Voltooide emancipatie van de vrouw
'De emancipatie van de autochtone Nederlandse vrouw is voltooid.' Zo
citeerden kranten eind 2003 Aart Jan de Geus, toenmalig CDA-minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid.. De Geus had het iets genuanceerder
gezegd: ‘De emancipatie van de vrouw is niet meer te stoppen. Vrouwen
zullen meer gaan werken en ze zullen aan de top komen.’ Hij baseerde zijn
uitspraak op het hoge percentage vrouwelijke studenten in Nederland aan het
hbo en op de universiteit. Dat zou vanzelf het verschil tussen mannen en
vrouwen op de arbeidsmarkt doen verdwijnen.
Dagblad Trouw
gaf een instemmend commentaar en trok een verregaande beleidsconclusie: ‘Er
is in een tijd van één generatie veel veranderd, niet alleen materieel maar
ook tussen de oren van zowel vrouwen als mannen. Voor zover er na de
inhaalslag nog iets te wensen overblijft, kan dat voor het overgrote deel
aan de samenleving zelf worden overgelaten. De overheidsrol kan drastisch
worden beperkt.’ De Geus en Trouw sloegen de plank volledig mis.
Onderwijs, hoe belangrijk ook, is geen voldoende voorwaarde voor
arbeidsmarktemancipatie, en de overheid kan en moet niet een kleinere, maar
een grotere rol spelen.
Dat was toen, maar hoe staat het nu met de emancipatie?
The Economist
publiceert elk jaar een glazen plafond-ranglijst: de beste en slechtste OESO-landen voor vrouwen die (willen) werken. De lijst is gebaseerd op tien
indicatoren, en onderwijs telt zwaar mee. De meest recente ranglijst van maart2016 laat zien dat ons percentage vrouwelijke hbo- en wo-studenten ook in
internationaal perspectief hoog is: we zijn een van de weinige landen waar
meer meisjes dan jongens hoger onderwijs volgen. Desondanks bungelt
Nederland onder aan de lijst: we nemen de 22e plaats in van de ranglijst
van 29 landen. En dan te bedenken dat The Economist onze
aanrechtsubsidie en de lagere maximale hypotheek voor tweeverdieners,
allebei financiële ontmoediging van werkende vrouwen, niet meetelt, en er
evenmin rekening mee houdt dat Nederland, anders dan bijvoorbeeld
Noorwegen, Spanje, Frankrijk, IJsland, Duitsland, België en Italië, geen
wettelijk vrouwenquotum heeft voor de top van (delen van het) bedrijfsleven
of de overheid.
Onderwijs, hoe belangrijk ook, is geen voldoende voorwaarde voor arbeidsmarktemancipatie, en de overheid kan en moet niet een kleinere, maar een grotere rol spelen.
Terecht verweet Pia Dijkstra in 2014 het kabinet dat het veel te weinig
doet voor de emancipatie van vrouwen: de lage plek van Nederland is voor
een flink deel het gevolg van omstandigheden die door de overheid
beïnvloed, zo niet rechtstreeks bepaald kunnen worden. Een paar cijfers. In
Nederland is het betaalde zwangerschaps- en kraamverlof voor werkende
moeders 16 weken, dat is minder dan de helft van het OESO gemiddelde van
32,2 weken. Kinderopvang kost bij ons gemiddeld 29 procent van het loon,
het OESO-gemiddelde is 18 procent. In de OESO is het vaderschapsverlof
gemiddeld ruim vier weken, en daarbij is nog geen rekening gehouden met de
recente verlenging van het betaalde vaderschapsverlof in Zweden van twee naar
drie maanden. Daarbij steekt Nederland met twee dagen bijzonder schril af,
en het is des te triester dat de geplande verlenging naar vijf dagen op het
spel staat door bezwaren van christelijke partijen.
