Maatschappelijk gemotiveerde bedrijven
Wat is de overeenkomst tussen Tesla, Tony’s Chocolonely en Triodos? Afgezien van de toevalligheid dat hun naam met een T begint hebben ze gedreven leiders,
proberen ze een maatschappelijke vraagstuk te adresseren, zijn ze (ook) op winst georiënteerd en functioneren zelfstandig in de bestaande economie zonder
expliciete steun van enige overheid. Sterker nog, ze dragen actief bij aan het innoveren en veranderen van de economie zodat deze zich meer richt op het
voorzien in maatschappelijke (basis)behoeften. Dat doen ze op een wijze die op een grote schaal toepasbaar is (schaalbaar) en universeel implementeerbaar – en juist daardoor worden ze vaak
gezien als de voorlopers in de mondiale economie die bijdraagt aan een verandering van ons economisch systeem.
..en toch niet ‘sociaal’
De drie T’s hebben echter nog een overeenkomst. Ondanks hun maatschappelijke focus zijn ze volgens het recent verschenen SER rapport Sociale Ondernemingen – een verkennend advies geen sociale ondernemingen. Volgens dit rapport streven sociale ondernemingen “primair en expliciet”
een maatschappelijk doel na. De Raad voegt daar echter aan toe dat zij er “bewust” voor kiezen “de maatschappelijke waarde voorrang te geven over de
financiële waarde”. Afgezien van het anglicisme brengt de Raad met deze uitleg een demarcatie aan tussen “sociale ondernemingen” en “reguliere
ondernemingen” die hun maatschappelijke bijdragen juist realiseren omdat ze de stap naar de formele economie hebben gedaan en (potentieel) winstgevend
zijn. Door deze “reguliere ondernemingen” buiten het veld van de sociale ondernemingen te plaatsen, mist de Raad een enorme kans om bij te dragen aan het
realiseren van maatschappelijke en economische verandering op een wijze en een schaal die hout snijdt. Dat komt ook door de insteek van de Raad. SER
voorzitter Hamer schrijft in haar voorwoord dat de Raad in haar advies een visie heeft ontwikkeld “op de rol en positie van de belangrijkste actoren in het
veld”. Daarbij richt zij zich in de eerste plaats op de overheid, die een agenderende rol kan hebben en sociale ondernemingen kan faciliteren. Daarnaast
kan de overheid als inkoper bijdragen aan het realiseren van maatschappelijke doelstellingen. Natuurlijk komt deze focus voort uit de aanvraag in juni 2014
van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Maar had van de Raad niet een kritische reflectie mogen worden verwacht op de vragen van de
minister?
Beperkte opvatting SER
In een wereld waarin bedrijven en investeerders via voortdurende innovaties bijdragen aan een betere wereld, is de focus op de rol van de overheid in het
bevorderen van de nauwgedefinieerde ‘sociale onderneming’ een ernstige inperking van de reikwijdte van het advies. Niet het bevorderen van ondernemerschap,
het aanjagen van innovaties die duurzaamheid op grote schaal bevorderen, het reduceren van financiële risico’s voor private investeerders door het
verstrekken van garanties, of het bevorderen van fiscale maatregelen gericht op het investeren in maatschappelijke ondernemingen staat centraal. Het leidt
tot mijn kernvraag. Is er ook maar één echte ondernemer betrokken geweest bij het opstellen van het rapport? Naast de beperkte focus van het rapport kunnen
ook vraagtekens worden geplaatst bij de definitie van de sociale onderneming, de beperkte schaalbaarheid van de sociale ondernemingsinitiatieven en de aard
van de aanbevelingen. In het navolgende werk ik deze nader uit.
De definitie van de sociale onderneming
“Sociale ondernemingen hebben in ieder geval gemeen dat het zelfstandige ondernemingen zijn die een product of dienst leveren en primair en expliciet een
maatschappelijk doel nastreven, dat wil zeggen een maatschappelijk probleem willen oplossen.” Deze definitie van de SER roept allereerst de vraag op waarom
de Raad spreekt over “sociale” ondernemingen en niet over maatschappelijke ondernemingen. Moet de term vooral worden gezien als een eenzijdige en beperkte
vertaling van het Engelse begrip ‘social’ dat, zo geeft de Raad nota bene zelf aan, beter vertaald wordt als maatschappelijk? Of moeten we toch begrijpen
dat de Raad er bewust voor kiest om de ‘sociale onderneming’ als een paraplubegrip te hanteren, omdat dit begrip inmiddels is ingeburgerd? De vraag is dan
of het ook bedrijven omvat die expliciet milieuverbeteringen nastreven?
Afgezien van deze terminologische kwestie lijkt het de SER bij sociale ondernemingen vooral te gaan om maatschappelijke organisaties die hun activiteiten
op bedrijfsmatige wijze invullen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een restaurant waar blinden werken, een ICT-bedrijf dat autisten aanstelt, een
verzelfstandigde of overgenomen sociale werkplaats, of een pakketdienst die werkt met medewerkers die op afstand van de arbeidsmarkt staan. Dit zijn
fantastische initiatieven en verdienen het om te worden opgezet of gecontinueerd. Het zorgt voor maatschappelijke integratie van doelgroepen die in het
reguliere bedrijfsleven slecht aan het werk komen
[1]
. Ze kunnen echter vaak maar met moeite financieel op eigen benen staan. Dat is dus iets anders dan een reguliere onderneming die maatschappelijke
vraagstukken aanpakt en daarbij een marktconform rendement behaalt – of daar uitzicht op heeft.
