Hoe om te springen met overschot?
De Nederlandsche Bank en het Internationaal Monetair Fonds zijn het oneens
over de besteding van het overschot op de overheidsbegroting dat er
blijkens schattingen van het CPB en het IMF voor dit en volgend jaar zit
aan te komen. Het CPB raamt dit overschot op € 3,5 miljard, ofwel 0,5 % van
het bruto binnenlands product (bbp). Het IMF komt op bijna dezelfde raming
en meent bovendien dat Nederland zich een begrotingstekort van 0,5% zou
kunnen veroorloven. Dat zou op een bestedingsruimte van tussen de €3,4 en
6,8 miljard euro neerkomen.
Het IMF beveelt aan deze substantiële bestedingsruimte proactief te
benutten om de economische groei in de toekomst veilig te stellen. Extra
investeringen zijn nodig in onderwijs en in onderzoek en ontwikkeling (
R&D) en lasten op arbeid moeten omlaag om de werkgelegenheid te
stimuleren ( NRC 5 april). DNB daarentegen vindt dat het
begrotingsoverschot niet uitgegeven moet worden maar gebruikt om in de
toekomst het begrotingsbeleid minder procyclisch te maken. Daarvoor “is
het zaak dat de overheid in gunstige economische tijden streeft naar een
begrotingsoverschot. De conjuncturele beweging in het tekort is in
Nederland vrij fors; zij ligt gemiddeld tussen de 3 en 4 procent van het bbp. Op basis
hiervan is een overschot van zo’n 1 procent van het bbp in economisch goede tijden nodig
om voldoende marge te hebben ten aanzien van de Europese 3%-norm voor het
begrotingstekort.” Aldus de Inleiding van de President in het Jaarverslag2016 van DNB. Bij een begrotingsoverschot van 1 procent wordt het effect van een
mogelijke conjuncturele terugval van 3 tot 4 procent dus afgezwakt en kunnen dan
noodzakelijke bezuinigingen worden uitgesteld of verminderd.
Beleidsbuffer
Met zo’n overschot wordt wat je kunt noemen een beleidsbuffer gecreëerd.
Maar dat is geen financieel beschikbare buffer, het is geen appeltje voor
de dorst in latere jaren! Een begrotingsoverschot komt automatisch ten
gunste van de staatsschuld. Je kunt er geen nuttige bestedingen mee doen in
latere jaren. Wat dan gebeurt is dat de in Nederland toch al lage
staatsschuldratio -ruim onder de EU norm van 60%- nog lager wordt. De
ruimte onder deze 60% kan natuurlijk óók als een beleidsbuffer worden
opgevat, maar de 60% grens heeft in Nederland nooit veel aandacht gehad
omdat zij nooit is overschreden in de mate zoals dat in landen als
België,Frankrijk en Italië het geval is.
Aflossing van de staatsschuld kan moeilijk als prioriteit beschouwd worden.
De schuld als percentage van het bbp is relatief laag en de rentevoet is
laag. In het verleden namen de rentekosten een aanzienlijk groter deel van
de rijksbegroting in beslag dan nu. Ook als de rentevoet straks weer stijgt
en er door economische malaise weer begrotingstekorten ontstaan zullen de
rentelasten nog lang geen niveaus van vroeger bereiken.
Extra investeringen kennis
Het door het IMF bepleite alternatief: extra investeringen in onderwijs en
onderzoek en ontwikkeling, verdient daarom voorkeur. Het IMF wijst op
zwakke plekken in de Nederlandse economie. De investeringen in onderwijs en
in onderzoek en ontwikkeling (R&D) lopen in verhouding tot het bbp
achteruit. Op R&D terrein presteert Nederland beneden gemiddeld in
Europa. Op grote infrastructurele werken aan wegen, het spoor en de dijken
is de laatste jaren systematisch bezuinigd terwijl de belasting daarvan is
toegenomen. De energietransitie staat voor de deur. Klimaatbeheersing eist
meer overheidsinspanning dan nu budgettair geleverd wordt.
DNB vreest mogelijk dat “de politiek” met het begrotingsoverschot aan de
haal gaat. Dit gevaar is natuurlijk aanwezig. Een methode om het te
voorkomen is het deponeren van het overschot in een apart bestuurd fonds
dat bijdragen levert aan overheidsinvesteringen op bovengenoemde terreinen.
Zo mogelijk nog ten laste van de begroting 2017 zou € 3,5 miljard aan dit
fonds bijgedragen moeten worden, er van uitgaande dat nog eens € 3,5 miljard
besteed wordt aan lastenverlichting. € 7 miljard zal tot een aanvaardbaar
begrotingstekort tussen 0 en 0,5% leiden. Als de begroting 2018 ook een
overschot toont zou wederom een dotatie aan het fonds gegeven moeten
worden.
Noodzaak van een fonds
Het eerder voorgestelde Fonds Economische Structuurversterking zou een
uitstekend instituut zijn om de financieringen toe te wijzen en te beheren.
Financieringstoezeggingen, vast te stellen door een onafhankelijk orgaan
van deskundigen, zullen meestal een lange termijn karakter hebben. Nog niet
toegewezen of nog niet opgenomen gelden blijven beschikbaar; mocht in
volgende jaren bezuinigd moeten worden dan blijven deze middelen buiten
schot omdat zij ten laste kwamen van een eerder begrotingsjaar. Het fonds
zal zo bijdragen aan een meer anti-cyclisch gedrag van de
overheidsfinanciën.
* Dit artikel is eerder verschenen in het Financieele Dagblad van 16 april 2017.
Te citeren als
Dick van Wensveen, “De noodzaak van een fonds voor infrastructuur en kennis”,
Me Judice,
18 april 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Fiber optic lamp shot’ van Groman123 (CC BY-SA 2.0).