en tegens
Om de varianten te kunnen vergelijken, dienen de belangen van werknemers,
platformen en consumenten gewogen te worden. Geen van deze varianten lijkt
alle belangen goed te behartigen. Variant 1 is vooral
gunstig voor platformwerkers in termen van doorbetaling bij ziekte en
vakantie, ontslagbescherming, bescherming tegen discriminatie en
intimidatie, en een gegarandeerd inkomen. Voor consumenten zou deze variant
echter slecht kunnen uitvallen, omdat de flexibiliteit van de
dienstverlening en de kracht van reviews mogelijk afneemt, en prijzen
zullen stijgen. Omgekeerd lijkt variant 2 wel het
consumentenbelang te dienen, maar niet het werkersbelang. Werk en inkomen
worden onzeker, en vele zullen ook geen verzekeringen afsluiten. Wel kan
deze variant gunstig zijn voor werkers die slechts incidenteel hun diensten
willen aanbieden om hun hoofdinkomen aan te vullen.
De overige drie varianten zijn alle tussenoplossingen, en kunnen als een
compromis worden beschouwd tussen werknemer, platform en
consumentenbelangen. Variant 3 geeft freelancers een
aantal extra sociale rechten, maar kan als (onbedoeld) gevolg hebben dat
sommige mensen die nu een werknemersstatus hebben, in de loop van de tijd
ongewild in de tussencategorie komen te vallen. Daarnaast brengt een
systeem met drie in plaats van twee categorieën vanzelf meer grensgevallen
met zich mee, met alle juridische onzekerheden voor werkers en platformen
van dien. Variant 4 probeert ook een compromis te
bewerkstelligen, maar laat de precieze invulling over aan het vrije spel
van collectieve actie en onderhandeling. Het voordeel hiervan is dat het
oorspronkelijke flexibele businessmodel van platformen niet per se
aangepast hoeft te worden. Nadeel is wel dat ook in dit geval een vorm van
categorisering nodig is, omdat men vanuit mededingingsoogpunt enkel de
kwetsbare freelancers het recht zou willen geven om collectief te
onderhandelen. In variant 5 wordt op een meer pragmatische
manier een onderscheid gemaakt tussen werknemer en freelancer. Toch zou ook
deze maatregel in de praktijk lastig te hanteren kunnen zijn wanneer
platformen gebruik maken van prijzen die fluctueren onder invloed van de
krachten van vraag en aanbod (zoals Uber) of wanneer de definitie van
werktijd zo wordt gedraaid dat platformwerkers per uur wel veel verdienen,
maar de facto veel meer uren maken.
Reflectie
Hoe snel zou de politiek in actie moeten komen? De aanhoudende
onduidelijkheid lijkt noch in het belang van werkers, noch in het belang
van platformen. Toch is er ook een gevaar van te snelle besluitvorming.
Juridisch en sociaalwetenschappelijk onderzoek naar platformen en hun
werkers is schaars. Er is dus op dit moment een vrij smalle kennisbasis
waarop beleid kan worden gebaseerd. Daarnaast kunnen snelle technologische
ontwikkelingen zoals blockchain en smart contracts weer
voor nieuwe problemen, én voor nieuwe oplossingen, zorgen in de nabije
toekomst. Toekomstige innovaties kunnen de precieze afhankelijkheid in de
relatie tussen platform en werkenden weer veranderen, en zouden ook de
handhaving van bestaande regels en belastingverplichtingen kunnen verbeteren.
Tegen deze achtergrond zou men op korte termijn oplossingen kunnen
zoeken binnen de bestaande wet- en regelgeving. Zo zijn er al mogelijkheden
om freelancers bepaalde vormen van bescherming te bieden die werknemers al
genieten (Van Slooten 2017). Tegelijkertijd bieden de huidige regels al de
nodige flexibiliteit voor de bedrijfsvoering van een platform mét
werknemers, bijvoorbeeld via de inzet van uitzendkrachten of het hanteren
van nulurencontracten. Toch moet er ook meer fundamenteel nagedacht
worden over nieuwe wet- en regelgeving op lange termijn. Hiertoe
is het van belang een interdisciplinair perspectief te hanteren (economisch,
juridisch, sociologisch, technisch) en alle relevante actoren hierbij te
betrekken (werkers, platformen, vakbonden, overheid, advocatenkantoren,
verzekeraars, universiteiten). Ook zou een internationaal vergelijkend
onderzoek extra inzichten kunnen opleveren, omdat klusplatformen in
nagenoeg alle landen met een opmars bezig zijn. Aan de hand van een
dergelijke vergelijking kan bezien worden welke oplossingen mogelijk zijn
en wat bekend is ten aanzien van de effecten van elke oplossingsvariant op
werkers, platformen en consumenten.
* Dit artikel is een samenvatting van een Position Paper geschreven ten
behoeve een Ronde Tafelgesprek “Werk in de Platformeconomie” van de Vaste
Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer, dat
plaatsvindt op 16 november.
Referenties:
Frenken, K., Van Waes, A., Smink, M., Van Est, R. (2017)
Eerlijk Delen. Publieke belangen in de deeleconomie en kluseconomie
.
Den Haag: Rathenau Instituut.
Kenney, M. Zysman, J. (2016)
The Rise of the Platform Economy
. Issues in Science and Technology 32, no. 3, online journal.
Lao, M. (2017)
Workers in the 'Gig' Economy: The Case for Extending the Antitrust
Labor Exemption to Them
(June 12, 2017). UC Davis Law Review, nog te verschijnen.
TNO (2016)
Nederlandse platformeconomie groter dan gedacht
. Den Haag: TNO.
Van Slooten, J. (2017)
‘Tussencategorie’ voor zelfstandigen bestaat al in Nederlandse
arbeidsrecht
. Het Financieele Dagblad, 4 augustus, p. 9.
Te citeren als
Koen Frenken, “Hoe kan de onduidelijke status van platformwerkers verhelderd worden?”,
Me Judice,
13 november 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Deliveroo’ van TaylorHerring (CC BY-NC-ND 2.0).