Generatiepact
Sinds 2014 is het generatiepact in opkomst binnen organisaties: een
arbeidsregeling die het mogelijk maakt voor oudere werknemers om
geleidelijk, met behoud van pensioenrechten, terug te treden waarbij de
vrijgekomen uren gebruikt kunnen worden om jongere werknemers een kans te
geven om aan de slag te gaan. Zoals de FNV het generatiepact bondig
aanprijst op hun site: “Als oudere ga je minder uren werken en haal je gezond je pensioen, als
jongere krijg je eerder een (vaste) baan.” Het is een plan met goedbedoelde
intenties dat van grote waarde zou kunnen zijn in een land waar de
AOW-leeftijd gestaag stijgt en waar langer doorwerken het parool is, maar
waar werknemers in zware beroepen of zij die niet meer meekomen enige
verlichting van hun werk kunnen krijgen. Het is een beleidsinstrument dat
geen algemeen geldend recht is maar een mogelijkheid die binnen cao’s
geboden wordt. Soms is het deels een recht, deels moet er op basis van
vrijwilligheid overeenstemming zijn tussen werkgever en werknemer.
[1]
Vooral van werkgeverskant zijn er principiële bezwaren tegen het verheffen
van deelname aan een generatiepact tot een recht. Zo zou de
werkgeversorganisatie AWVN
graag zien dat er altijd 'dubbele vrijwilligheid’ aan luxe vormen van generatiepactregelingen ten
grondslag ligt of dat de generatieregeling minder luxe wordt vormgegeven.
In dit
artikel nemen we de belangstelling van werknemers voor deelname aan een
generatiepact onder de loep en houden we een van de belangrijkste
kernpunten van het generatiepact tegen het licht: het bieden van
verlichting voor oudere werknemers die moeite hebben om langer door te
werken. De algemene verwachting is dat een dergelijke regeling vooral bij
kwetsbare groepen – zwaar werk, laag inkomen, ontevreden met werk, belast met mantelzorg – kan helpen en daarmee zal de belangstelling
juist onder deze groep groter zijn dan onder werknemers die hier niet mee
te maken hebben. [2]
Maar hoe zit het generatiepact precies in elkaar?
Het generatiepact is een naam voor maatregelen die tot doel hebben dat
oudere werknemers langer gezond kunnen doorwerken en meer jongeren een kans
krijgen en zicht op een vaste baan. Leeftijdsgrenzen variëren wat ‘oud’ en
‘jong’ is; FNV legt de grens bij 57 jaar en ouder voor ‘oud’ en 35 jaar en
jonger voor ‘jong’. Het pact tussen jong en oud is geïnspireerd door zowel
de vergrijzing als de recente crisis. De AOW-leeftijd is gestaag gestegen
vanaf 2013 en vanaf 2021 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de
levensverwachting. Langer doorwerken is welhaast voor iedereen geboden.
Daarnaast lag op het moment van introductie van het generatiepact de jeugdwerkloosheid nog op een
relatief hoog niveau en los van de crisis is de arbeidsmarkt sterk
geflexibiliseerd waardoor het verkrijgen van een vast contract als jongere
voorbehouden is aan een minderheid. Het mes van het generatiepact zou in
principe aan twee kanten moeten snijden: voor oudere werknemers biedt het
de mogelijkheid om tegen gunstige voorwaarden beperkt terug te treden en
een goede privé-werkbalans te bereiken, jongere werknemers krijgen sneller
een vaste baan. Voor werkgevers biedt het de mogelijkheid om oudere
werknemers duurzaam in te zetten, die anders door hun verlengde carrière
dreigen uit te vallen door ziekte of arbeidsongeschiktheid. Hun kennis
blijft daardoor behouden en kan worden doorgegeven aan jongere generaties.
En voor sommige sectoren die sterk vergrijsd zijn (zoals onderwijs of
rijksoverheid) biedt het de mogelijkheid om de leeftijdsstructuur van een
organisatie te verjongen.
