De herontdekking van de filantropie
Op 24 april 2015 vond de jaarlijks door de VU Amsterdam georganiseerde ‘Dag van de filantropie’ plaats (Bekkers, 2015). Uit de hier gepresenteerde cijfers
blijkt dat in 2013 in ons land €4,4 miljard werd geschonken tegen €4,2 miljard in 2011. Hoewel veel burgers in Nederland schenken, gaat de meeste aandacht
uit naar vermogende particulieren en organisaties die grote bedragen geven voor goede doelen. Nederland kent (CBS, 2015) sinds 2008 een tamelijk stabiel
aantal van circa 150.000 miljonairs, die een belangrijke rol spelen bij de filantropie met hun totale vermogen van ruim €300 miljard. In Nederland is de
filantropie minder ontwikkeld dan in de VS. Het jaarlijkse schenkgeld omvat 0,5% van het Nederlandse nationaal inkomen, tegen 2,1% in de VS.
Het aantal miljardairs in de wereld neemt jaarlijks toe met minstens 10%. In 2015 zijn het er in totaal 1,828 (Forbes, 2015). De uitdaging voor zeer
vermogende particulieren is niet het vergaren van meer bezit, maar het benutten van hun vermogen om gewenste ontwikkelingen in de samenleving tot stand te
brengen. De meeste filantropen besluiten een stichting met een fonds op te richten met een door hen gewenste missie en een staf om het maatschappelijke
doel te helpen bereiken. Het resultaat is dat in toenemende mate professionalisering van de uitvoering van filantropische projecten optreedt. Naast de
opbrengst van particuliere vermogens kunnen ook landelijk geldinzamelingsacties worden ingezet. Als gevolg hiervan treden goede-doelen-organisaties vaak in
de voetsporen van de overheid. Hoe beter de filantropen hun werk doen, hoe minder het bijspringen van de overheid nog nodig is. Met het bezuinigen door
overheden wordt het extra aantrekkelijk om meer expliciet een beroep te doen op filantropische organisaties en taken bewust aan hen over te laten. Hoe
reëel dit perspectief is hangt af van de omvang die de filantropie aanneemt. Is filantropie werkelijk een alternatief voor genoemde publieke taken van
overheden en zo ja, is er daarbij voldoende aandacht voor de democratische legitimering van de met filantropie tot stand gebrachte ontwikkelingen? Ook
speelt de vraag of de voor filantropie in te zetten middelen zijn vergaard op een manier die maatschappelijk wenselijk is. Kortom, vertegenwoordigt de
opbloei van filantropie een belangrijke vernieuwing van het economische systeem of is het niet meer dan window dressing van het klassieke
kapitalisme? In beide gevallen liggen er uitdagingen voor de overheid om negatieve bijwerkingen te helpen voorkomen en wenselijke ontwikkelingen te
faciliteren.
De opkomst van The Giving Pledge
De problematiek komt het meest uitgesproken naar voren bij de door Warren Buffet en Bill & Melinda Gates in 2010 gestarte The Giving Pledge
campagne. Het doel hiervan is om miljardairs uit te nodigen een belofte te doen om tenminste de helft van hun vermogen te schenken aan goede doelen. In
2014 was deze ‘pledge’ door ruim 120 miljardairs aangegaan (Lewis, 2014). In beginsel is hiermee een bedrag van honderden biljoenen euro’s aan
schenkvermogen gemoeid.
Critici betwijfelen of er als gevolg van The Giving Pledge veel meer geld richting filantropie gaat dan daarvoor, omdat het eerder ook al in
liefdadigheidsfondsen was ondergebracht (Goldberg, 2014). Ook zou het schenken meer worden nagestreefd om minder belasting te betalen dan om goede doelen
te steunen. Verder wordt niet bijgehouden wat er met de investeringen wordt bereikt. Het belangrijkste nut van deze campagne is dat aandacht voor het
fenomeen van filantropie is gegenereerd en dat de miljardairs van elkaar leren hoe ze maximaal maatschappelijk effect kunnen bereiken. Want het lenigen van
maatschappelijk nood met schenkgeld klinkt makkelijker dan het is. Bill Gates heeft zich bijvoorbeeld ontpopt als een geweldige organisator van het
grootschalig aanpakken van problemen zoals Aids in Afrika. Warren Buffet heeft daarop besloten zijn gelden bij de Bill & Melinda Gates Foundation te
plaatsen om er een maximaal effect mee te bereiken. De slagkracht die hiermee is ontstaan stelt het werk van veel overheden in de schaduw. De indruk mag
echter niet ontstaan dat filantropie alleen maar effectief is als het via megafondsen verloopt (Husock, 2014). Grootschaligheid mag als voordeel gelden
voor massaproductie van bijvoorbeeld vaccins, dat geldt niet voor het beheren van bijvoorbeeld natuurparken of theaters.
