Lange kabinetsformaties
Een nieuwe kabinetsformatie staat voor de deur. Zonder twijfel zal deze
langdurig zijn. Herhaaldelijk wordt nu verwezen naar de vorming van het
kabinet-van Agt I die 208 dagen heeft geduurd en die daarmee de langste
kabinetsformatie ooit zou zijn geweest. Daarbij wordt vergeten dat in de
periode september 1804 tot en met april 1805 Rutger Jan Schimmelpenninck
een regering vormde, waarvoor hij 222 dagen nodig had. Deze
regeringsvorming die in vele opzichten al trekken van een moderne
kabinetsformatie vertoonde werd vooral beheerst door de onderhandelingen
tussen Rutger Jan Schimmelpenninck en Alexander Gogel. De uitkomst was dat
Gogel minister van Financiën werd onder Schimmelpenninck die als
regeringsleider met de titel van raadpensionaris ging optreden. De relatie
tussen raadpensionaris en minister heeft een belangrijke plaats gekregen in
mijn politieke biografie van de patriotse activist en Bataafse staatsman Alexander Gogel, die leefde van 1765-1821.
Voorgeschiedenis
Om de politieke gebeurtenissen in 1804-1805 goed te kunnen begrijpen, is
kennis van de voorgeschiedenis nodig. De hoofdrolspelers Schimmelpenninck
en Gogel hadden elkaar meer dan een decennium eerder al leren kennen in de
Amsterdamse politieke en financiële wereld. Schimmelpenninck was advocaat,
Gogel had een handelskantoor. Beiden waren toen lid van het belangrijke
Amsterdamse patriotse genootschap Doctrina. De patriotten zetten zich af
tegen stadhouder Willem V en zijn regenten. Gogel was lid van een
revolutionair comité dat de Bataafse Omwenteling had voorbereid die in
januari 1795 leidde tot de vlucht van de stadhouder naar Engeland. Het
comité van Gogel deed na de Omwenteling een dringend beroep op
Schimmelpenninck om voorzitter van het Amsterdamse stadsbestuur te worden.
Van radicaal
Gogel was radicaler dan Schimmelpenninck. Dat bleek al in de Amsterdamse
stedelijke politiek, in het eerste jaar van de Bataafse Republiek. Ze
kregen het aan de stok over verschillende zaken. Zo vreesde Gogel voor een
kloof tussen bestuurders en burgers en was hij daarom voorstander van
directe invloed van de bevolking op het stadsbestuur, waar Schimmelpenninck
als stadsbestuurder in het geheel niet voor voelde. Een ander, belangrijk
verschil van mening was dat Gogel de zelfstandigheid van de steden en
gewesten drastisch wilde inperken. Schimmelpenninck wilde als
stadsbestuurder daarentegen een grote zelfstandigheid van Amsterdam
behouden in de nieuwe Bataafse Republiek. Gogel was een unitariër, een
overtuigd voorstander van een eenheidsstaat met nationale belastingen. Op
dat moment werden de belastingen nog geheven door de gewesten, die met hun
financiële bijdragen, quotes geheten, de uitgaven van de Bataafse Republiek
financierden. Vanuit zijn Amsterdamse belangen was Schimmelpenninck wel
voorstander van het samensmelten van de gewestelijke schulden, maar hij was
in het geheel niet overtuigd dat een snelle invoering van nationale
belastingen mogelijk was. Hierover zouden beide politici lange tijd van
mening blijven verschillen.
..tot gematigde bestuurder
Drie jaar later kregen ze opnieuw met elkaar te maken, nu in de nationale
politiek. Gogel was in 1798 na een unitarische staatsgreep agent van
Financiën geworden, een functie te vergelijken met een huidige minister.
Hij was echter intussen geëvolueerd van een radicale activist tot een
gematigd bestuurder. Na enkele maanden al raakte hij verbitterd over de
politieke gang van zaken en pleegde hij een nieuwe staatsgreep waardoor het
radicale bewind door een gematigd bestuur werd opgevolgd. Gogel en de
zijnen hadden een goede pleitbezorger nodig om in Parijs aan de Franse
bondgenoot uit te leggen waarom een tweede staatsgreep nodig was geweest en
daarvoor viel Gogels oog op Schimmelpenninck. Deze werd ambassadeur in
Parijs, eerst tijdelijk, later permanent. Gogel moest wel geweldig op hem
inpraten, voordat Schimmelpenninck instemde met zijn benoeming. Deze moest
namelijk zijn goed lopende advocatenkantoor opgeven en wilde daarvoor een
forse schadeloosstelling.