Realiseren van kinderwensen
Bij emancipatie van vrouwen en de combinatie werk en zorgtaken denken we
meestal aan het stimuleren van arbeidsmarktparticipatie: hoe kunnen we
bevorderen dat vrouwen met kinderen (meer) gaan werken? Maar er zit ook een
andere kant aan: hoe kunnen we vrouwen die deelnemen aan de arbeidsmarkt
helpen het aantal kinderen te krijgen dat ze willen? Het aantal kinderen
per vrouw is in Nederland gemiddeld 1,7, het gewenste aantal is 2,3. Dit
‘kindertekort’ komt grotendeels doordat vooral hoger opgeleide vrouwen
minder kinderen krijgen dan ze eigenlijk zouden willen. Het CPB schreef in 2005 dan ook dat knelpunten in de combinatie van arbeid en zorg voor
kinderen niet alleen leiden tot minder arbeidsdeelname van vrouwen, maar
ook ‘tot een aantasting van de vruchtbaarheid omdat de zorg voor kinderen
te duur is in termen van gemiste carrièrekansen’. Het staat er wat
ongelukkig, want niet de vruchtbaarheid, maar het geboortecijfer wordt
aangetast, en met ‘te duur’ wordt niet bedoeld dat vrouwen een financiële
rekensom maken, maar dat ze werk dat bij hun talenten past niet kunnen
combineren met het kindertal dat ze wensen. Dit heeft allereerst een nadeel
vanuit individueel welzijnsoogpunt: deze vrouwen worden belemmerd in hun
ontplooiing en ontwikkeling als moeder. Er zitten bovendien op de langere
termijn maatschappelijke nadelen aan. Hoe minder kinderen van vrouwen die
zich ontplooien op de arbeidsmarkt, des te minder kinderen met een
‘carrièremoeder’ als rolmodel. En voor zover het opleidingsniveau van
ouders van invloed is op het opleidingsniveau van kinderen − door aanleg,
opvoeding of een combinatie daarvan − leidt het kindertekort van
hoogopgeleide vrouwen tot een lager gemiddeld opleidingsniveau van de
toekomstige bevolking.
Vaderschapsverlof op het Plein in Den Haag met onderricht van een Tweede Kamerlid Joel Voordewind
Foto:Roel Wijnants (
CC BY-NC 2.0)
Er is ook goed nieuws te melden. Tweeverdieners worden meer dan voorheen
ontzien in de inkomstenbelasting. Een succes, maar het gepassioneerde
verzet van sommige politieke partijen tegen juist dit onderdeel van het
belastingplan 2016 laat zien hoe moeilijk het in Nederland is om een
emancipatie-agenda te realiseren. Opvallend afwezig in de discussie over
koopkracht van een- en tweeverdieners is trouwens de belasting die
eenverdieners met een niet-werkende partner ontlopen doordat huishoudelijke
arbeid binnen het gezin onbelast is.
Goed nieuws is ook dat de maximale hypotheek voor tweeverdieners inmiddels
is verhoogd. Toch is die nog steeds lager dan die voor eenverdieners, iets
waarvoor een overtuigende argumentatie ontbreekt. Want zoals de
Emancipatiemonitor 2014 schrijft: ‘Het maakt gezinnen financieel minder
kwetsbaar als ze niet van slechts één kostwinner (meestal de man)
afhankelijk zijn.’ Kortom, er is juist een case te maken voor
soepeler in plaats van striktere hypotheekregels voor tweeverdieners.
Impliciete discriminatie: je ziet het niet als je het niet doorhebt
Ontplooiing en ontwikkeling worden ook op een minder zichtbare manier
belemmerd. Ons gedrag wordt zonder dat we het doorhebben sterk bepaald door
hoe we hebben ‘geleerd’ naar anderen en onszelf te kijken.
NRC-columnist Maxim, voorheen Marjolijn, Februari
, zegt het zo: ‘Op straat moet ik eraan wennen meer ruimte in te nemen. Ik
was gewend opzij te gaan, zoals vrouwen onbewust doen in de apenhiërarchie
waarin we leven.’