In de Verenigde Staten is de discussie over de rol van filantropie bij het voorzien in zaken van algemeen belang heftiger dan in Nederland (Husock, 2015). De discussie
spitst zich toe op de mate waarin voor filantropie belasting voordelen gelden. Kan de overheid effectiever voorzien in het organiseren van publieke taken
dan de particuliere filantropie? Het antwoord op deze vraag wordt bepaald door de cultuur en bestuurspraktijk van een land. De filantropie functioneert in
een eigen marktomgeving die deels door de overheid wordt mogelijk gemaakt en begrenst. Verschuivingen in belastingen kunnen deze markt sterk beïnvloeden.
Ook kan een overheid niet toestaan dat zaken van algemeen belang alleen aan filantropie worden overgelaten. Daarom zal bij veranderingen in de rol van de
filantropie steeds ook een passende respons van de kant van de overheid moeten komen.
Nieuwe filantropie
De primaire associatie bij het begrip schenken is het geven van geld, arbeid of aandacht uit compassie met een ander. In de praktijk blijken er echter
gradaties te bestaan (Zoeteman en Slabbekoorn, 2014). Het geven aan de ander kan gepaard gaan met anticiperen op een toekomstige wederdienst. Extremer
wordt het als die vorm van schenken tot omkoping of chantage vervalt. Meestal is het schenken op een of andere manier verbonden met een ruiltransactie:
voor-wat- hoort-wat. Voorbeelden zijn sponsoring, relatiegeschenken, en deels ook loterijen zoals de Nationale Postcode Loterij. Het werkelijk
altruïstische schenken is uitsluitend gericht op het dienen van een maatschappelijk doel zoals vertegenwoordigd door Rode Kruis, Friends of the Earth, etc.
Dit schenkgeld wordt als het ware uit de markteconomie gehaald en maakt daarmee niet langer onderdeel uit van het op vergaren van bezit gerichte streven.
In het verlengde hiervan kan schenken ook gezien worden als een voorloper van een toekomstige samenlevingsvorm die is gebaseerd op de ‘nieuwe filantropie’,
waarin het geven tot de dominante morele waarde is geworden (Eisenstein, 2011). In landen waar een dergelijke samenleving als wenselijk wordt gezien kan de
overheid met regels en fiscale instrumenten initiatieven in die laatste richting stimuleren.
De overheid en filantropie in Nederland
Hoe ontwikkelt de filantropie zich nu in Nederland? En welke opstelling heeft de overheid daarbij? Nederland kent ruim 700 goede-doelen-fondsen. Deze
fondsen kenmerken zich deels als fondsen met een ruilkarakter (bijvoorbeeld Stichting DOEN gefinancierd door de Nationale Postcode Loterij) maar doorgaans
als fondsen die uitsluitend een maatschappelijk doel dienen, bijvoorbeeld kankerbestrijding (Fonds1818) of cultuurbevordering (Prins Bernard Cultuurfonds). In Figuur 1 zijn enkele van de grotere fondsen in ons land vermeld. Het is overigens vaak lastig om gegevens over de omvang van deze fondsen te
vinden, vooral als particulieren deze hebben opgericht.
Figuur 1: Enkele grote filantropische fondsen in Nederland
Bron: Zoeteman en Slabbekoorn (2014)
Vermogensfondsen kennen een verschuiving van doneren naar investeren, volgens voorzitter Van Gendt van de Vereniging van Fondsen. Buiten de grote
fondsen van buitenlandse miljardairs, waarbij ‘impact monitoring’ steeds meer een rol speelt, zijn in Nederland vooral de middelgrote
goede-doelen-organisaties van belang. Ook hier speelt professionalisering en doelmatigheid een rol onder druk van donateurs en sociale media. Een andere
trend is de commercialisering van de fondsenwerving. Bij de kleinere organisaties in Nederland met een vermogen beneden circa €25 miljoen liggen er andere
accenten. Fondsenwerving hangt daar meer af van particuliere donaties en professionalisering uit zich in het starten van innovatieve initiatieven in lijn
met de wensen van de filantroop.