Nationale belastingen
Gogel ging als agent van Financiën enthousiast en energiek aan het werk met
het leggen van een financieel fundament voor de eenheidsstaat. Het
belangrijkste element was een stelsel van nationale belastingen, dat in
maart 1801 door het parlement werd aanvaard. Een half jaar later was er
echter opnieuw een staatsgreep. Een regerend college van twaalf man, het
Staatsbewind, sloeg een federalistische koers in, met minder macht voor de
centrale overheid en meer macht voor de gewestelijke departementen. Gogel
zag zijn droom van de gecentraliseerde eenheidsstaat in rook opgaan en
stuurde op zijn ontslag als agent aan. Hij ging terug naar zijn
handelskantoor in Amsterdam, dat hij als agent had aangehouden. Ook
Schimmelpenninck was teleurgesteld. Hij was voorstander van een
presidentschap, en een regerend college van twaalf man was daar wel het
tegendeel van. Hij aanvaardde dan ook geen regeringspost onder het nieuwe
bewind, maar bleef ambassadeur in Parijs.
Zoeken naar staatsvorm
Het nieuwe Staatsbewind was niet populair, er waren direct al geruchten
over nieuwe machtswisselingen. Schimmelpenninck en Gogel werden beide
genoemd als kanshebbers voor posten in een nieuwe regering. Gogel
verklaarde dat hij alleen wilde toetreden als voldaan was aan zijn
voorwaarde van – zoals hij met nadruk zei - ongelimiteerde eenheid in
bestuur, wetten en financiën. Interessant is, dat hij toen al – in 1802,
dus drie jaar voordat Schimmelpenninck raadpensionaris werd – voorzag dat
Schimmelpenninck president zou worden. Gogel voorspelde dat op korte
termijn een presidentschap zou worden ingevoerd. Hij merkte op dat
Schimmelpenninck altijd de leer van de Amerikaanse constitutie had
gepreekt, en hem altijd had gezegd, dat die constitutie nog de beste was.
Schimmelpenninck zou wel een tweede Washington worden. Zelf voelde Gogel
niets voor de presidentiële staatsvorm, hij was een republikein van de oude
stempel. Een regerend college van vijf man bijgestaan door een aantal
agenten bleef zijn ideaal. Een presidentschap zou volgens hem een opstapje
zijn naar een verfoeilijke monarchie en naar de terugkeer van het Huis van
Oranje waar hij niets van moest hebben.
Gogel verklaarde dat hij alleen wilde toetreden als voldaan was aan zijn voorwaarde van – zoals hij met nadruk zei - ongelimiteerde eenheid in bestuur, wetten en financiën.
Ondanks de vele kritiek op het Staatsbewind tekende een nieuwe
regeringswisseling zich pas in 1804 af. De Franse bondgenoot had intussen
zijn greep op de Bataafse Republiek verstevigd. Ook keizer Napoleon had
genoeg van het Staatsbewind, dat volgens hem te weinig deed om Frankrijk te
ondersteunen. Hij oefende grote druk op Schimmelpenninck uit om te gaan
verkennen welke wijzigingen van het Nederlandse staatsbestel mogelijk
waren. Op 20 september 1804 begon Schimmelpenninck na overleg mat het
Staatsbewind met deze verkenningen. Het ging om meer dan een
kabinetsformatie. Schimmelpenninck ging namelijk niet alleen een nieuwe
regering vormen, maar ook een nieuwe grondwet opstellen.
Staatsvorm en financiën
Vanaf de aanvang was duidelijk, dat twee zaken centraal stonden, namelijk
de staatsvorm en de openbare financiën. Schimmelpennick wilde vasthouden
aan zijn voorkeur van een presidentieel stelsel. Hoewel Gogel en anderen
meenden dat een presidentieel stelsel als quasi-monarchaal gezag niet paste
in het republikeinse traditie van het Nederlandse staatsbestel, was al snel
duidelijk dat zij zich op dit punt maar aan Schimmelpenninck hadden aan te
passen.