Zodra we iemands geslacht kennen worden onze impliciete vooroordelen
geactiveerd. We hebben het niet door, en het is onze bedoeling niet, maar
het effect is er niet minder om. Zo wordt het cv van een vrouw door zowel
vrouwen als mannen minder gunstig beoordeeld dan precies hetzelfde cv van
een man. Sollicitatiecommissies beoordelen gedrag en prestaties op basis
van de stereotype beelden die ze hebben van kandidaten. Een man die minder
goed scoort op een wiskundetoets komt in de ‘ja’-categorie terecht omdat de
commissie redeneert dat hij een slechte dag had, bij een vrouw is het reden
om haar af te wijzen. Als een witte man verlegen is wordt dat
geïnterpreteerd als bescheidenheid, bij een zwarte man is het gebrek aan
assertiviteit. Dat deze sollicitatiecommissies zelf niet doorhebben hoe
bevooroordeeld ze naar kandidaten kijken, wordt onderstreept door het feit
dat ze zelf de onderzoeker hadden uitgenodigd om hun selectieproces te
observeren. Werknemers beoordelen hun virtuele baas − iemand die ze per
e-mail opdrachten geeft − minder gunstig als ze te horen hebben gekregen
dat de baas een vrouw is. Als een man succesvol is, zijn we geneigd dat toe
te schrijven aan inzet en talent, bij een succesvolle vrouw denken we
eerder dat ze geluk heeft gehad of haar baas ‘om de vinger heeft gewonden’.
Mannen en vrouwen denken zelf ook zo over hun succes: vrouwen schrijven het
vooral toe aan geluk, mannen aan hun kwaliteiten.
Zodra we iemands geslacht kennen worden onze impliciete vooroordelen geactiveerd. We hebben het niet door, en het is onze bedoeling niet, maar het effect is er niet minder om.
We ‘denken’ niet alleen, onopzettelijk en zonder dat we het doorhebben, dat
vrouwen en mannen verschillende rollen hebben − zorgen versus professioneel
presteren – maar ook dat vrouwen minder zijn dan mannen, zwarten minder dan
blanken, lhbt’ers minder dan hetero's. Mensen uit ‘mindere’ groepen
gedragen zich daardoor onbewust onderdanig – toen Maxim nog Marjolijn was
had ze niet door dat ze op straat opzij ging, net zoals mannen niet door
hebben dat ze meer ruimte nemen en krijgen.
De mate waarin we impliciet discrimineren varieert van persoon tot persoon,
maar we doen het veel meer dan we zelf denken. Harvard University heeft een
test ontwikkeld om onze onbewuste houding te meten. Deze
impliciete-associatietest (iat) meet de snelheid waarmee we verschillende
kwalificaties en begrippen associëren met groepen mensen. Omdat het ons
intuïtieve (systeem-1) denken meet, is de uitslag niet te beïnvloeden door
politiek correcte, sociaal wenselijke antwoorden te geven. De lezer die
nieuwsgierig is geworden naar de eigen impliciete discriminatie van
vrouwen, homo’s, mensen met andere wortels, kan zichzelf testen
via deze test van onderzoekers van Harvard
.
Dreigende werking van stereotypen
Als we, hoe subtiel ook, worden herinnerd aan een ongunstig stereotype over
onze groep, gaan we ons ernaar gedragen. Blanke mannelijke atleten die vlak
voor een wedstrijd aan hun wit-zijn worden herinnerd presteren slechter dan
hun blanke collega-sporters die niet ‘geprimed’ zijn met huidskleur.
Studentes die vlak voor het maken van een wiskundetoets moeten invullen of
ze man of vrouw zijn scoren slechter dan medestudentes die dat niet hebben
hoeven doen. Het achterliggende mechanisme is dat er stress ontstaat die de
prestatie negatief beïnvloedt.
Deze ‘stereotype threat’ beïnvloedt niet alleen onze prestaties, maar ook
onze gemeten voorkeuren. Het stereotype beeld is dat meisjes en vrouwen een
lagere financiële risicotolerantie hebben dan jongens en mannen. Dat beeld
wordt gevoed door de uitkomsten van vragenlijsten die zijn ontwikkeld om
risicobereidheid te meten, en die de basis vormen van de meeste tests die
banken afnemen om aan regelgeving op het gebied van beleggersbescherming te
voldoen. Maar als de risicotolerantie wordt gemeten met de huidreactie bij
het maken van riskante financiële keuzes blijkt er geen enkel verschil
tussen mannen en vrouwen: het is dus niet biologisch maar sociologisch
bepaald. De context kan het stereotype meer of minder activeren: in een
omgeving met alleen meisjes is sekse geen onderscheidende factor meer en
verdwijnt die als het ware uit beeld. Dat verklaart wellicht waarom meisjes
op een meisjesschool hoger scoren op risicotolerantie dan meisjes op een
gemengde school. Recent onderzoek dat ik samen met
communicatiewetenschappers aan de Universiteit van Tilburg uitvoerde laat
bovendien zien dat houding en gedrag van vrouwen als het gaat om beleggen
in aandelen negatief wordt beïnvloed door de vele oorlogsmetaforen in
financieel taalgebruik: de markt verslaan, strategie, target stoten vrouwen
af, net zoals Diet inDiet Coke mannen afstootte.
