Complexiteit
De financiële crisis in 2008 stelde economen voor een raadsel. Gewapend
met de traditionele economische theorie konden zij het uiteenvallen van
financiële markten en de langdurige nasleep ervan niet echt goed verklaren,
laat staan voorspellen. Krugman (2009) stelde al vroeg vast dat economen los moeten komen van de modellen van perfect werkende markten. Zijn boodschap aan de economengemeenschap was helder: om vooruitgang te
boeken moeten we als economen wennen aan de ‘messy’ economische theorie
waarin bubbles kunnen voorkomen en alle ‘animal spirits’ van de mens waar
Keynes ooit naar verwees nog aanwezig zijn; 'spirits' die helaas uit het zicht
zijn verdwenen met de dominantie van de neoklassieke blik. Nu de crisis uit
het zicht verdwijnt lijkt het voor de meeste economen ‘business as usual’ en
wordt in de praktijk teruggegrepen op standaardmodellen. Toch zou dat een
vergissing zijn omdat een van de belangrijkste lessen van de crisis was dat
de financiële industrie zo complex en verweven is geraakt dat hier de
bestaande kennis tekort schoot om zaken als besmettingsgevaar op
macro-economisch niveau te analyseren.
Sinds 2008 is er een groeiende interesse in het gebruik
van complexiteitstheorie om economische en financiële markten te begrijpen.
Concepten als tipping points, netwerken, verspreiding van besmetting,
positieve en negatieve feedback en veerkracht hebben het taalgebruik van de financiële
experts en toezichthouders verrijkt, maar het daadwerkelijke gebruik van
complexiteitsmodellen en de onderliggende theorie staat nog in de kinderschoenen. In deze bijdrage willen
wij laten zien dat economen niet alleen veel kunnen leren van hoe
wetenschappers in andere disciplines omgaan met complexiteit, maar ook dat
bij het ontwikkelen van complexiteitsmodellen andere disciplines weer van
economen en hun problematiek kunnen leren. Iedere discipline kan zich uiteraard op zijn eigen
terrein terugtrekken, maar uit onze ervaring komt naar voren dat door het
samen optrekken in onderzoek de modellen rijker worden. Daarnaast heeft de
crisis gebruikers van modellen wakker geschud dat de traditionele modellen weinig voorspellende waarde hebben en onvoldoende rekening houden met de mogelijkheid van een crisis. Zoals Willem Buiter (2009) in het begin van de
crisis meldde: macro-economen moesten maar eens goed in de spiegel kijken.
Daarom is het wel goed om een overzicht te bieden van wat er mogelijk is.
Recente inzichten en technieken bieden voor gebruikers en toezichthouders
enorme mogelijkheden voor het registreren en beheren van financiële
systemen die zich kenmerken door een hoge mate van interactie. En daarmee
zouden deze technieken ook kunnen helpen om toekomstige crises beter te
kunnen voorspellen en beheersen.
Onderliggende processen van de crisis
De geschiedenis van financiële markten (zie bijvoorbeeld Kindleberger en Aliber, 2015
) leert ons dat dergelijke markten ten prooi vallen aan omvangrijke en
ogenschijnlijk onverwachte verstoringen die het systeem kunnen doen
instorten. Zulke transities zijn in sommige gevallen in gang gezet door
onvoorspelbare gebeurtenissen. Echter, in veel gevallen liggen aan dat
soort crises endogene processen ten grondslag. Analyses van complexe
systemen zoals klimaatsystemen of ecologische systemen laten zien dat
voordat een grote transitie plaats vindt er vaak een onopgemerkt verlies
aan veerkracht is. Dit maakt een systeem gevoelig: een kleine verstoring
kan een domino-effect teweegbrengen dat zich verspreidt door het systeem en
uiteindelijk leidt tot een crisis. 'Veerkracht' is voor deze systemen geen vaag begrip, maar een duidelijk gedefinieerde kwantificeerbare indicator. Kunnen we daar van leren?