De generatieregelingen zijn weliswaar niet uniform maar ze zijn wel gebonden aan regels van de fiscus. Om binnen een ouderenregeling 100% pensioen op te kunnen bouwen moet er minimaal 50% gewerkt blijven worden.Daarnaast staat de Belastingdienst alleen generatiepactregelingen toe die een ingangsleeftijd van minder dan 10 jaar vóór de pensioenrekenleeftijd kennen. Indien zo'n regeling een ingangsleeftijd die meer dan 10 jaar ligt voor de pensioenrekenleeftijd dan is er sprake van een zogenaamde Regeling Vervroegde Uittreding (RVU). En op dat moment is de belastingdienst bevoegd om een naheffing (boete) van 52% op te leggen. Omdat de AOW-leeftijd gekoppeld is aan de levensverwachting zal derhalve ook de beginleeftijd van generatiepactregelingen opschuiven.
Maar hoe profiteren jongeren van deze regeling? De uren die vrijkomen – oudere werknemers gaan immers korter werken –
vloeien naar de jongeren binnen een organisatie. Het ingeleverde loon van
de oudere werknemer biedt in principe de ruimte om jongeren aan te stellen.
De reden dat dit voor een werkgever een haalbare optie is heeft te maken
met het feit dat jongere werknemers doorgaans een lager loon hebben dan de
oudere werknemer, die vaak aan het einde van zijn loonschaal zit.
Om het
generatiepact mogelijk en bereikbaar te maken voor werknemers met een laag
inkomen zou het inkomen volgens de FNV
eventueel aangevuld kunnen worden met een deeltijdpensioen. Minister Asscher maakte het in 2017 mogelijk om tegelijk deel te nemen aan een generatiepactregeling en het opnemen van een vroegpensioen. De regeling
wordt afgesproken in een cao en verschilt per sector of organisatie. Een
veel gebruikte variant om het oudere werknemers de mogelijkheid te bieden
om geleidelijk terug te treden is de 80/90/100-regeling: een werknemer
werkt dan nog maar 80% van zijn/haar tijd, krijgt 90% van zijn/haar loon en
bouwt 100% pensioen op.
Wie wil deelnemen aan een generatiepactregeling?
Om beter zicht te krijgen op de interesse van werknemers in het
generatiepact heeft het NIDI via het LISS-panel van CentERdata in december
2018 een onderzoek uitgevoerd onder oudere werknemers (40-60 jaar) die
weliswaar nog niet tot de primaire doelgroep behoren die gebruik kan maken
van een dergelijke regeling, maar wel een intentie kan uitspreken of men
van een dergelijke regeling gebruik zal maken. We gingen na in welke mate
men gebruik zou willen maken van het generatiepact en voor welke
categorieën oudere werknemers het generatiepact een uitkomst biedt. Om
zicht te bieden op factoren die van invloed kunnen zijn op de intentie en
keuze van generatiepactregeling is onze vragenlijst tevens gekoppeld aan de
LISS-module over werk en scholing, uitgevoerd in april 2018.
Deelname
De eerste vraag was of men interesse had om deel te nemen in deze
regelingen. We legden twee aselect samengestelde groepen werknemers de twee
meest bekende vormen van het generatiepact voor. De royale versie betreft
de regeling waarbij de helft van de ingeleverde werktijd wordt doorbetaald.
De beperkte versie betreft een regeling waarbij 25% van de werktijd wordt
doorbetaald. In beide gevallen blijft de pensioenopbouw onaangetast. De
uitkomst toont dat ongeveer 62 procent van de ondervraagde werknemers
aangeeft (zeer) waarschijnlijk deel te nemen aan een dergelijke regeling
bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Dit percentage verschilt niet
voor de royale of de beperkte variant. Ook bestaat er bij ondervraagden die
dicht tegen hun zestigste aanzitten niet meer belangstelling dan bij
werknemers onder de 50 jaar. Een belangrijke vraag is of de zwaarte van het
werk samenhangt interesse in deelname aan een generatiepact.