Impliciete discriminatie en negatieve zelf-stereotypering van vrouwen zijn
niet verbazingwekkend gezien de eindeloze reeks subtiele en ogenschijnlijk
onschuldige boodschappen die we van jongs af aan krijgen over rolverdeling
en hiërarchie in de samenleving. God, Allah en Jahweh zijn mannen. Er is
geen kaartspel waarin de Vrouw de hoogste kaart is. Bij schaken gaat het om
de koning. Op Wimbledon en bij het ABN AMRO Wereld Tennis Toernooi is het
slotakkoord niet de vrouwen-, maar de mannenfinale. Dat kun je nog
verdedigen door te zeggen dat de beste vrouw van de beste man zou
verliezen. Maar bij de bekendmaking van de nominaties en de uitreiking van
de Gouden Kalveren krijgen we eerst die voor de beste actrice, dan de beste
acteur, gevolgd door het klapstuk en slotakkoord, de beste film: de
boodschap is duidelijk, acteur is meer dan actrice. Harry Potter
-auteur J.K. Rowling moest van haar uitgever initialen gebruiken, omdat een
boek geschreven door een onbekende vrouw minder goed zou verkopen dan dat
van een onbekende man. En het is de vraag of het boek Fifty Shades of Grey ook zo goed verkocht zou zijn als E.L James
haar volledige naam gebruikt had. Het Financieele Dagblad stelde in zijn financiële
eindejaarsquiz niet alleen heel weinig vragen over vrouwen, maar vroeg
bovendien over Angela Merkel welk kleur jasje ze aanhad bij een ontmoeting
met Warren Buffett. Onze taal zendt ook boodschappen uit en draagt waarden
over die suggereren dat de vrouw minder is dan de man. Claus mocht niet
koning, Máxima wel koningin heten: blijkbaar wordt koning als meer dan
koningin beschouwd. Als mannen een traditioneel vrouwenberoep gaan
uitoefenen bedenken we een nieuwe naam: verpleegkundige in plaats van
verpleegster. We vinden het lastig om een man die secretaresse is
secretaresse te noemen, en een man die stewardess is stewardess, maar niet
om een vrouw aan te duiden als hoogleraar, senator of staatssecretaris. En
zouden mannelijke studenten graag een bachelorette-diploma of
mistress-titel halen?
Effecten van Impliciete discriminatie
‘In Nederland is het geen kwestie van discriminatie. Dat is een
misverstand. In hetzelfde beroep verdienen vrouwen niet minder dan mannen.
Loonverschillen komen voort uit functies. Vrouwen hebben functies die
minder salaris betalen dan mannen’, aldus Maarten van Klaveren van het
Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies (AIAS) van de Universiteit van
Amsterdam, naar aanleiding van cijfers van het cbs over loonverschillen.
Maar moet de vraag dan niet zijn waarom vrouwen functies hebben die minder
betalen dan mannen?
Impliciete discriminatie leidt, onbedoeld en moeilijk zichtbaar, tot
ongelijke kansen en onrechtvaardige uitkomsten op de arbeidsmarkt. Vivienne
Ming heeft uitgerekend wat het iemand in de VS kost om anders, dat wil
zeggen: niet een blanke heteroman, te zijn (
Financial Times, 3 juli 2016
). José moet veel meer kwalificaties hebben dan Joe om dezelfde loopbaan
met bijbehorend inkomen te krijgen. Het behalen van die kwalificaties kost
tijd en geld – langer studeren, aan een meer prestigieuze universiteit
studeren. Zoveel geld dat het financiële nadeel van het zijn van een zwarte
in plaats van een witte man gedurende het leven ruim een miljoen dollar is.