Vroege signalen
Recent onderzoek heeft aangetoond dat er algemene, kwantitatieve
indicatoren bestaan van het begrip veerkracht (‘resilience’) die gebruikt
kunnen worden in tal van complexe systemen om zogenaamde tipping points, in
gewoon Nederlands omslagpunten geheten, te ontdekken. Tekenen van een
tipping point zijn verhoogde correlaties tussen netwerkpunten en een sterke
toename in de tijd in correlaties, variantie en scheefheid van
schommelingen in activiteit. Deze indicatoren werden eerst wiskundig
aangetoond en vervolgens experimenteel gedemonstreerd in echte complexe
systemen, zoals bijvoorbeeld ecologische ‘living systems’ (Scheffer et al.
2012).
Om een voorbeeld te geven hoe nuttig een dergelijk model in een
economische context kan zijn toont een studie over het Nederlandse
interbancair verkeer van Squartini et al. (2013). Zij laten zien dat met
het gebruik van een standaard economische analyse met een homogeen netwerk
men de crisis van 2008 veel te laat waarneemt. Met een model met een
heterogeen netwerk zou men de tekenen van de crisis in een veel vroeger
stadium – drie jaar voorafgaande aan de crisis – hebben kunnen ontdekken. Figuur 1 brengt de essentie van
de verschillen tussen deze twee modellen in beeld. Hier zien we een analyse
in de tijd van twee zogenaamde ‘2-loops’, d.w.z. paren van banken die zowel
crediteur als debiteur van elkaar zijn. De z-score (op de verticale as)
geeft de standaard deviatie aan van de mate waarin de waarde van de 2-loops in het echte netwerk afwijken van de verwachte waarde in het
gehanteerde model. Een z-waarde kleiner dan 3 geeft aan dat het gedrag van het echte systeem min
of meer spoort met het gehanteerde model, terwijl bij hogere waarden men
zich zorgen moet gaan maken over realiteitsgehalte van het gehanteerde
model.
Er worden twee modellen gebruikt in figuur 1: een homogeen netwerk waarbij het
totale aantal connecties gelijk is aan het totale aantal in het echte
financiële netwerk. Met een dergelijk model neem je aan dat iedere bank een identiek aantal connecties heeft. En een heterogeen netwerk waarbij iedere bank in ieder geval hetzelfde aantal connecties heeft als in het echte netwerk. Het tweede netwerk is daardoor
realistischer dan het homogene netwerk. En zoals blijkt uit de figuur zal
de beleidsmaker of toezichthouder die met het homogene model werkt de crisis pas in 2008
ontdekken met een zeer abrupte verandering in activiteit, terwijl het heterogene
model een geleidelijke maar stabiele verandering in economische activiteit al vanaf 2005 laat zien.
Figuur 1: Signalen in het interbancaire verkeer in Nederland die
aangaven dat in 2008 een crisis aanstaande was wanneer men (1) een standaardmodel gebruikt met een homogeen netwerk (bovenste figuur); of (2) een heterogeen model waarbij iedere bank hetzelfde aantal connecties heeft zoals dat in werkelijkheid het geval is (onderste figuur)
Bron: berekeningen gebaseerd op Squartini et al. (2013)
Niet de grootte van de bank, maar de centrale positie telt
Netwerkeffecten zijn van groot belang voor de financieel-economische
stabiliteit omdat schokken vergroot kunnen worden door zogenaamde
cascade-effecten. Niet voor niets maakten tijdens de crisis bankiers, toezichthouders en
centrale banken zich zorgen dat in het oog van de storm van de crisis zelfs
kleine banken zoals DSB Bank of IceSave het systeem in gevaar kunnen
brengen. Die intuïtie was goed, maar de modellen waar mee gewerkt werd
konden netwerkeffecten en besmettingsgevaar niet in kaart brengen.
Onderzoek over besmetting in financiële netwerken laat zien dat de structuur van het netwerk en de positie van banken van groot belang zijn. Het wereldwijde financiële systeem kan ineenstorten zelfs als individuele banken, op zichzelf staand bekeken, gezond lijken te zijn.