Figuur 1: Potentiële vraag naar generatiepactregeling onder oudere
werknemers (40-60 jaar) naar zwaarte werk (fysiek en psychisch)
Bron: NIDI (2018). De vraag waarop deze uitkomst is gebaseerd luidde: “Zou
u – als u 60 jaar oud bent – gebruik maken van een generatiepactregeling?”
met antwoordcategorieën (1) zeer waarschijnlijk, (2) waarschijnlijk, (3)
Misschien, (4) waarschijnlijk niet, (5) zeer waarschijnlijk niet. De
zwaarte van het werk is gevraagd middels de vraag: Is uw werk lichamelijk
zwaar? Is uw werk stressvol? Met vier antwoordcategorieën: (1) Niet
zwaar/stressvol; (2) Een beetje zwaar/stressvol; (3) Best zwaar/stressvol;
(4) Erg zwaar/stressvol.
Figuur 1 werpt enig licht op deze vraag. De belangstelling is niet groter
onder werknemers die stressvol of zwaar werk verrichten dan onder oudere
werknemers die dat niet hebben. Dit is een opmerkelijke bevinding. Het
generatiepact genereert dus niet juist bij die groep werknemers
belangstelling voor wie de werkbelasting het hoogst is. Dit roept de vraag
op welke andere factoren onderscheidend werken bij de verklaring van de
belangstelling voor deelname aan generatiepactregelingen.
Ongeveer 62 procent van de ondervraagde werknemers geeft aan (zeer) waarschijnlijk deel te nemen aan een generatiepactregeling.
Om dit nader te
onderzoeken hebben een multipele regressieanalyse (zie bijlage) uitgevoerd,
met sociaaleconomische kenmerken van werknemers en verschillende
(structurele) werkkenmerken als voorspellende variabelen. De
sociaaleconomische achtergrond is gemeten met de factoren leeftijd,
geslacht, opleiding, en netto vermogenspositie. Als werkkenmerken is
gekeken naar tevredenheid met het werk (inkomen, werktijden, sfeer,
loopbaan) dan wel de vraag of kennis en vaardigheden aansluiten bij het
werk dat men verricht. Tot slot is ook nagegaan of het geven van mantelzorg
aan naasten interesse aan het generatiepact vergroot. De resultaten tonen
dat de belangstelling voor deelname aan het generatiepact niet gerelateerd
is aan werkkenmerken. Met andere woorden, of men nu zwaar of niet zwaar
werk verricht, lol of geen lol in het werk heeft en wel of geen mantelzorg
verleent, de interesse wordt er niet meer of minder om.
Figuur 2:
Potentiële vraag naar generatiepactregeling onder oudere werknemers
(40-60 jaar) naar netto-vermogenspositie
Bron: NIDI (2018). De vraag waarop deze uitkomst is gebaseerd luidde: “Zou
u – als u 60 jaar oud bent – gebruik maken van een generatiepactregeling?”
In het licht van de intenties van het generatiepact is dat op z’n minst
verrassend te noemen. De enige factor die die een duidelijke samenhang
vertoont is de netto vermogenspositie van het huishouden: hoe hoger het
vermogen hoe groter de interesse om deel te nemen aan het generatiepact.
Figuur 2 laat duidelijk zien hoe de vraag varieert naar de netto
vermogenspositie. Vooral bij de zeer vermogenden is de belangstelling groot
en concreet: 73 procent zegt dat men zeer waarschijnlijk gebruik zal maken
van deze regeling.
Keuze tussen 1 of 2 dagen minder werken
De voorgaande vraag die de belangstelling peilde was zeer algemeen, de
vervolgvraag waar wij geïnteresseerd zijn is welk pakket men kiest. Het
generatiepact biedt over het algemeen voltijds werknemers de mogelijkheid
om een of twee dagen minder te gaan werken. De inkomensachteruitgang wordt
naar evenredigheid bijgesteld.
