Economen kunnen de crisis niet begrijpen
In 2009 heb ik laten zien waarom een grote meerderheid van de economen de crisis niet heeft zien aankomen. Neoklassieke economen plaatsen menselijk gedrag
in de context van een wereld waarin alleen economische en rationele individuen wonen. Ze gaan geen sociale, maar louter economische relaties met elkaar
aan. Irrationaliteit en positief- of negatief-sociaal gedrag bestaat niet. Daar de crisis zijn oorzaak vindt in de ontwikkeling van subculturen in de
financiële wereld, waarin kritiek op het eigen beleid praktisch onmogelijk was geworden, missen de economen de kern van het probleem. Ook de botsing tussen
de Griekse regering en de Trojka staat bol van irrationaliteit en negatieve socialiteit, en is daarom onbegrijpelijk voor de neoklassieke econoom
[1]
.
Het zelfbeeld van de econoom
Volgens de enquête roepen economen vaak irritatie op. Economische theorie is te abstract en onrealistisch. Moraliteit speelt geen rol en te vaak gaan ze er
vanuit dat ze voldoende kennis hebben om de samenleving gedetailleerd te adviseren (zie Van Dalen e.a., 2015c).
De enquêteurs zien een kanteling in het wereldbeeld, en een terugkeer van Keynes, hoewel ze die als onwaarschijnlijk betitelen. Grondig onderzoek van de
literatuur en 50 jaar ervaring in de wereld van economen doen mij echter concluderen, dat geen van beide stellingen houdbaar zijn. De opvattingen van
universitaire economen ten aanzien van economische wetenschap zijn nauwelijks veranderd (Keizer, 2015, p. 150-156). Wel is het veld veel meer versnipperd
geraakt, en wordt veel empirisch onderzoek gedaan, waarbij weinig aandacht wordt besteed aan de gehanteerde theoretische basis. Onderzoek naar de inhoud
van de tekstboeken die de westerse onderwijsprogramma’s domineren, geeft aan dat deze al decennialang praktisch ongewijzigd is gebleven. Er is meer
aandacht voor ‘public choice’ ,maar dat is slechts een uitbreiding van het neoklassieke programma. Ook wordt de rol van instituties meer belicht; echter
ook weer vooral vanuit het neoklassieke perspectief. De enige uitzondering is gedragseconomie, maar deze bevindt zich nog in het stadium van supplement en
appendix, en wordt veelal als facultatief beschouwd.
Het neoklassieke paradigma domineert het verplichte deel van het universitaire onderwijsprogramma als nooit tevoren, en het werk van Keynes wordt nog
steeds niet gepresenteerd als een wetenschappelijke revolutie en als een alternatieve “General Theory” -hooguit als een speciaal geval, die zich niet meer
voordoet als gevolg van effectief monetair management.
De wereld van economen
Na 50 jaar in de wereld van economen geleefd te hebben, en vele tochten te hebben gemaakt door de wereld van filosofen, psychologen en sociologen, kom ik
tot de conclusie dat gedragswetenschappers modellen hanteren die hun eigen gedrag, noch individueel noch groepsgewijs, kunnen verklaren. Om me tot de
economen te beperken: veruit de meeste wetenschappers negeren in hun analyses de fenomenen irrationaliteit en positieve en negatieve socialiteit. In hun
dagelijkse werkomgeving echter, bepalen beide grootheden een belangrijk deel van hun gedrag. Ter illustratie zullen we twee voorbeelden geven.
In de eerste plaats zijn weinig economen bereid de eigen axioma’s onder ogen te zien, en daarmee staan ze niet open om het gesprek daarover met anderen aan
te gaan. Daar andersdenkenden vaak ook niet openstaan voor een dergelijk gesprek, is een diepgaand methodologisch debat een zeldzaamheid (Keizer, 2009).
Als de Griekse regering op de voorstellen van de Trojka reageert vanuit andere axioma’s, zijn de leden van de dominante groep niet in staat om de
tegenvoorstellen serieus te bekijken (zie ook: Heukelom, Sent, 2015). Transparantie over axioma’s maakt mensen kwetsbaar. Het haalt ze uit hun comfortzone.
Daarom hebben ze een beschermingslaag (“protective belt”) nodig. De discussies gaan vervolgens louter over deze laag, en dan met name over de kwantitatieve
methoden, die deze laag kwaliteit moeten geven. De huidige praktijk van seminars en proefschriftverdediging illustreert dit ook.
[2]
Deze onwil of onmacht om het eigen wereldbeeld ter discussie te stellen, is een perfect voorbeeld van irrationaliteit.
In de tweede plaats opereren economische wetenschappers groepsgewijs. De formulering van onderwijs- en onderzoeksprogramma’s is geen resultaat van overleg
en diepgaand debat tussen individuen, maar van onderhandelingen tussen groepen van wetenschappers. Dit geldt met name voor de wijze waarop kwaliteitsnormen
worden vastgesteld. Er hebben zich netwerken gevormd, en iedere insider weet welke netwerken de programma’s en daarmee de budgetten bepalen.
