Van orthodox naar heterodox
Voor de financiële crisis was er al ontevredenheid over de manier waarop economen de wereld bekeken en hierover les gaven. In 2000 protesteerden Franse
studenten aan de ‘Grande Ecoles’ tegen het economisch onderwijs dat zij kregen. Zij protesteerden tegen wat zij de ‘ autisme-économie’ noemden en vonden dat er meer aandacht moest zijn voor pluriformiteit. Na de financiële
crisis is de roep om een heterodoxe economie toegenomen. In 2009 werd met een donatie van George Soros het Institute for New Economic Thinking opgezet want ‘traditional economics is failing us’. In
2013 protesteerden economie studenten aan de Universiteit van Manchester tegen het onderwijs dat ze kregen en zij richtten de ‘Post-Crash Economics Society’ op. Economie studenten van elf andere Europese universiteiten hebben
lokale bewegingen opgezet en zich aangesloten bij de Post-Crash Economics Society. Een paar jaar geleden is het‘International Student Initiative for Pluralism in Economics’ opgezet. Hier doen 31 landen aan mee, onder andere ‘Rethinking Economics NL’. Hier volgen drie suggesties voor hoe heterodoxie centraler kan komen te staan
in de manier waarop economen de wereld bestuderen en daarover les geven.
Alternatieve classificaties
Economen zijn er erg goed in om classificaties te ontwikkelen. Zij besteden veel aandacht aan de definitie van de populaties die worden bestudeerd, door
bijvoorbeeld nauwkeurig te beschrijven wat een huishouden precies is, of door heel precies te beschrijven wat wel en niet tot de nationale economie
behoort. Deze precieze definities en classificaties zijn voor economen erg belangrijk omdat die nodig zijn om te vergelijken en die vergelijkingen zijn
weer nodig om iets te kunnen verklaren. Als je bijvoorbeeld het inkomen van huishoudens of de ongelijkheid in landen met elkaar wilt vergelijken is het van
belang om overal dezelfde definitie te hanteren. Deze onderzoeksbenadering lijkt wat op hoe geld werkt. Voor orthodoxe economen moet elke waarde
uiteindelijk uit te drukken zijn in een andere waarde.
De consequenties van deze manier van definiëren en classificeren zijn groot. De definities en categorieën die economen ontwikkelen en gebruiken zijn
verbonden aan specifieke politieke en ideologische waarden. De definities zijn meestal juridische categorieën die verankerd zijn in ons rechtssysteem of in
een specifieke politieke geschiedenis. Door die definities te gebruiken, neem je die juridische en politieke context ook mee in het onderzoek. Het
onderzoek kan dan een verlengde worden van de juridische of politieke context waarin die categorieën zijn ontstaan en het zicht ontnemen op processen die
verbonden zijn met categorieën die niet deze juridische of politieke verankering hebben.
Laat ik een voorbeeld geven van de definitie van het huishouden (zie bijvoorbeeld de definitie van Unstad). Het begrip huishouden lijkt een vanzelfsprekende en neutrale
categorie maar is dit niet. Het is ontstaan uit een specifieke Europese geschiedenis en daardoor ook een specifieke betekenis die niet universeel is. Uit
antropologisch onderzoek blijkt dat het huishouden helemaal niet altijd handig is als je bijvoorbeeld wilt weten hoe voor kinderen wordt gezorgd of als je
wilt weten hoe mensen hun geld besteden. Het is dan veel beter om uitgebreide verwantschapsnetwerken en vrijwilligers organisaties te onderzoeken (zie
bijv. Bähre (2007), Laughlin (1974) en Sharp en Spiegel (1985)). Maar het huishouden is nu eenmaal een belangrijke juridische categorie – de staat heeft
nauwelijks zicht op deze vrijwilligersorganisaties – en economen nemen daarom het huishouden te vanzelfsprekend over in hun onderzoek.