Om te zien hoe gevoelig men is voor financiële prikkels in de
vormgeving van generatiepact hebben wij de groep werknemers op aselecte
wijze in twee groepen verdeeld, waarbij een groep de royalere versie
voorgeschoteld kreeg, terwijl de andere groep de versie te zien kreeg
waarbij men wat meer loon moest inleveren bij gebruik van de een
regeling.
In tabel 1 hebben we de verdeling van keuzes naar de twee opties voor de
beperkte en royale regeling naast elkaar gezet voor werknemers die hadden
aangegeven dat zij waarschijnlijk gebruik gaan maken van de
generatiepactregeling. Uit de cijfers blijkt duidelijk dat de prijs van de
regeling effect heeft: met de royale versie gaat de meerderheid 2 dagen
minder werken, en met de beperkte versie zal de meerderheid van de
werknemers voor één dag kiezen.
Tabel 1: Welke optie kiezen werknemers met belangstelling voor
generatiepact als men voor de keuze staat
Opties |
Experiment met twee versies van het generatiepact: |
|
Royale versiea |
Beperkte versieb |
Optie 1: Een dag minder werken |
36% |
55% |
Optie 2: Twee dagen minder werken |
64% |
45% |
|
100% |
100% |
(a)
De royale versie betreft de regeling optie 1 80/90/100 versus optie 2:
60/80/100; en (b) de beperkte versie betreft optie 1: 80/85/100 versus
optie 2: 60/70/100.
Bron: NIDI (2018).
Nadere analyse leert dat zowel bij de royale als bij de beperkte regeling
de rol van het vermogen een sterke rol speelt bij de keuze voor een of twee
dagen minder werken. Waar de vermogenden in hoofdzaak voor twee dagen
terugtreden kiezen, kiezen de min- of kleinvermogenden zich hoofdzakelijk
beperken tot de optie van één dag minder werken.
[3]
Conclusie en discussie
Het Generatiepact is een regeling die twee vliegen in één klap wil slaan:
een duurzame inzet van oudere werknemers en een verjonging van de
organisatie door jongeren meer kans op een baan te geven. Vooral nu de
AOW-leeftijd gekoppeld wordt aan de levensverwachting lijkt een dergelijke
regeling op zijn plaats omdat het werknemers die beperkte middelen hebben
of in zware beroepen werkzaam zijn de mogelijkheid hebben om gefaseerd uit
te treden.
De cijfers en berekeningen in dit artikel geven de indruk dat de
generatiepactregeling – in weerwil van de intentie dat het om een vorm van
solidariteit tussen jong en oud gaat – de facto neerkomt op een regeling
die werknemers de mogelijkheid biedt om gefaseerd vervroegd uit te treden
met behoud van pensioenopbouw. Het feit dat belangstelling en keuzes voor
generatiepactregelingen niet gerelateerd zijn aan wezenlijke karakteristieken
van werknemers waarvoor deze regeling een uitkomst zou kunnen zijn, zou op
z’n minst twijfel moeten genereren dat deze regeling zijn doel – duurzame
inzetbaarheid van ouderen en kansen voor jongeren – gaat bereiken. De grote
belangstelling voor deelname aan generatiepactregelingen, die blijkt uit onze peiling, lijkt moeilijk te herleiden tot overbelasting in het werk of onvrede met
het werk. Het lijkt meer een welkome mogelijkheid om de werk/privébalans te
herzien, waarbij men zich kan afvragen of dit probleem ook niet met de
bestaande HR-instrumenten binnen bedrijven kan worden behandeld. Daarnaast
kan men zijn vraagtekens plaatsen bij de herbezetting door jongeren.
