Honderd dagen
Het idee van de 100 dagenmijlpaal is afkomstig van Obama’s voorganger Franklin D. Roosevelt, president van 1933 tot 1945. Net als Obama begon hij zijn presidentschap ten tijde van een ernstige economische crisis. Gedurende zijn eerste 100 dagen als president pakte Roosevelt met ongekende voortvarendheid de grote depressie aan. De eerste 100 dagen van zijn New Deal fungeren sindsdien als een voorbeeld voor zijn opvolgers. De achterliggende gedachte is dat presidenten het meest effectief zijn net na hun benoeming, geïnspireerd door hun electorale succes en nog niet gedesillusioneerd door het politieke slagveld.
Obama zette een positieve toon door als eerste wet de Lilly Ledbetter Fair Pay Act te tekenen, genoemd naar een vrouw uit Alabama die na afloop van haar negentienjarige carrière bij bandenfabriek Goodyear ontdekte dat ze minder had verdiend dan de mannen die hetzelfde werk hadden verricht. Deze wet maakt het makkelijker voor vrouwen om hun werkgever aan te klagen als zij financieel worden achtergesteld bij hun mannelijke collega’s. Evalueren we de rest van zijn 100 dagen, dan ontstaat een gemengd beeld.
Wellicht tot weerzin van Obama’s voorganger Harry Truman, president van 1945 tot 1953, ben ik als econoom van mening dat de eerste 100 dagen van Obama aan de ene kant positieve acties laten zien, maar aan de andere kant negatieve consequenties kennen. Truman klaagde immers over zijn economische adviseurs: ‘Give me a one-handed economist! All my economists say, “on the one hand...on the other”.’ Helaas valt dit niet in het Nederlands te vertalen met ‘aan de ene kant...aan de andere kant.’ Laat ik die kanten toch belichten.
Aan de ene kant toont Obama daadkracht en leiderschap met zijn stimuleringspakket van $787 miljard met als doel het scheppen of behouden van 3,5 miljoen banen. Het geld gaat naar belastingverlaging en investeringen in energie, onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Als gevolg hiervan loopt naar verwachting het begrotingstekort dit jaar op naar 13 procent van het bruto binnenlands product.
Dat iets gedaan moet worden, blijkt uit het ene na het andere slechte economische nieuws uit de Verenigde Staten. De economie kromp 6,1 procent in het eerste kwartaal van 2009 en voor 2009 als geheel verwacht het Internationale Monetaire Fonds (IMF) een krimp van 2,8 procent. De werkloosheid is in maart 2009 opgelopen tot 8,5 procent, het hoogste in 25 jaar. De verwachting van het IMF is dat deze verder op zal lopen tot 10 procent. De huizenprijzen zijn al 20-25 procent gekelderd en zullen naar verwachting nog eens 10-15 procent dalen.
Aan de andere kant zijn de maatregelen van Obama sterk gericht op de korte termijn. De crisis bestrijden is evenwel vrijwel onmogelijk. Hooguit kan de pijn wat verzacht worden. In plaats daarvan dient de nadruk te liggen op sterker uit de crisis te komen. Immers, Amerika zal op de lange termijn met enorme economische problemen te kampen krijgen. De staatsschuld was 70 procent van het bruto binnenlands product in 2008 en loopt naar verwachting op tot 107 procent in 2014. Ook het voortdurende handelstekort geeft aan dat Amerika op veel te grote voet leeft. Het fonds waaruit de Social Security, de Amerikaanse AOW, wordt betaald zal vanaf 2017 afnemen en met ingang van 2041 bankroet zijn als er geen maatregelen worden getroffen.
Elk land krijgt de leider die het verdient. Waar de klagende Nederlanders het met de somberheid van Jan Peter Balkenende moeten doen, hebben de optimistische Amerikanen een president die vertrouwen uitstraalt. Het effect hiervan moet niet onderschat worden, want economie is emotie. Als gevolg hiervan kunnen binnen een sociale context voorspellingen het gedrag van de betrokkenen zodanig veranderen dat dit de voorspelling waarmaakt of juist verpest. In reactie op sombere uitlatingen van Balkenende zullen door emoties en angsten gedreven Nederlanders hun hand op de knip gaan houden en zullen de sombere voorspellingen daarmee waargemaakt worden. Amerikanen zijn daarentegen veel optimistischer geworden over de economie sinds Obama hun president is blijkens onderzoek door The New York Times. En dat zou nog wel eens in het voordeel van de veerkrachtige Amerikanen kunnen werken.
Economie is emotie, maar de economische fundamenten moeten ook solide zijn. Zo heeft onrealistisch optimisme ons in het dal van de kredietcrisis geleid. De huizeneigenaren dachten dat de huizenprijzen maar zouden blijven stijgen en de banken onderschatten de risico’s die ze aangingen. Als de economische fundamenten niet solide zijn, zou het overdreven optimisme van de Amerikanen wel eens de voedingsbodem voor de volgende economische crisis kunnen vormen. De Lilly Ledbetter Fair Pay Act zou hier echter een positieve invloed kunnen hebben, want uit onderzoek blijkt dat vrouwen minder onrealistisch optimistisch zijn dan mannen, en hun economische positie is versterkt door de eerste wet getekend door president Obama.
Om nog een laatste voorganger van Obama erbij te halen, Bill Clinton, president van 1993 tot 2001, won de campagne in 1992 van George H.W. Bush met de slogan It’s the economy, stupid! Toen, net als nu, bevond de economie zich in een recessie. Toen, net als nu, ging het om de economie. En daar pakt de nieuwe Amerikaanse president de korte termijn problemen voortvarend aan, maar dient hij zijn aandacht te verleggen naar de lange termijn.
Te citeren als
Esther-Mirjam Sent, “100 dagen Obama: It’s the economy, stupid!”,
Me Judice,
6 mei 2009.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Obama’ van Justin Sloan (CC BY-NC-ND 2.0).