Een vrouw moet in de VS een mastertitel hebben wil ze dezelfde loopbaan en
salaris hebben als dat van een man met een bachelordiploma. In Nederland
zal dat vast niet beter zijn, zeker gegeven het feit dat we onder de VS
eindigen op de glazen-plafond index van The Economist. Aan
homo-zijn hangt trouwens, aldus Ming, ook een kostenplaatje in termen van
loopbaan: in het Verenigd Koninkrijk is dat rond vijftigduizend dollar.
Vivienne Mings persoonlijke ervaring was de trigger voor haar onderzoek.
Nadat ze van man vrouw was geworden, merkte ze hoe anders – namelijk als
minder - bejegend werd. Het spiegelbeeld dus van wat Maxim Februari naar
eigen zeggen ervoer toen ze man geworden was.
Impliciete discriminatie leidt, onbedoeld en moeilijk zichtbaar, tot ongelijke kansen en onrechtvaardige uitkomsten op de arbeidsmarkt.
Als dezelfde kwalificaties en opleiding minder ‘rendement’ opleveren in
termen van carrière en inkomen, is het niet zo gek, aldus Ming, dat vrouwen
en zwarten besluiten om eerder af te haken – in de race naar de
top – dan blanke mannen. Wat nu nog vaak wordt gezien als niet-willen – dus
geen ambitie, geen belangstelling voor carrière - is dan eigenlijk het
(terecht) niet verwachten dat het zal lukken, of in ieder geval lagere
baten verwachten als gevolg van impliciete discriminatie.
Mannen kunnen in een ander opzicht last hebben van de vaak impliciete
boodschappen die ze van jongs af aan uit de omgeving krijgen: dat ze een
gezin moeten onderhouden, geacht worden te concurreren en winnen, dat
sommige beroepen niets voor hen zijn. Het is de vraag of mannen zich bewust
belemmerd voelen in het ontwikkelen van zorgtalenten of in de vrijheid om
geen carrière na te streven. Feit is dat mannen ongelukkiger zijn dan
vrouwen als ze werkloos raken, en er wordt wel een relatie gelegd tussen
genderstereotypering en agressief gedrag van mannen die professioneel niet
succesvol zijn in het leven. Stereotypering beïnvloedt ook de vrijheid die
mensen voelen om privékeuzes te maken.
Impliciete discriminatie heeft nadelige gevolgen voor de samenleving als
geheel. Meer arbeidsmarktparticipatie van vrouwen zou leiden tot meer
economische groei en welvaart, aldus de Wereldbank. Door de vergrijzing
dreigt een tekort aan personeel, wat om meer arbeidsaanbod van vrouwen
vraagt. Meer verdeling van zorgtaken kan leiden tot een geringer
kindertekort bij hoger opgeleiden. Als vrouwen en mannen evenveel in hun
mars hebben, talent schaars is, en we uit de talentenvijver alleen of
voornamelijk mannen opvissen, worden er middelmatige mannen benoemd en
blijft vrouwelijk toptalent onbenut. Dat is niet alleen suboptimaal bezien
vanuit de getalenteerde vrouw, maar ook voor organisaties – publiek en
privaat – en daarmee de samenleving als geheel.
Vermengen diversiteit- en emancipatieagenda
Tegenwoordig wordt vrouwenemancipatie nogal eens in één adem genoemd met of
zelfs als onderdeel gezien van diversiteit. We moeten streven naar een
gemengd gezelschap aan de top: dat zou betere beslissingen nemen. En dus
zou het goed zijn voor bedrijfsleven, overheid en samenleving als besturen
divers zijn samengesteld. Bij vacatures in de bestuurskamer wordt vaak
expliciet vermeld dat het bij diversiteit niet alleen gaat over man/vrouw.
Aan het vermengen van een emancipatie- en diversiteitsagenda zitten
nadelen. De diversiteitsdiscussie gaat vooral over de samenstelling en
besluitvorming van een groep: diversiteit als instrument, namelijk om
besluitvorming te verbeteren. Emancipatie gaat over individuele
mogelijkheden tot ontplooiing en ontwikkeling. Als de helft van de besturen
in ons land geheel uit witte mannen, en de andere helft geheel uit witte
vrouwen zou bestaan, is de diversiteit binnen elk bestuur nul – maar toch
is dat vanuit emancipatieoogpunt beter dan dat alle besturen uit alleen
mannen bestaat.
