Kennisdomein
Wat is het kennisgebied van het bedrijfseconomische domein, oftewel finance & accounting? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we weten wat
kennis is, welke kennis relevant is, hoe die kennis tot stand komt en hoe die kennis te presenteren. Daarmee zijn deze vragen cruciaal voor docenten en
professionals in de praktijk. Zo nu en dan moeten we erover nadenken, bijvoorbeeld bij de voorbereiding van een nieuwe collegereeks of bij het solliciteren
op een nieuwe baan. De vraag die centraal staat: Wat voor kennis hebben we te bieden? Dat geldt zeker voor beroepen die bestaan uit het vergaren en
beoordelen van informatie, zoals die van controllers, accountants, bankiers en beleggers. De vraag naar de legitimiteit van de professional zelf en naar de
conclusies die hij of zij trekt, ligt altijd op de loer, niet alleen in de collegezaal, maar vooral ook in de praktijk. Zo verkondigden recentelijk de
hoogleraren Boot en Van Wijnbergen in Het Financieele Dagblad dat het ‘bankiers ontbrak aan kennis van de eigen sector’ (Boot en Van Wijnbergen,
2013, p. 12). Zij stelden dat bankiers te weinig aandacht hadden voor reserves op hun balans. In reactie hierop verweten bestuurders van banken de
hoogleraren eigendunk en gebrek aan nuance en ‘praktijkervaring’. Zo stelde Van Eykelenburg, directeur van een bank, dat een ‘overdaad aan ijdele
hoogleraren economie in het bankendebat geen recht doet aan de wetenschap’ (Van Eykelenburg, 2013, p. 10).
Noodzaak reflectie
De felle discussie over de balans van een bank laat zien dat kennis en autoriteit bij elkaar horen, maar ook op elk niveau ter discussie kunnen worden
gesteld. Het idee dat professionals het wel weten, wordt onderuit gehaald door andere professionals. Blijkbaar is de economische wetenschap geen
dichtgetimmerde verzameling van feiten, maar veeleer een opstapeling van verhalen waarmee mensen hun autoriteit en legitimiteit proberen uit te drukken.
Dit maakt vaardigheden als bewijsvoering en reflectie heel belangrijk in de omgang met economische feiten.
Reflectie is de laatste jaren extra belangrijk omdat het functioneren van professionals in finance & accounting ter discussie staat, of het nu gaat om
beurshandelaren, financieel directeuren, bankiers of tussenpersonen. De positie van de financiële industrie – om een anglicisme te gebruiken – is soms te
vergelijken met die van de bio-industrie. Bij zowel de financiële sector als de bio-industrie lijkt sprake van ‘vervreemding’, in de zin dat iemand ervaart
dat een bepaald persoon, of een productieproces vreemd voor hem is, onbekend, ondanks dat hij er dagelijks mee of in werkt. Het woord ‘industrie’ is in dit
geval veelbetekenend. Het suggereert gestandaardiseerde processen, niet boeren en bankiers die betrokken zijn bij hun dieren en klanten. In dit verband is
een verspreking van Ewald Kist, in 2000 illustratief, toen de hij als baas van ING sprak over het ‘uitmelken’ van klanten (De Wit, 2000). Die vervreemding
wordt gevoeld omdat, ondanks de onbekendheid met de achterliggende processen, de meeste mensen wel vlees eten en financiële producten afnemen.
Vervreemding is vaak gebruikt door linkse theoretici, maar ook een filosoof als Gadamer (1960) heeft het gebruikt als begin van zijn analyse van menselijke
kennis. Gadamer stelt dat kennis van sociale processen altijd problematisch en tijdelijk is, niet in de laatste plaats de kennis die wordt geproduceerd met
sociaal-wetenschappelijke methoden. Kennis komt tot stand in de interactie van een individu die zijn eigen beperkte inzichten en gevoelens probeert te
rijmen met de beperkte inzichten, gevoelens en belangen van anderen. Het gaat in de wetenschap om verstehen, om te begrijpen hoe mensen hun
werkelijkheid ‘lezen’. Van Gadamer leer ik, kortom, veel over de complexiteit van hoe wij als mensen proberen te ‘kennen’; zo ontstond voor mij het beeld
van de werkelijkheid als een soort amalgaam van verschillende verhalen. De betekenis van die verhalen wordt bepaald door hoe er mee om wordt gegaan. Dit
sluit nauw aan bij denkbeelden Soros (2013), maar ook van Simon (zie onder andere 1965 en 1979) en Modigliani (zie Hands, 2013 over het belang van
reflectiviteit in de economie).
Erkenning beperkt begrip
Indien we het gebruik van kennis door professionals in het economische domein willen begrijpen is het een vruchtbare stap om het startpunt te gebruiken dat
bedrijfseconomen functioneren in ‘systemen’ die we maar beperkt kunnen bevatten, zelfs maar amper kunnen begrijpen en definiëren,. Wat dit betreft is zelfs
een woord als ‘maatschappij’, ‘systeem’, ‘economie’ of ‘organisatie’ al problematisch. Het zijn moeilijk te definiëren begrippen waar we allemaal andere
beelden bij hebben. Ook in de wetenschap speelt dit. Sommige auteurs definiëren bijvoorbeeld een organisatie als organisme, anderen als iets mechanisch,
weer anderen zeggen dat de definitie de oplossing bepaalt.