Om een
ander voorbeeld te geven, de Bank of International Settlements (BIS) heeft
recentelijk een kader ontwikkeld gebaseerd op data over de interacties
tussen banken om zo het systeemrisico na te bootsen van banken die van
cruciaal belang zijn voor het wereldwijde financiële systeem. Onderzoek van
Battiston et al. (2016) over besmetting in financiële netwerken laat zien
dat de structuur van het netwerk en de positie van banken van groot belang
zijn. Het wereldwijde financiële systeem kan ineenstorten zelfs als
individuele banken op zichzelf staand bekeken gezond lijken te zijn. Het begrijpen van deze effecten
is essentieel voor de kwantificering van druk of ‘stress’ die op
individuele banken rust en uiteraard om het systeemrisico voor het totale
netwerk in kaart te brengen. Ondanks alle onderzoeksinspanningen, is het
onwaarschijnlijk dat dergelijke kwantificering op korte termijn routinematig
kan plaatsvinden.
Het gevaar van een 'kleine wereld'
Voor het begrijpen van de complexiteit van het systeem kan
informatieasymmetrie binnen een netwerk een probleem vormen. Denk maar eens
aan de basis van de credit crunch die zich in 2008 in volle breedte
openbaarde en waarbij banken geen weet hadden van de problemen met de activa van
andere banken. Het bankennetwerk laat zich het beste kenschetsen als een
structuur met een duidelijke kern of een centrum én een periferie; een
structuur die we ook tegenkomen in bijvoorbeeld geografische systemen. Het
bankennetwerk kent een relatief kleine kerngroep van grote banken die vaak
met elkaar handelen en die bovendien zich niet kenmerken als divers qua
verdienmodel of het risico dat in hun activa en passiva verborgen is. Dit
betekent dat de kans op het falen van grote kernbanken sterk gecorreleerd
is. En dat kan tot een collectief moreel risico leiden – spelers nemen meer
risico omdat ze weten dat anderen de kosten van het falen ophoesten. Banken
zullen daarom onder dergelijke omstandigheden meer risico nemen dan
verantwoordelijk is omdat ze weten dat autoriteiten - en uiteindelijk de
belastingbetaler - in geval van crisis hen wel zal redden. En op zijn beurt
vergroot dit gegeven de prikkel voor banken om zich uniform te gedragen en
risico te nemen.
Werken aan signalen
Het schatten van systeemrisico’s in financiële markten is sterk afhankelijk
van gedetailleerde data van het financiële netwerk. Helaas zijn dit soort
netwerken vaak onzichtbaar voor onderzoekers omdat dergelijke gegevens
vertrouwelijk zijn, zelfs gedeeltelijk voor toezichthoudende centrale banken. De traditionele instrumenten die zijn ontworpen om op basis van
publieke doch partiële informatie netwerken te reconstrueren, en daarmee
het systeemrisico in te kunnen schatten, zijn tot dusver niet succesvol. De
betrouwbaarheid van dergelijke schattingen is gering. Maar een recente studie door verschillende centrale banken wereldwijd uitgevoerd (Anand et al. 2017) toont aan dat nieuwe modellen gebaseerd op statistische fysica (Cimini et al. 2015) de beste methoden bieden voor het reconstrueren van financiële netwerken uit gedeeltelijke informatie. Op dit terrein
valt dus nog een wereld te winnen. Zo zou de betrouwbaarheid van dit soort
exercities enorm kunnen toenemen als banken het aantal connecties met
andere banken zouden openbaren, zelfs zonder hun identiteit kenbaar te
maken.
Behalve data over netwerken is de kennis over de effecten van interacties
en banden tussen banken ook afhankelijk van kwantitatieve indicatoren en
concepten die belangrijke netwerkaspecten blootleggen, zoals de
systematische gevolgen van het falen van individuele knooppunten in het
netwerk. DebtRank bijvoorbeeld, een indicator ontwikkeld door Battiston et
al. (2012) die het systematische belang van individuele bedrijven in een
financieel netwerk meet, laat zien dat het van groter belang is om te weten
wat er met het centrum van een financieel systeem gebeurt dan de
concentratie op de banken en instellingen die ‘too big to fail’ zijn.
Interdisciplinaire samenwerking
Het mooie van complexiteitstheorie is dat het een theorie is die vele
disciplines aanspreekt en je veel van die andere disciplines kan leren.