Een focus op diversiteit in brede zin kan de m/v-emancipatie vertragen.
Veel bewijs dat man/vrouw-diversiteit tot betere besluitvorming leidt is er
overigens niet: de bevindingen lopen uiteen. We kunnen het effect in de
praktijk ook niet goed meten omdat in divers samengestelde besturen vrouwen
slechts een kleine minderheid vormen: het feit dat het streefcijfer in
Nederland dertig procent is en bij lange na niet gehaald wordt spreekt
boekdelen. In zo’n gezelschap dragen vrouwen minder bij dan ze zouden
kunnen: een excuustruus komt niet tot haar recht door zelf-stereotypering en
impliciete, onbedoelde intimidatie.
Een focus op diversiteit in brede zin kan de m/v-emancipatie vertragen. De NTR heeft het mooie motto ‘Speciaal voor Iedereen’, maar denkt bij
diversiteit uitsluitend aan culturele verscheidenheid, niet aan m/v. Anno
2016 zijn organisaties oprecht tevreden als ze een raad van
advies/bestuur/toezicht hebben die voor de helft bestaat uit witte
(hetero)mannen, en voor de overige vijftig procent is verdeeld over de rest
van het pluimage. Een divers en geëmancipeerd bestuur zou bestaan uit
vijftig procent mannen en vrouwen, en binnen elk van beide categorieën
diversiteit naar geaardheid, culturele wortels en professionele
achtergrond.
Volgens de Amerikaanse emeritus-hoogleraar politieke filosofie Michael
Waltzer verschilt discriminatie van vrouwen wezenlijk van die naar
huidskleur, ras of sociale klasse. Vrouwen leven, anders dan zwarten,
joden, moslims, mensen uit de onderklasse, privé niet samen. Hun
echtgenoot, geliefde, zoons, broers, vaders behoren behalve tot hun
dierbaren ook tot de groep van de ‘onderdrukker’ Het is daardoor
psychologisch veel moeilijker voor vrouwen om in opstand te komen. Dat
houdt vrouwen onbewust tegen, niet alleen in het opeisen van rechten, maar
ook in het erkennen van hun eigenwaarde en het ontwikkelen van
zelfvertrouwen.
Tegelijkertijd is het voor mannen moeilijker te accepteren dat vrouwen
worden gediscrimineerd – dat is immers een aanklacht tegen henzelf, ook in
de privésfeer. Dit verklaart mede waarom vrouwen, hoewel ze al sinds het
ontstaan van onze soort vijftig procent van de bevolking vormen, en meer
dan honderd jaar algemeen kiesrecht hebben, ondervertegenwoordigd zijn in
de politiek, waarom we het een doodnormale zaak lijken te vinden dat de
PvdA in Amsterdam en Rotterdam nog nooit een vrouwelijke burgemeester heeft
benoemd, maar in Rotterdam wel een allochtone burgemeester heeft geleverd.
En waarom bijna niemand – man of vrouw – feminist genoemd wil worden,
hoewel Van Dale feminisme definieert als ‘het streven naar
gelijkwaardige behandeling van vrouwen’. Er zijn uitzonderingen:
Barack Obama noemt zichzelf feminist
. Blank feminisme wordt ook vaak aangevallen – door vrouwen voorop – omdat
blanke vrouwen het beter hebben dan hun zwarte zusters. Dat lot viel
actrice Emma Watson (Hermione Granger in de Harry Potter
-filmreeks) ten deel toen ze de moed had bij de Verenigde Naties in 2014 een
pleidooi voor feminisme te houden. Waltzers collega wijlen Susan Moller Okin (1999) ziet een spanning tussen multiculturalisme en emancipatie. Zij
definieert multiculturalisme als het toestaan van gebruiken uit een andere
cultuur, hoewel ze niet overeenkomen met de onze. Meestal gaat het om
culturen waarin de vrouw expliciet ondergeschikt is aan de man, en
weerspiegelen de gebruiken dat. Okin noemt als voorbeeld polygamie, iets
wat in Frankrijk aanvankelijk werd geaccepteerd omdat het de eigen wens zou
zijn van mannen en vrouwen uit andere culturen.