Wanneer we afstappen van het idee dat mensen of organisaties een doel hebben en alleen door winst of alleen door idealen worden gedreven, ontstaat er de
mogelijkheid voor de professional zelf keuzes te maken. Alleen dan kan hij of zij kiezen tussen de bedrijfseconomische, ethische en maatschappelijke vragen
in de praktijk in finance & accounting. Ja, ik denk dat niet alleen ethische normen tekort worden gedaan door methodologische naïviteit. Ik denk ook
dat een gewone economische doelstelling zoals ‘rendement’ vaak niet wordt gehaald omdat managers te snel een oplossing willen en daardoor economische en
bedrijfskundige modellen niet goed begrijpen. Te vaak stappen zij in de valkuil dat economische en bedrijfskundige modellen een weergave van de
werkelijkheid zijn. Dat klopt niet, het zijn zogenaamde ‘heuristieken’, denkvormen die ons helpen in het zoekproces dat besluitvorming heet, abstracties
maar ook verhalen die helpen economische meerwaarde te creëren. In de reële economie bestaan geen hermetische, gesloten modellen die leiden tot een vaste
uitkomst.
Model en werkelijkheid
Heuristieken zijn bekend geworden door Herbert Simon. Hij klaagde in 1979 dat zijn ‘behavioral theory of the firm’ weinig navolging had gehad in de
economie, dit in tegenstelling tot zijn invloed in de bedrijfskunde. In zijn speech bij de uitreiking van de Nobelprijs voor de Economie stelde hij dat
economen vast leken te houden aan een beperkte vorm van rationaliteit en dat ze weigerden maatschappelijke dynamiek mee te nemen in hun modellen. Ruim
twintig jaar later kwam Josef Stiglitz – toen hij in 2001 de Nobelprijs in ontvangst nam – tot een vergelijkbare verzuchting). Hij stelde dat
informatieverschillen het gedrag van actoren bepalen en dat machtshebbers er vaak baat bij hebben informatieongelijkheid te laten bestaan (2002, e.g. p.
487 e.v., onder de titel ‘the political economy of information). Deze maatschappelijke dynamiek werd miskend in de economische wetenschap.
Waar Simon en Stiglitz heel streng in zijn, is het onderscheid tussen wetenschap en praktijk. Een model is altijd iets anders dan de werkelijkheid.
Concreet betekent dit dat we volgens Simon moeten beseffen dat veel economische gegevens geen feiten zijn, maar concepten die vooral worden begrepen door
het gebruik van metaforen, oftewel vormen van beeldend taalgebruik die een bepaalde logica, een bepaalde heuristiek vertegenwoordigen. Als het Centraal
Planbureau zegt dat er 0,5 procent economische groei is, denken we in termen van groter. Economen zeggen dan bijvoorbeeld dat de taart groter is geworden.
En nogmaals het voorbeeld van de geldpers: als de Amerikaanse centrale bank elke maand voor 80 miljard dollar obligaties opkoopt voor geld dat de bank zo
creëert, spreken economen niet over een draaiende geldpers, maar over ‘quantitative easing’ en een economie die aan het infuus ligt. Dit voorbeeld
illustreert dat het in de economie niet alleen om feiten gaat, maar dat de presentatie van gegevens (de cijfers en plaatjes) de feiten maakt, er een
bepaalde waarde aan geeft doordat de ene metafoor negatiever klinkt dan de andere. Als iemand tien euro krijgt is dat een feit, maar de context – het
verhaal eromheen – en de interpretatie van de betrokkenen maken of dat veel of weinig is. Mede om deze reden stelt Simon dat er een belangrijk onderscheid
bestaat tussen fundamenteel wetenschappelijke inzichten – bijvoorbeeld opgedaan in een laboratorium of door data-analyse – en inzichten die, met gebruik
van wetenschappelijke methoden, in de economische praktijk worden verworven. Simon spreekt zoals gezegd over ‘heuristics’, heuristieken, die leidend zijn
in economische besluitvorming. Het belangrijke verschil is dat wetenschap redeneert vanuit één set van aannames, terwijl voor heuristieken geldt dat je
verschillende aannames tegelijkertijd kunt maken. Een simpel voorbeeld. Wetenschappelijk is vast te stellen of iemand zwanger is, maar het is niet
onomstotelijk vast te stellen of iemand in zijn geheel een slecht mens is. Sterker nog, de beste verhalen in levensbeschouwingen en ook in de literatuur
gaan over mensen met goede en slechte kanten. Onterecht trekken sommige economen uit Simons waarneming de conclusie dat als je vanuit een vaste set
aannames opereert, je per definitie wetenschappelijk bezig bent. Een sociale wetenschap als economie bestaat per definitie uit een aantal soms
ogenschijnlijk tegenstrijdige heuristieken.