Tegelijkertijd is het ook het ingewikkelde van deze theorie omdat de
context in de economie anders is dan in epidemiologie, ecologie of klimaatwetenschappen en dat samenwerking
meer eist van partners in onderzoek dan binnen één discipline. Sterker nog, voor een verdere ontwikkeling van complexiteitstheorie is het essentieel dat op het oog verschillende gebieden samenwerken. Breed inzetbare inzichten en nieuwe technieken vragen een breed pallet aan voorbeelden en te verklaren fenomenen die uit zeer verschillende gebieden en systemen komen. De reden
waarom de samenwerking zo goed werkt is wellicht omdat partners in
onderzoek zo goed de eenheid in verscheidenheid herkennen. We geven een
aantal voorbeelden.
Ontwikkelen van indicatoren
Ecologen hebben instrumenten ontwikkeld om de stabiliteit, robuustheid en
veerkracht van voedselwebben en hebben laten zien hoe deze afhankelijk zijn
van de structuur van het netwerk en de sterkte van de interacties (May,
2008). Epidemiologen hebben instrumenten ontwikkeld om de kracht van
gebeurtenissen na te bootsen die zich verspreiden in systemen van eenheden
die met elkaar in verband staan, om zogenaamde superverspreiders te
identificeren evenals kerngroepen die relevant zijn om langdurige infecties
te begrijpen, en om strategieën te ontwikkelen om besmetting te voorkomen
dan wel in te dammen (Heesterbeek et al. 2015).
Agenten en gedrag
Agent-based modellen (ABM) zijn computermodellen waarin het gedrag van
individuen (‘agents’) en hun interacties expliciet worden gemodelleerd als
beslissingsregels die in kaart brengen hoe de waarnemingen van individuen
leiden tot gedrag. Hoewel ABMs nog niet een lange traditie kennen in
financieel-economische literatuur zoals bijvoorbeeld dat wel het geval is
in verkeersmodellen, epidemiologie of oorlogsconflictanalyses, hebben deze
modellen tot dusver veelbelovende resultaten behaald. Axtell (2014) heeft
een gedetailleerd ABM met miljoenen agenten (consumenten, bedrijven, etc.)
ontwikkeld dat tientallen empirische eigenschappen van de dynamiek van
bedrijven kan verklaren zonder terug te vallen op externe schokken als
verklaringsgrond. ABM’s verklaren goed waarom de fluctuatie in prijzen zijn
geclusterd en variëren in de tijd. (LeBaron, 2006) en zijn veelvuldig
gebruikt om de systeemrisico’s die voortvloeien uit de hervormingen die het
Basel Committee on Banking Supervision heeft gedaan. Deze modelexercities
laten zien dat opgelegde grenzen aan het nemen van risico’s die variëren in
de tijd tot ‘booms’ en ‘bust’ in prijzen kan leiden (Thurner et al. 2012,
en Aymanns en Farmer, 2011). En ABM’s over marktdynamiek kan weer steunen
op ABM werk in de dynamiek in opinies van Flache en Macy (2011) die
proberen te begrijpen hoe verspreiding van publieke opinie in sociale
netwerken macro-economisch gedrag verklaart. En dit is op zijn beurt weer
van cruciaal belang voor de praktijk om de stabiliteit en veerkracht van
sociaal-economische systemen te beheersen.
De noodzaak van het lab
Laboratoriumexperimenten met mensen kunnen op empirische wijze de
beslisregels, de interacties en de macro-economische implicaties valideren
die ABM-onderzoekers veronderstellen en gebruiken. Recent experimenteel
onderzoek van Bao et al. (2015) laat zien dat economische systemen
substantieel kunnen afwijken van het evenwicht dat een traditionele
algemeen evenwichtsmodel genereert, zowel voor het individu als voor de
macro-economie. De algemene eigenschap van zogenaamde positieve
feedbackmechanismen leidt ertoe dat prijzen substantieel en langdurig
kunnen afwijken van evenwichtsprijzen. En dit leidt tot speculatieve
prijzenbubbels, zoals we die op de woningmarkt kennen, en die op een
gegeven moment ook uiteenspatten. Dit proces wordt nog eens versterkt door
een focus in de praktijk op het volgen van trends en kuddegedrag (Hommes,
2013). Er is veel sterk empirisch bewijs dat dit soort gedrag ook in
financiële markten in de praktijk zich voordoet. De experimenten uitgevoerd
in laboratoria waar de condities goed gecontroleerd kunnen worden zijn bij
uitstek geschikt om in detail te zien hoe mechanismen in elkaar steken, wat
oorzaak en gevolg is en onder welke condities macro-economische fenomenen
zich ontwikkelen.