Indien een individu zich niet aanpast aan de groepscultuur, verliest hij, net zoals in de financiële wereld, zijn ‘effectiviteit’. Tegenwoordig worden
alleen nog stafleden aangetrokken die in een vastgesteld programma passen. Dat geldt niet alleen voor promotiestudenten, maar ook voor hoogleraren. De
vrijheid van meningsuiting is juridisch gewaarborgd, maar in de dagelijkse praktijk blijkt de prijs ervan voor een kritisch persoon erg hoog. De ervaring
leert dus dat economen wel degelijk sterk irrationeel en groepsgewijs rivaliserend zijn – iets wat ze in hun analyses ontkennen.
De noodzaak van paradigmaveranderingen
Irrationele personen die groepen vormen, ontwikkelen een subcultuur. De gemeenschappelijke interpretatie van de situatie zorgt ervoor dat de meeste leden
van de groep geen druk ervaren. Voor personen, die hun persoonlijkheid bewaren, is de druk moordend. Kritische personen met eigen ideeën worden de mond
gesnoerd, hetgeen negatief uitwerkt op de kwaliteit van het werk. Een toenemend aantal economen beschuldigt bankiers van irrationeel en onverantwoord
gedrag; ik denk terecht. Maar indien we dat model toepassen op de wereld van universitaire economen, dan komen deze argumenten als een boemerang terug.
Veel van die bankiers zijn door universitaire economen opgeleid met een wereldvreemd wereldbeeld. Indien de economen meer bewust waren geweest van hun
eigen gedrag, dan hadden ze de wereldvreemdheid beter onderkend.
Een belangrijke verbetering in de kwaliteit van het werk van economen kan worden bereikt door het expliciet formuleren van de axioma’s van ieder
perspectief. Door introspectie en machtsvrij communiceren kan veel helderheid worden verschaft over de vraag welk model in welke situatie het meest
realistisch is. Geïntegreerde multidisciplinaire modellen hebben uiteraard een voorsprong boven mono-disciplinaire modellen. Maar snel groeiende
complexiteit vormt een belemmering voor al teveel nuance. Het doorbreken van het monopolie van het neoklassieke paradigma is het belangrijkste doel. Er
moet serieuze concurrentie komen, zodat studenten hun eigen perspectief kunnen construeren, nadat ze van veel verschillende stromingen hebben kunnen
proeven.
In mijn boek (Keizer (2015) betoog ik dat het economische model moet worden geïntegreerd met het psychische en het sociale model. Met name de combinatie van
irrationaliteit en immoraliteit blijkt explosief te zijn: personen, markten en (over)heidsorganisaties falen in hun functionaliteit. Dit betekent voor
economische onderwijsprogramma’s dat op de behoeften van economen afgestelde blokken in economische psychologie, economische sociologie en psychologische
sociologie in het verplichte deel thuishoren.
Conclusie
Economen zien zichzelf als vrijheidsstrijders. Weg met al die regeltjes, die de creativiteit van het individu maar belemmeren. Zo zien ze de wereld om zich
heen. Maar hun eigen gedrag wordt sterk beïnvloed door regeltjes, die ze zelf hebben ingesteld uit psychische en sociale motieven. Zolang het economische
model partieel blijft, is het ongeschikt om ons zelf en de wereld om ons heen te begrijpen.
Voetnoten:
[1]
Recent verschenen enkele publicaties in de Nederlandse media waarin veel gelezen economen het Trojka beleid stevig kritiseerden; bijvoorbeeld
Arjen van Witteloostuijn en Brakman en Bas Jacobs in de NRC, en Keizer in Trouw en het FD. Maar tot nu toe werden kenners van het werk van Keynes en
Sen in de media weinig serieus genomen. Journalisten die de economische verslaggeving voor hun rekening nemen, hebben in het onderwijsprogramma
bijna nooit iets anders dan de neoklassieke benadering geleerd.
[2]
. Tegenwoordig worden erg veel proefschriften goedgekeurd met het oordeel: de kandidaat heeft laten zien dat hij/zij de kwantitatieve methoden
voldoende beheerst.
Referenties
Dalen, H. van, A. Klamer, K.Koedijk, 2015a. Het gekantelde wereldbeeld van economen, Me Judice, 16 maart 2015
Dalen, H. van, A. Klamer, K. Koedijk, 2015b, De onwaarschijnlijke terugkeer van Keynes in Nederland, Me Judice, 29 mei 2015.
Dalen, H. van, A. Klamer, K. Koedijk, 2015c, De econoom als onrustzaaijer en bestrijder van de status quo, Me Judice, 24 juni, 2015.
Heukelom, F., E.M. Sent, 2015, Yanis Varoufakis als econoom is zo slecht nog niet, Me Judice, 30 april, 2015.
Keizer, P., 2008, Economen over de kredietcrisis, Me Judice,10 oktober, 2008.
Keizer, P, 2009, Economen praten langs elkaar heen over oplossingen, Me Judice, 12 maart, 2009.
Keizer, P.2015, Multidisciplinary Economics, A Methodological Account, Oxford: Oxford University Press.
Te citeren als
Piet Keizer, “Zolang economen zichzelf niet begrijpen zullen ze de wereld ook niet begrijpen”,
Me Judice,
31 augustus 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Liberation of Consciousness’ van Hartwig HKD (CC BY-ND 2.0)