Boekhoudregels zijn een ander voorbeeld waarin heuristieken belangrijk zijn. Het zijn regels die we volgen om cijfers te noteren zodat anderen ze op
dezelfde manier kunnen interpreteren als wij. Kortom, wanneer we spreken over kennis dan hebben we het vaak over informatie die door een heuristisch model
en bepaalde aannames waarde krijgt. Wij hebben deze heuristieken nodig omdat we als mens maar een heel beperkt denkkader hebben, we opereren vanuit een
zogeheten bounded rationality. Dat maakt dat we vaak moeite hebben veel informatie op te nemen en op de juiste manier te verwerken en daardoor wel
eens te lang in een bepaald kader blijven, een bepaalde heuristiek blijven volgen terwijl de omgeving is veranderd. Dit wordt nog complexer omdat we nooit
weten of we alle informatie hebben.
Belangen
Stiglitz wijst er op dat dat aan elk denkmodel en de informatie die ermee wordt gepresenteerd ook belangen zijn verbonden. Met die informatie kunnen we de
uitkomst van economische processen manipuleren. Elke tweedehands autohandelaar wist dit al, maar Stiglitz liet het zien en trok hier ook een vergaande
conclusie uit over de economische wetenschap. In de macht van modellen en informatie ziet Stiglitz ook een reden waarom het zo moeilijk is economische
processen te veranderen. In een opinieartikel uit de Financial Times in 2010 over de oorzaken van de financiële crisis stelt hij dat “to many have
invested too much in the wrong models”. Anders gesteld: het is lastig voor mensen hun heuristieken overboord te gooien wanneer ze er geld mee verdienen.
Als een aandelenhandelaar niet meer gelooft dat aandelen op de lange termijn meer opbrengen dan een spaarrekening, is het voor hem lastig zijn werk te
blijven doen. Dit voorbeeld laat en passant zien hoe belangrijk het is zaken juist te formuleren, en hoe sommige beroepsgroepen er belang bij
hebben zaken ‘in het vage’ te laten. Uiteraard is deze presentatie sterk gesimplificeerd. Aandelen geven geen hoger rendement dan een spaarrekening, alleen
bepaalde aandelen geven een hoger rendement. De ongenuanceerde stelling verkoopt echter veel makkelijker, gezien het grote aantal beleggingshypotheken dat
is verkocht. Dit zelfde mechanisme speelt op alle niveaus in ons denken en is zeker een van de oorzaken van de populariteit van een bepaalde manier van
economisch denken die ook na de Nobelprijs van Simon nog steeds sterk dominant is.
Betere vakbeoefening met meer reflectie
Ik denk dat docenten en andere professionals de werking van heuristische modellen moeten willen begrijpen. Alleen dan kunnen we klanten, studenten,
medewerkers en collega’s duidelijk maken wat de mogelijkheden en grenzen zijn van de kennis die we aanbieden. Dan ontstaat er de mogelijkheid voor
professionals in finance & accounting andere beelden, andere logica’s, naast het beeld van de geldwolf te zetten. Op dat moment ontstaat zorgplicht die
verder gaat dan een juridisch kader.
* Dit artikel is een samenvatting van de lectorale rede die Frank Jan de Graaf op 15 april jongstleden uitsprak aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) als
lector corporate governance & leadership. De rede kunt u downloaden op de website van CAREM, het onderzoekscentrum van het domein economie en
management van de HvA.
Referenties
Boot, A., van Wijnbergen, S. (2013). Het ontbreekt bankiers aan kennis eigen sector. Het Financieele Dagblad, 06-12-2013, p. 12.
Van Eykelenburg, C. (2013). Overdaad aan ijdele hoogleraren economie in bankendebat doet geen recht aan de wetenschap, Het Financieele Dagblad,
10-12-2013, p. 10.
Gadamer, H.G. (1960). Wahrheit und Methode. Grundzüge einer philosophischen Hermeneutik. Tübingen: Mohr. (In vertaling: Waarheid en methode, 2014. Nijmegen: Van Tilt).
Hands, D.W. (2013). Introduction to symposium on ‘reflexivity and economics: George Soros’s theory of reflexivity and the methodology of economic science’. Journal of Economic Methodology, 20(4), 303-308.
Simon, H.A. (1965). Administrative decision making. Public Administration Review. New York, NY: Macmillan. p. 31-37.
Simon, H.A. (1979). Rational decision making in business organizations. The American Economic Review, 69(4), 493-513.
Soros, G. (2013). Fallibility, reflexivity, and the human uncertainty principle. Journal of Economic Methodology, 20(4), 309-329.
Stiglitz, J. E. (2002). Information and the Change in the Paradigm in Economics. American Economic Review, 460-501.
Stiglitz, J. (2010). Needed: a new economic paradigm. Financial Times, 19 Augustus 2010.
De Wit, P. (2000). Aandeelhouders strijden met klanten. Trouw, 14 oktober 2000. Geraadpleegd 12 december 2013