Een eenvoudig gedragsmodel, met individuen die langzaam overgaan op beter werkende beslisregels, verklaart niet alleen individueel gedrag maar
ook macrogedrag in de kunstmatige economieën die in deze laboratoria worden
gecreëerd. De experimenten leveren ook kennis op over algemeen geldende
mechanismes die behulpzaam zijn om besmetting in dergelijke systemen in te
dammen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om te laten zien hoe monetair en
begrotingsbeleid alsook financieel toezicht succesvol kunnen zijn wanneer
dit beleid zodanig ontworpen wordt dat de positieve feedbackmechanismen
afgezwakt worden (Bao en Hommes, 2015). Complexiteitstheorie biedt
wiskundig begrip en kennis van deze effecten.
Van zwarte magie naar beleid
De weerstand voor complexiteitstheorie is begrijpelijk omdat economen vertrouwd zijn met hun standaard evenwichtsmodellen. Het doet herinneringen oproepen aan het moment waarop macro-econometrische modellen in de jaren dertig werden geïntroduceerd. John Maynard Keynes had in 1939 een kritische boekbespreking gewijd aan het
modellenwerk van de eerste Nobelprijswinnaar in de economie Jan Tinbergen.
Het is een boekbespreking die de vinger op de zere plek legde van de
macro-economische modelbouw van dat moment maar het is ook een botsing der
culturen; van Keynes die intuïtie, logica, maar vooral ook de
psychologische factoren miste in de macromodellen van Tinbergen. De 'animal
spirits' die een rol spelen in investeringen en consumptie waar Keynes zo veel belang aan hechtte verdwenen uit het zicht met methode van 'professor Tinbergen'. Het is wellicht
goed om die kritiek ook weer terug te lezen voor het werk van de
complexiteitstheorie. Als relatieve nieuwkomer worden dergelijke modellen
ook als zwarte magie gezien. Maar het aardige van het complexiteitswerk is
dat het juist de grillen van de markt en de samenleving nabootst, de animal
spirits en de bubbles op kapitaalmarkten, de rationele beperktheid van de
mens. En tegelijkertijd staan wetenschappers in deze traditie open voor
inzichten van buiten. In zekere zin is het ‘open source software’ waar
diverse disciplines aan mee helpen ontwikkelen.
Maar wellicht dat Keynes
inzag dat het modellenwerk van Tinbergen wellicht niet zijn ‘cup of tea’
was maar wel een sport voor jonge wetenschappers als Tinbergen. Hij zei dan
ook: “That there is anyone I would trust with it at the present stage or
that this brand of statistical alchemy is ripe to become a branch of
science, I am not yet persuaded. But Newton, Boyle and Locke all played
with alchemy. So let him continue.” Het is aan wetenschappers om te
laten zien dat complexiteitstheorie meerwaarde heeft en hoewel de naam
suggereert dat alles complex is, is het basisidee juist heel simpel, je
modelleert de samenleving of de natuur zoals je hem ziet, met alle
netwerken, beslisregels of instincten van actoren, en de uiteindelijke
gevolgen van die microhandelingen hebben (complexe) macro-consequenties. De
technologie is er, de communicatie tussen disciplines is er en de
resultaten zijn veelbelovend.
Alleen voor de verbinding met de echte
beleidspraktijk is nog een missing link. Het voorkomen van de recente Grote
Recessie zou onmogelijk zijn, maar gewapend met inzichten uit de
complexiteitstheorie had welllicht de angel uit deze recessie getrokken
kunnen worden en de wereldwijde crisis tot een doorsneerecessie te
transformeren. Hiervoor hebben wij in samenwerking met internationale
onderzoekers in wetenschap en praktijk het plan en de droom om een online
financieel-economisch dashboard te ontwikkelen dat data, methoden en
indicatoren integreert. Hiermee zouden ontwikkelingen in de financiële wereld
kunnen worden gevolgd alsook regelmatig zouden stress-testen kunnen worden
uitgevoerd om stabiliteit van het globale financiële systeem te peilen in
real-time. Dat klinkt wellicht utopisch maar dit is het allerminst als we
naar andere disciplines kijken waar complexe systemen een rol spelen, zoals
in weersystemen en sociale netwerken. En de kosten zouden peanuts zijn
vergeleken met de kosten die het uiteenvallen of instorting van financiële
markten op wereldschaal.