Er is nog een verschil te ontdekken tussen hoe onze samenleving aankijkt
tegen emancipatie van de vrouw en die van andere groepen. We lezen wel dat
vrouwen beter moeten leren onderhandelen – over hun arbeidsvoorwaarden, aan
de keukentafel – maar nooit dat mensen uit andere culturen meer voor
zichzelf moeten opkomen bij onderhandelingen. De impliciete boodschap die
vrouwen hiermee krijgen is dat zij iets verkeerd doen en zich moeten
aanpassen. Voorbeelden te over. ‘Vrouwen in de wetenschap: glazen plafondof gebrekkige ambitie?’, aldus de titel van een debat aan de Universiteit
van Amsterdam in 2014. Dubbel beledigend, want twijfel aan ambitie legt de
verantwoordelijkheid bij de vrouw, en ”gebrekkig” is ronduit een
diskwalificatie. De OESO publiceerde de
Policy guidance on addressing women’s and girls’ needs for financial awareness and education. Niet alleen is de titel neerbuigend, ook hebben pogingen om aan te tonen
dat financiële educatie werkt jammerlijk gefaald, gaan vrouwen eerder beter
dan slechter om met geld dan mannen, en is het de vraag waarom de OESO niet
pleit voor pogingen tot addressing men’s and boys’ needs for homemaking and
baby nursing education.
Van diagnose naar preventie en therapie
D66 wil beloning naar prestatie en rechtvaardige uitkomsten. Men vertrouwt
op de kracht van mensen, maar weet dat eigen kracht niet vanzelf komt:
mensen moeten de ruimte en de kansen krijgen om zichzelf te ontplooien. Dat
vereist drie soorten beleid: vergemakkelijken van de combinatie van werk en
zorg; tegengaan van de gevolgen van impliciete discriminatie en
(zelf)stereotypering; en voorkomen van het ontstaan van impliciete
discriminatie en (zelf)stereotypering.
1. Vergemakkelijken keuzes
Het eerste is het eenvoudigst – althans als het gaat om het bedenken van
maatregelen; voor de uitvoering is politiek draagvlak nodig. Voorbeelden
zijn de verlenging van de duur van het betaalde verlof van moeders en
vaders met meer dan een paar dagen, en de verplichting dat de werkgever van
de partner de helft van de kosten van het moederverlof vergoedt aan de
werkgever van de moeder. De stereotyperende kraamzorg moet worden vervangen
door kraameducatie en een kookcursus voor aanstaande vaders. Niet om de
vader te “laten wennen“ aan de situatie thuis, maar hem te helpen zijn
zorgtalent te ontwikkelen en ontplooien en het delen van zorgtaken te
bevorderen.
2. Tegengaan van de gevolgen van onbewuste vooroordelen
De tweede beleidslijn vergt maatregelen die vanuit rationeel perspectief
een paardenmiddel lijken, maar die dat – rekening houdend met impliciete
discriminatie – allerminst zijn. Quota en zelfs streefcijfers worden nogal
eens gezien als discriminatie van de witte man. Begrijpelijk voor wie niet
op de hoogte is van impliciete discriminatie en de grote effecten daarvan.
Maar niets doen is allesbehalve liberaal, want het betekent de zekerheid
van ongelijke kansen, en evenmin sociaal want het leidt tot onrechtvaardige
uitkomsten. Voorbeelden zijn een quotum voor vrouwen aan de top in
bedrijfsleven en overheid (inclusief universiteiten) en voor
subsidieverlening door de NWO – ook daar worden vrouwen benadeeld doordat
onbewuste vooroordelen ertoe leiden dat mannen het voordeel van de twijfel
krijgen.
Quota en zelfs streefcijfers worden nogal eens gezien als discriminatie van de witte man. Begrijpelijk voor wie niet op de hoogte is van impliciete discriminatie en de grote effecten daarvan.
Kansenongelijkheid in het onderwijs wordt mede veroorzaakt door
bevooroordeelde beoordeling, en kan dus worden verkleind door meer
geanonimiseerde beoordeling van toetsen. Verder zijn er diverse methoden
ontwikkeld die de kans verkleinen dat bij werving en bevordering witte
mannen onbewust en onbedoeld worden voorgetrokken. Het verdient aanbeveling
daarmee aan de slag te gaan.