Kleinere gemeenten hebben hier meer moeite mee en de financieringsproblemen
om het pact in de praktijk budgetneutraal te laten plaatsvinden kan een
moeizame affaire zijn. De gemeente Eindhoven moet bijvoorbeeld tot 2024 het
tekort bijpassen uit algemene middelen in de verwachting dat op termijn de
regeling wel geld gaat opleveren (Binnenlands bestuur, 11 februari 2019).
Uiteraard moeten deze uitkomsten voorzichtig worden geïnterpreteerd omdat
het gaat over intenties onder oudere werknemers – hoe het gebruik van het
generatiepact daadwerkelijk uitpakt is nog een open vraag.
Ervaringsgegevens over gebruik, laat staan over effectiviteit, zijn tot nu
toe helaas schaars. Uit een onderzoek van FNV (april 2018) onder werknemers
van 60 jaar en ouder, die onder de cao Metaal & Techniek vallen, komt
naar voren dat de oudere deelnemers die er gebruik van maken tevreden zijn
over dit initiatief en het idee hebben dat zij een betere balans tussen
privé en werk ervaren alsmede verwachten dat zij langer kunnen doorwerken
dan voorheen. Een nadeel van dit soort kleine onderzoeken is dat men weinig
verneemt over de motieven van deelnemers en men de mogelijkheid nooit moet
uitsluiten dat werknemers wenselijke antwoorden geven waarom men voor deze
regeling heeft gekozen. De blik van werkgevers zou dit soort peilingen wat
meer diepgang bieden.
De bedenkers van het generatiepact zullen ongetwijfeld met de beste bedoelingen het plan hebben ontworpen, maar zo’n plan gaat pas werken als werkgevers en werknemers zich scharen achter een oplossing.
In een onderzoek van A+O fonds Gemeenten (2018) onder gemeenten, waar het generatiepact als eerste is ingevoerd, ondervroeg men
niet alleen werknemers maar ook HR-adviseurs als leidinggevenden. En uit dit onderzoek komt een veel minder positief beeld naar voren. De werknemers - vooralsnog alleen de ouderen die hiervoor in aanmerking komen en die er
gebruik van maken - zijn uiteraard buitengewoon positief. En op het punt van
het brede begrip ‘duurzame inzetbaarheid’ van oudere werknemers zijn
HR-adviseurs en leidinggevenden ook positief, maar over concretere zaken
zoals vermindering werkdruk, kostenbesparing of doeleinden zoals
herbezetting jongeren of het bereiken van een evenwichtige leeftijdsopbouw
zijn leidinggevenden ronduit pessimistisch. Her en der klinken al geluiden
om het Generatiepact te verlaten en de Gemeente Den Haag ziet meer in een
‘Vitaliteitspact’ dat meer gericht is op het bieden van verlichting voor
oudere werknemers in zware beroepen (Binnenlands Bestuur, 26 maart 2018). Werkgeversorganisatie AWVN vindt dat de prijs van dit instrument –
minder werken met volledige pensioenopbouw – wel erg hoog is. De bedenkers van het generatiepact zullen ongetwijfeld met de beste bedoelingen het plan
hebben ontworpen, maar zo’n plan gaat pas werken als beide partijen –
werkgevers en werknemers – zich scharen achter een oplossing. Het kan daarom geen kwaad kritisch dit pact tussen jong en oud te volgen. De geschiedenis kent immers genoeg mislukte plannen om jongeren te helpen door ouderen vervroegd te laten uittreden (Kalwij et al. 2010, Kapteyn et al. 2010).
Noot: dit artikel is mogelijk gemaakt door financiering van het
Instituut Gak.
Voetnoten:
[1] Zo is er binnen het principeakkoord voor de Metalelektro voor 2018-2020 overeengekomen dat een werkgever verplicht is om met deelname in te stemmen met een variant binnen het generatiepact waarin de werknemer 20% minder gaat werken als het bruto jaarsalaris onder de €70.000 per jaar ligt. Die verplichting geldt niet voor een variant waarin men 30% minder gaat werken: dan is instemming van de werkgever noodzakelijk (zogenaamde 'dubbele vrijwilligheid').