Voor een heterodoxe economie is het essentieel om de universaliteit van de definities en classificaties die worden gebruikt ter discussie te stellen. Het
uniform maken van een diversiteit aan verschijnselen en classificaties is een vorm van symbolisch geweld. Het is niet eenvoudig om dit symbolisch geweld te
stoppen omdat hiermee de basis van de vergelijking en daarmee economische verklaringen ter discussie komt te staan. Als men heterodoxe categorieën gebruikt
is het terecht om af te vragen wat vergeleken kan worden en welke conclusies men kan nemen. Dat zijn belangrijke intellectuele uitdagingen voor een
heterodoxe economie. Maar het lijkt mij beter om die uitdaging aan te gaan dan om te proberen van appels peren te maken.
Uit de methodologische ‘black box’
Economen houden zich intensief bezig met een aantal specifieke methodologische problemen, vooral problemen die te maken hebben met het vaststellen van
causaliteit en representativiteit. Als het gaat om de manier waarop gegevens verzameld worden – zeg maar de onderzoekspraktijk – lijkt er een black box te
bestaan. Het valt mij op hoe weinig zicht er is op, en soms ook weinig belangstelling is voor, de onderzoekspraktijk terwijl data verzamelen cruciaal is.
Het maakt uit hoe deze onderzoekers getraind zijn, hoe ze betaald worden, en welke relatie ze hebben met de mensen, bedrijven of instanties waar ze het
onderzoek naar doen. Ook als er geen persoonlijke relatie is, kan dat belangrijk zijn, al is het maar omdat de onderzochten hun eigen ideeën hebben over
wie de onderzoekers zouden kunnen zijn en wat hun motieven zijn.
Laat ik een voorbeeld geven uit mijn eigen onderzoek. Toen ik begon met veldwerk in de township Indawo Yoxolo in Kaapstad was het voor de bewoners redelijk
helder wie ik was. Men was er van overtuigd dat ik een politieagent, ontwikkelingswerker of deurwaarder was. Hoewel ik vaak vertelde wie ik wel was – een
onderzoeker uit Nederland – bleef men mij in die drie categorieën indelen. Dat is begrijpelijk omdat de ervaring van de bewoners met blanke bezoekers
beperkt was tot die drie groepen. Pas na een langere tijd en veel introducties stelde men dat beeld bij en dat zorgde er voor dat mensen mij andere dingen
vertelden of lieten zien.
Nog een voorbeeld: ik werkte eerst met een onderzoeksassistent die mij hielp met vertalen en zorgde voor mijn veiligheid. Het viel mij op dat hij tijdens
veldwerk regelmatig met een gestrekt been liep en ik vroeg of hij last van zijn knie had. Hij vertelde mij dat hij expres zo liep. Hij hoopte dat door zo
te lopen bewoners dachten dat hij een geweer in zijn broekspijp had. Gelukkig kwam ik hier achter en ben ik uiteindelijk met een andere onderzoeksassistent
verder gaan werken. Maar deze onderzoeksassistent had een conflict met politieke groeperingen, en ook dat beïnvloedde het onderzoek weer (zie ook Bähre,
2007, 2015).
Deze methodologische kwesties moeten niet afgedaan worden als anekdotes voor in het café of als curieuze antropologische verhalen. Dit soort onderzoek
omstandigheden zijn essentieel voor de informatie die je verzamelt, ook als dat onderzoek in een laboratorium plaatsvindt (Zie bijvoorbeeld Science and
Technology Studies van Latour en Woolgar (1979), M’charek (2000) en Mol (2003)). Een heterodoxe economie zou deze onderzoekspraktijken onderdeel kunnen
maken van de analyse en zich afvragen wat de gevolgen zijn voor de analyse van onderzoeksgegevens.