Beperkte schaalbaarheid
Een tweede element dat genoemd dient te worden is het verschil in schaalbaarheid. Waar de 3 T’s in beginsel voor een wereldmarkt kunnen produceren of
daarop hun diensten kunnen afzetten, werken sociale ondernemingen veelal voor een lokale – of op zijn best nationale – ‘markt’. Talloze maatschappelijke
vraagstukken, waaronder milieuvraagstukken zoals klimaatverandering, hebben evenwel een mondiaal karakter. De SER lijkt zich te beperken tot sociale
ondernemingen die vooral maatschappelijke vraagstukken dicht bij huis aanpakken. Dat leidt slechts op marginale schaal tot sociale verbeteringen.
De aanbevelingen
De SER formuleert een aantal aanbevelingen voor de overheid. Die lopen uiteen van het investeren in impactmeting, het bevorderen van de samenwerking tussen
sociale ondernemingen, het vergroten van de kennis bij overheden en sociale ondernemingen, het onderzoeken van de zinvolheid van een label voor sociale
ondernemingen, het verbeteren van het investeringsklimaat en het creëren van ruimte voor overheidsinkopen bij sociale ondernemingen. Wie wel eens met een
ondernemer spreekt die een bedrijf runt dat expliciet ook maatschappelijke doeleinden nastreeft hoort in de regel andere termen. Dan wordt gesproken over
bedrijfs- en investeringsplannen, afzetmarkten, klantfocus, product- en marktontwikkeling, beheersen van risico’s, enzovoorts. De drie T’s zijn niet
begonnen met het meten van hun maatschappelijke impact en maatschappelijke ondernemingen zouden zich ook kunnen afvragen of dat wel hun eerste prioriteit
zou moeten zijn. Ook de roep om een apart label of het vergroten van kennis bij de overheid lijkt eerder op een intellectuele vingeroefening dan op een
reële behoefte van een ondernemer die een bedrijf runt. Dit zijn op zijn best secundaire of tertiaire doelstellingen.
Waar zijn de ondernemers?
Wie de lijst van gesprekspartners van de SER bekijkt, is niet verbaasd over de focus van het rapport. Het zijn overwegend vertegenwoordigers van gemeenten,
adviseurs en dienstverleners, maatschappelijke organisaties, maatschappelijke investeerders en academici. Maar waar zijn de echte ondernemers? Wie echt
iets wil doen aan maatschappelijke vernieuwing en vooruitgang zorgt voor een verbreding van de discussie tot het domein van reguliere ondernemingen – en
reguliere investeerders – die streven naar een duurzamere wereld. Zo geeft Tony’s Chocolonely op haar website aan dat ‘zij het levende bewijs is van een
faire, eerlijke en winstgevende bedrijfsvoering in West-Afrika’. De huidige structuur van onze economie komt vooral in beweging als maatschappelijke en
financiële doeleinden tenminste gelijke tred houden en marktconform zijn.
Een mooi voorbeeld vormt het bedrijf Ecovative Design dat zeer vervuilende piepschuimverpakkingen uit de wereld wil helpen. Dat bereikt zij door
de productie van Mycelium, de wortels van paddenstoelen. Het leidt tot een volwaardig verpakkingsalternatief dat milieutechnisch volledig afbreekbaar is.
De twee jonge ondernemers die Ecovative hebben opgezet zijn zich sterk bewust van hun maatschappelijke missie, maar zijn vooral bezig met ondernemen. Zij
financieren hun onderneming risicodragend. Stichting DOEN investeert durfkapitaal, net als enkele grote Amerikaanse investeerders. Het stelt hen in staat
om nieuwe, commercieel levensvatbare, toepassingen te ontwikkelen. Eben Bayer en Gavin McIntyre zijn onophoudelijk bezig met productontwikkeling, marketing
en verkoop van hun producten, het aanboren van nieuwe afzetmarkten, financiering van de onderneming, vergroten van productiecapaciteit, flexibele
productiesystemen, enzovoorts. En ja, daarbij hebben ze ook oog voor hun impact op het milieu en het veranderen van de denkpatronen van hun potentiële
afnemers, wet- en regelgevers, en andere stakeholders die een directe invloed kunnen hebben op het succes van de onderneming. Er is geen misverstand over
de harde competitieve wereld waarin de onderneming moet overleven en over haar winstgedrevenheid; maar evenmin over de gedrevenheid om de wereld te
verbeteren.
Op naar de maatschappelijk gemotiveerde onderneming
Met dit soort voorbeelden voor ogen lijkt de Raad – maar ook het kabinet – er verstandig aan te doen alsnog met ondernemers te spreken. Dat zou namelijk
kunnen leiden tot aanpassing van de politieke en maatschappelijke prioriteitsstelling en agendavorming. Grootschalige maatschappelijke vraagstukken
aanpakken via een ondernemingsgewijze productie vereist te allen tijd het denken in termen van bedrijfsplannen, productontwikkeling, afzetmarkten,
schaalbaarheid, efficiëntie en winst. Tesla, Tony’s Chocolonely, Triodos en Ecovative laten zien dat het winststreven goed samengaat met maatschappelijke
vernieuwing en verbetering. Soms staat het zelfs voorop zonder overheersend te worden. Want het blijven maatschappelijk gemotiveerde ondernemingen
.
Voetnoot
[1]
Overigens mag niet worden vergeten dat het integreren in het arbeidsproces van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt leidt tot verdringing op
diezelfde markt. Vanuit het oogpunt van de emancipatie is het toetreden van arbeidsgehandicapten tot de arbeidsmarkt een goede zaak, maar het zorgt
niet opeens voor meer banen. Zij verrichten veelal werk dan anders door anderen zou zijn verricht.
Te citeren als
Harry Hummels, “Waar zijn de ondernemers in het SER-advies over maatschappelijk ondernemen?”,
Me Judice,
18 juni 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘slave free chocolate’ van Francis Bijl (CC BY 2.0)