[2] De oorsprong van het generatiepactregeling heeft veel karaktertrekken van een oude regeling die ooit met een beroepsgroep die zwaar werk verrichtte – brandweerlieden - was afgesproken. Al vanaf 2006 is er binnen het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) van de Brandweer de mogelijkheid voor werknemers vanaf 55 jaar om gebruik te maken van de regeling 50-90-100: 50% werken, 90% loon en een volledige pensioenopbouw. De gemeente Delft heeft toen in verband met een reorganisatie als eerste naar analogie van de brandweerregeling een uitstroomregeling voor ouderen in elkaar gezet, met goedkeuring van belastingdienst en pensioenfonds (zie Niemeijer, 2017, p. 44).
[3] De (zelf-gerapporteerde) gezondheid van deelnemers speelt een rol bij de vraag of men een of twee dagen wil minderen, maar het effect is zwak.
Referenties:
A+O Fonds Gemeenten, 2018,
Generatiepact Gemeenten: sleutel tot succes in handen van gemeenten, Den Haag.
Kalwij, A., Kapteyn, A., & De Vos, K. (2010). Retirement of olderworkers and employment of the young. De Economist, 158(4),
341-359.
Kapteyn, A., de Vos, K., & Kalwij, A. (2010). Early retirement and employment of the young in the Netherlands. In:
Social security programs and retirement around the world: The
relationship to youth employment
(pp. 243-259). University of Chicago Press.
Niemeijer, W., 2017, Wie pakt het Generatiepact? Een onderzoek naar de
adoptie van het Generatiepact onder zes Nederlandse gemeenten, MSc Thesis,
Erasmus Universiteit Rotterdam.
Bijlage:
Tabel A1: Verklaring van deelname aan generatiepactregelingen onder
werknemers van 40-60 jaar a
|
Waarschijnlijkheid deelname
aan regeling
|
Hoeveel dagen dan?
(1 dag =0; 2 dagen = 1)
|
|
(1)
|
(2) |
Geslacht (man= 0)
|
0.03
|
0.27
|
Leeftijd (in jaren)
|
0.01
|
-0.03
|
Opleiding (lager onderwijs = 0)
|
|
|
Vmbo
|
0.46
|
-0.03
|
Havo/vwo
|
0.89
|
-0.40
|
Mbo
|
0.49
|
-0.18
|
Hbo
|
0.45
|
0.05
|
Wo
|
-0.01
|
-0.21
|
Vermogenspositie (< 25.000 =0)
|
|
|
25-100.000
|
0.80***
|
0.28
|
100-250.000
|
0.90***
|
0.75**
|
>250.000
|
1.04***
|
1.10***
|
Gezondheid (1-5-schaal)
|
0.01
|
-0.34*
|
|
|
|
Werkvariabelen
|
|
|
Tevredenheid met werk (0-10)b
|
0.08
|
-0.05
|
Fysiek zwaar werk (0-5)
|
0.05
|
0.11
|
Stressvol werk (0-5)
|
0.12
|
0.10
|
Verleent mantelzorg (nee=0)
|
0.06
|
0.23
|
Prijs generatiepakket (royaal = 0,
meer loon inleveren =1)
|
-0.13
|
-1.14***
|
Constante
|
-
|
3.15
|
|
|
|
Pseudo R2
|
0.03
|
0.09
|
N =
|
319
|
293
|
(a) Model in kolom 1 is geschat met ordered logit, het model in kolom 2 met
logit analyse.
(b) De tevredenheid met het werk is een schaalvariabele die gebaseerd is op
de vragen (1) hoe tevreden bent u met het soort werk dat u doet?; (2) hoe
tevreden bent u met de sfeer onder uw collega’s?; (3) hoe tevreden bent u
met uw loopbaan tot nu toe?; (4) hoe tevreden bent u met uw werktijden?