Reflectie
De manier waarop wetenschap zich ontwikkelt is mede afhankelijk van de maatschappelijke context van die wetenschap. Dit is zeker zo voor sociale
wetenschappen zoals economie. Maatschappelijke ontwikkelingen zorgen er voor dat economen bepaalde typen vragen gaan stellen en bepaalde methoden
ontwikkelen die weer invloed hebben op de theorievorming. Een bekend en uitgebreid bestudeerd voorbeeld is de politieke en ideologische context van
rationaliteit. Het idee dat mensen rationeel handelen is niet nieuw maar kreeg na de Tweede Wereldoorlog wel een specifieke invulling die het gevolg was
van de angst voor het opkomende communisme. In 1948 werd de RAND Corporation opgezet met als doel om de VS militair, economisch en ideologisch te
verdedigen. Wetenschappers die werkten voor of verbonden waren met de RAND Corporation gingen onderzoek doen dat paste bij liberale waarden en het
kapitalisme. In dat onderzoek moesten begrippen zoals solidariteit en gemeenschap worden vermeden omdat die begrippen het communisme aan wetenschappelijke
legitimiteit konden helpen. Het onderzoek aan de RAND Corporation, maar ook de Ford Foundation, vormde de basis voor Rational Choice Theory dat een van de
belangrijkste uitgangspunten in de orthodoxe economie is geworden (Amadea (2003), Mirowski (2005) en Poundstone (1992)).
Deze politieke en ideologische geschiedenis betekent niet dat Rational Choice Theory helemaal onzin is, maar het is naïef om te veronderstellen dat zij
geen rol heeft gespeeld. Bovendien is deze gebeurtenis niet uniek. Antropologisch onderzoek liet bijvoorbeeld zien dat de relaties tussen Amerikaanse elite
universiteiten en Wall Street een omgeving creëerde waarin het nemen van grote risico’s gestimuleerd werd. Hierdoor kregen nieuwe technologische
ontwikkelingen die risico’s groter maakten een impuls (Zie Ho (2009), Luyendijk (2015) en Tett (2009)).
Een heterodoxe economie reflecteert op de context waarin economisch onderzoek en onderwijs plaats vindt. Een heterodoxe economie is afhankelijk van
diversiteit in netwerken, instituties, gewoonten en ideologieën waarbinnen economen onderzoek doen en onderwijs geven. Een heterodoxe economie is dus een
reflexieve economie die stil staat bij de sociale netwerken en politiek verhoudingen waar economische onderzoekers deel van uitmaken. Een heterodoxe
economie reflecteert kritisch op de ideologische formaties waar zij deel van uitmaakt en stelt vragen over welke invloed dit heeft op de vragen die gesteld
worden.
Referenties
Amadae, M. Rationalizing Capitalist Democracy: The Cold War Origins of Rational Choice Liberalism (Chicago: University of Chicago Press, 2003);
Bähre, E., Money and Violence: Financial Self-Help Groups in a South African Township, (Leiden: Brill, 2007).
Bähre, E., "Ethnography’s Blind Spot: Intimacy, Violence, and Fieldwork Relations in South Africa," Social Analysis: The International Journal of Social and Cultural Practice 59, no. 3 (2015).
Ho, K., Liquidated: An Ethnography of Wall Street (Durham and London: Duke University Press, 2009).
Latour, B., en S. Woolgar, 1979, Laboratory Life: The Construction of Scientific Facts (Princeton: Princeton University Press, 1979).
Laughlin, C.D., "Deprivation and Reciprocity," Man 9, no. 3 (1974).
Luyendijk, J., Dit Kan Niet Waar Zijn: Joris Luyendijk Onder Bankiers (Amsterdam en Antwerpen: Uitgeverij Atlas Contact, 2015).
M'charek, A., "Technologies of Population: Forensic DNA Testing Practices and the Making of Differences and Similarities," Configurations 8, no. 1
(2000).
Mirowski, P. "Sleights of the Invisible Hand: Economists' Interventions in Political Theory," Journal of the History of Economic Thought 27, no. 01 (2005).
Mol, A., The Body Multiple: Ontology in Medical Practice (Durham: Duke University Press, 2003).
Poundstone, W., Prisoner's Dilemma (Ann Arbor: Doubleday, 1992).
Sharp, J.S., en A.D. Spiegel, "Vulnerability to Impoverishment in South African Rural Areas; the Erosion of Kinship and Neighborhood as Social Resources," Africa 55, no. 2 (1985).
Tett, G., Fool's Gold: How Unrestrained Greed Corrupted a Dream, Shattered Global Markets, and Unleashed a Catastrophe (London: Abacus 2009).