Een tweede hoofdpunt bij Schimmelpennincks verkenningen waren de
overheidsfinanciën. Anders dan bij het constitutionele punt liet
Schimmelpenninck zich over de openbare financiën wel adviseren. Gogel en
andere overtuigde unitariërs waren overtuigd van de noodzaak van nationale
belastingen met een hogere opbrengst. Zij verwierpen het veel besproken
alternatief van een drastische verlaging van de rente op de enorme
staatsschuld. Deze maatregel zou weliswaar ook tot een verlaging van het
financieringstekort leiden, maar Gogel en zijn medestanders beschouwden een
drastische rentereductie als een vorm van staatsbankroet die schadelijk was
voor de kredietwaardigheid van het land. Tegenover deze groep stonden
vertegenwoordigers van het Staatsbewind die niets in nationale belastingen
zagen en juist een rentereductie voorstonden.
Gogel stond hoog op Schimmelpennincks lijstje van kandidaten voor
bewindsman van Financiën. Ook daarom wilde Schimmelpenninck de coalitie
waarop zijn bewind zou steunen aanvullen met de politieke stroming van
overtuigde, maar gematigde unitariërs waartoe Gogel behoorde. Deze had een
zodanige reputatie als financiële man dat Schimmelpenninck niet om hem heen
kon, maar ook niet om hem heen wilde. En Gogel had Schimmelpenninck nodig
voor zijn ideaal, de invoering van zijn nationale belastingen. Er is wel
gezegd dat ze als het ware tot elkaar veroordeeld waren.
Toch verliepen de onderhandelingen moeizaam. Gogel probeerde in brieven en
in een uitvoerige pleitnota Schimmelpenninck te overtuigen dat het heel
goed mogelijk was snel om een nationaal belastingsysteem in te voeren.
Hoewel Schimmelpenninck daardoor langzamerhand wel overtuigd raakte dat de
invoering van nationale belastingen goed mogelijk was, wilde hij zich er
niet op vastleggen en Gogel behield zijn afkeer van het presidentiële
systeem. Er dreigde zelfs een patstelling. Het zou al met al een half jaar
duren voordat er overeenstemming was tussen beide heren.
Uitruil van belangen
In maart 1805 gingen Schimmelpenninck en Gogel om de tafel zitten voor een
beslissende ronde. Na drie dagen confereren ging de kogel door de kerk. Er
vond als het ware een uitruil van de belangrijkste strijdpunten plaats.
Gogel legde zich neer bij het presidentiële systeem, omdat zijn ideaal, de
eenheidsstaat, verwezenlijkt werd met nationale belastingen en sterke
beperking van de bevoegdheden van gewesten en steden. De ‘formatie’ kwam nu
in een stroomversnelling. Andere ministers werden aangezocht.
Gogel legde zich neer bij het presidentiële systeem, omdat zijn ideaal, de eenheidsstaat, verwezenlijkt werd met nationale belastingen en sterke beperking van de bevoegdheden van gewesten en steden.
Een nieuwe
grondwet werd aan het volk voorgelegd en bij referendum goedgekeurd. Voor
de volksraadpleging bestond overigens bedroevend weinig belangstelling, van
de ruim 350.000 stemgerechtigden kwam slechts een klein deel op, te weten
14.093 ja-stemmers en 136 nee-stemmers. Op 29 april 1805 legde
Schimmelpenninck in handen van de voorzitter van het Staatsbewind de eed af
als raadpensionaris, die per 1 mei Gogel benoemde tot secretaris van staat
(minister) voor de Financiën. De vorming van de nieuwe nationale regering
die in vele opzichten te vergelijken is met een moderne formatie had
welgeteld 222 dagen geduurd, de langste formatie ooit.
De nieuwe bewindsman Gogel zal op 15 mei 1805 bij de installatie van het
Wetgevend Lichaam met veel voldoening naar de ‘Troonrede’ van
Schimmelpenninck hebben geluisterd, omdat daarin de toezeggingen die hij in
maart had gekregen als het ware verzilverd werden. Na alle voorbereidingen
in voorgaande jaren wist Gogel zijn nationale belastingstelsel in het ene
jaar van Schimmelpennincks bewind goeddeels tot stand te brengen. Ook de
contouren van een nationale belastingdienst, die voor de uitvoering van het
stelsel nodig was, werden al goed zichtbaar. Het lukte Gogel om in een
weerbarstig en taai karwei het onontbeerlijke fundament van de
eenheidsstaat te leggen, waarna er geen weg meer terug was.
Referentie:
Postma, Jan, 2017, ‘Alexander Gogel (1765-1821). Grondlegger van de Nederlandse staat’, Uitgeverij Verloren, Hilversum.
Te citeren als
Jan Postma, “De langste kabinetsformatie in Nederland (1804-1805)”,
Me Judice,
17 maart 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Foto: Alexander Gogel, wikimedia commons