Over de heg
Door de forse bezuinigingen van de Nederlandse overheid van de laatste jaren op bijvoorbeeld zorg en cultuur heeft de rol van filantropie extra aandacht
gekregen. Na het bekendmaken van de bezuiniging in 2013 op cultuur van €200 miljoen door de rijksoverheid en van € 125 miljoen door provincies en gemeenten
is bijvoorbeeld op initiatief van Joop van den Ende door vier cultuurfondsen een nieuw fonds opgericht om grootschalige culturele evenementen mogelijk te
blijven maken. Nieuw is dat hierbij met de overheid afspraken zijn gemaakt om dit (fiscaal) zo aantrekkelijk mogelijk te maken (zie Blockbusterfonds).
Vaak is er geen vangnet voor de gevolgen van overheidsbezuinigingen. Van de in 2012 gesubsidieerde 589 culturele instellingen waren er in 2014 al 173
verdwenen (NRC, 2014). Minister Bussemaker geeft aan dat de regering van culturele instellingen verwacht dat zij zich nog meer op ondernemerschap richten. Zij moeten zorgen voor
meer eigen inkomsten en de band met het publiek versterken.
Nu de overheid de invulling van zijn taak beperkter invult worden
filantropische fondsen door culturele en zorginstellingen extra aangesproken, echter niet altijd met succes. Filantropie en overheidstaken zijn twee aparte
werelden die elkaar wel kunnen versterken maar ook tegenover elkaar kunnen staan. Filantropen, en dat geldt zeker voor de miljonairs, onderscheiden zich
van overheden door een eigen kijk op de te lenigen noden in de samenleving die sterk kan afwijken van de politieke voorkeur van een zittend bestuur. Het
laatste wat filantropen willen is de gaten in de rijksbegroting helpen dichten (Schuyt, 2014). Dat wil echter niet zeggen dat overheden filantropische
instellingen niet zouden kunnen betrekken bij het gezamenlijk vinden van oplossingen voor urgente maatschappelijke vraagstukken. Naarmate de rol van de
filantropie in de samenleving groeit, bijvoorbeeld doordat er meer ondernemende zeer vermogende particulieren komen, zal daarvoor meer gelegenheid zijn.
Voorwaarde is dat de overheid deze sector op voet van gelijkwaardigheid wil behandelen en er niet op anticipeert dat filantropen overheidstaken gaan
financieren.
Referenties
Bekkers,R., 2015, Geven aan goede doelen blijft verrassend stabiel, Persbericht VU Amsterdam.
Eisenberg, P., 2011, Unintended Consequences of Giving Pledge’s Good Intentions, On Philantropy, 11 januari.
Eisenstein,C., 2011, Sacred Economics, Money, Gift, and Society in the Age of Transition, Berkeley CA: North Atlantic Books.
Goldberg, E., 2014, The Giving Pledge Is Just A Glorified Tax Break: Critics, Huffington Post, Feburary13, 2014.
Husock, H., 2014, Giving Tuesday: It Takes (More Than) A Village, Forbes, 25 november 2014.
Husock, H., 2015, Obama's SOTU Surprise: A Break for Charity, Forbes, 21 januari 2015.
Lewis, N., 2014, Giving Pledge Signers Gave Big in 2013 but Not Much for Today’s Needs, The Chronicle of Philantropy, 9 februari.
Schuyt, T., 2014, Meeste gemeenten snappen geen bal van particulier initiatief, Binnenlands Bestuur,2 oktober.
Zoeteman, B., J. Slabbekoorn, 2014, Over corrumpering en herontdekking van de filantropie, Telos, Tilburg University, 20 mei.
Te citeren als
Bastiaan Zoeteman, Ted van den Bergh, “Overheid mag eigen problemen niet afschuiven op filantropen”,
Me Judice,
22 mei 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Buurthuis’ van Roel Wijnants (CC BY-NC 2.0)