* Dit artikel steunt voor een deel op een eerder werk van sommige auteurs in Battiston et al. (2016).
Referenties:
Anand, K., van Lelyveld, I., Banai, Á., Friedrich, S., Garratt, R.,
Hałaj, G., ... & Molina-Borboa, J. L. (2017). The missing links: A global study on uncovering financial network structures from partial data.Journal of Financial Stability.in press.
Axtell, R. L. (2015). Endogenous dynamics of multi-agent firms. Oxford
University, working paper.
Aymanns, C., & Farmer, J. D. (2015). The dynamics of the leverage cycle. Journal of Economic Dynamics and Control,50,
155-179.
Bao, T., & Hommes, C. H. (2015). When speculators meet constructors: Positive and negative feedback in
experimental housing markets. CeNDEF Working paper 15-10, University of Amsterdam, Netherlands.
Battiston, S., Gatti, D. D., Gallegati, M., Greenwald, B., & Stiglitz,
J. E. (2012).
Liaisons dangereuses: Increasing connectivity, risk sharing,and systemic risk.
Journal of Economic Dynamics and Control,
36(8), 1121-1141.
Battiston, S., Farmer, J. D., Flache, A., Garlaschelli, D., Haldane, A. G.,
Heesterbeek, H., ... & Scheffer, M. (2016). Complexity theory and financial regulation. Science, 351(6275), 818-819.
Battiston, S., Puliga, M., Kaushik, R., Tasca, P., & Caldarelli, G.
(2012). Debtrank: Too central to fail? financial networks, the fed and systemic risk. Scientific reports, 2, srep00541.
Buiter, W. H. (2009). Moderne macro-economen moeten eens goed in de spiegel kijken. Me Judice, 30 maart 2009.
Cimini, G., Squartini, T., Garlaschelli, D., & Gabrielli, A. (2015).
Systemic risk analysis on reconstructed economic and financial networks. Scientific reports, 5.
Flache, A., & Macy, M. W. (2011). Local convergence and global diversity: From interpersonal to social influence. Journal of Conflict Resolution, 55(6), 970-995.
Heesterbeek, H., Anderson, R. M., Andreasen, V., Bansal, S., De Angelis,
D., Dye, C., ... & Hollingsworth, T. D. (2015). Modeling infectious disease dynamics in the complex landscape of global health. Science, 347(6227), aaa4339.
Hommes, C. (2013).
Behavioral rationality and heterogeneous expectations in complex
economic systems. Cambridge University Press.
Keynes, J.M., (1939) Professor Tinbergen’s Method, Economic Journal, 49: 558-568.
Kindleberger, C. P., & Aliber, R. Z. (2015). Manias, panics, and
crashes, Palgrave, MacMillan, New York.
Krugman, P. (2009). How did economists get it so wrong?. New York Times, 2(9), 2009.
LeBaron, B. (2006). Agent-based computational finance. in Handbook of Computational Economics, vol.2, Agent-Based Computational Economics, L. Tesfatsion, and K. L.
Judd, Eds. (North-Holland, Amsterdam, 2006), pp. 1187–1233.
May, R. M., Levin, S. A., & Sugihara, G. (2008). Complex systems: Ecology for bankers. Nature, 451(7181), 893-895.
Scheffer, M., Carpenter, S. R., Lenton, T. M., Bascompte, J., Brock, W.,
Dakos, V., ... & Pascual, M. (2012). Anticipating critical transitions. Science, 338(6105), 344-348.
Squartini, T., Van Lelyveld, I., & Garlaschelli, D. (2013).
Early-warning signals of topological collapse in interbank networks. Scientific reports, 3.
Thurner, S., Farmer, J. D., & Geanakoplos, J. (2012). Leverage causes fat tails and clustered volatility. Quantitative Finance, 12(5), 695-707.