3. Voorkomen impliciete discriminatie
En 'last but not least' is beleid nodig ter voorkoming van (zelf)stereotypering en impliciete
discriminatie. Dit is niet eenvoudig. De overheid kan moeilijk verbieden
dat in kaartspelletjes de heer of boer de hoogste kaart is, of gebieden dat
de koningin het hoogste is bij schaken. Maar zij kan wel degelijk
stereotypering helpen voorkomen en daarmee impliciete discriminatie
tegengaan. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat schoolboeken de heersende
stereotypen – zorgende moeder, werkende vader, heteroseksuele koppels,
jongens die voetballen en meisjes die aan ballet doen – niet bevestigen.
De mannen en één vrouw achter de Nationale wetenschapsagenda
Bron foto Wetenschapsagenda, Rijksoverheid.
Deze stereotypen mogen dan een beschrijving zijn van wat de meeste mensen
doen, ze zijn niet neutraal. Bij de selectie van leerkrachten kunnen
iat-scores gebruikt worden om vooroordelen uit de klas te weren.
Laaghangend fruit is er ook. Formulieren op websites hebben bij geslacht
nogal eens vooraf ‘de heer’ aangevinkt – het formulier om lid te worden van
het CDA is een voorbeeld. Dat geeft vrouwen de boodschap dat zij zo’n
formulier niet behoren in te vullen, en zou eenvoudig verboden kunnen
worden. De portrettengalerijen op universiteiten en andere publieke
gebouwen, zoals De Nederlandsche Bank (DNB), laten zien wie er in het
verleden de baas waren: mannen. We kunnen de geschiedenis niet veranderen,
maar we moeten ons ervan bewust zijn dat het tonen van deze beelden niet
neutraal is: mannen leiden er uit af dat ze moeten presteren en
concurreren, vrouwen dat de top eigenlijk niets voor ze is. En wat te zeggen van de in 2014 verschenen
Wetenschapsagenda 2025 van het
Ministerie van OC&W, waarin een fotogalerij met zestien mannelijke en nul
vrouwelijke hoogleraren is opgenomen? Terecht maakten hoogleraren
Eveline Crone, Naomi Ellemers, Judi Mesman en Ineke Sluiter hier een punt van –
maar wat jammer dat zij dat zelf moesten doen. Zonder op te roepen tot een
beeldenstorm pleit ik ervoor dat in elk geval publieke instanties serieus
rekening gaan houden met de niet-neutraliteit van afbeeldingen.
Al met al is de boodschap dat beleid zich moet richten niet op het
veranderen van vrouwen, maar op het veranderen van de omgeving. Een mooie,
maar wellicht zware opgave voor een nieuw kabinet.
* Dit artikel is gebaseerd op een bijdrage in de bundel Redelijk Radicaal, uitgegeven door Balans, Amsterdam in 2016.
Referenties:
Bohnet, I., A. van Geen en M. Bazerman (2014),
When Performance Trumps Gender Bias
, Harvard Business School,
CPB, 2005,
Naar een toekomstbestendig stelsel voor arbeidmarkt en sociale
zekerheid
, CPB notitie, Den Haag.
Gavett,, G. 2013,
Why Men Don't Drink Diet Coke
, Harvard Business School.
Ming, V., 2016,
‘There is a tax on being different’
, Financial Times, 3 julli 2016.
OECD, 2013,
Policy Guidance on Addressing Women's and Girl's Needs for Financial
Awareness and Education
, OECD, Paris.
Okin, S.M., 1999,
Is Multiculturalism Bad for Women?
, Princeton University Press, NJ.
SCP, 2015, Emancipatiemonitor 2014, Den Haag.
Stone, J., Lynch, C.I., Sjomeling, M., & Darley, J.M., 1999.
Stereotype threat effects on Black and White athletic performance
.Journal of personality and social psychology, 77(6), 1213-1227.
Waltzer, M., 2013,
'Feminism and Me', Dissent, Winter 2013.
Worldbank, 2014,
Gender at Work
, Washington DC.