Tanend vertrouwen alom?
Eerst had alleen hoegenaamd zijn vader een belang in een offshore fonds, maar onder druk van de Panama-papers
moest David Cameron uiteindelijk toch toegeven dat hij zelf ook belanghebbende was. De geruststellende woorden dat het slechts om een klein bedrag ging en
allemaal van voor zijn premierschap dateerde, maakten weinig indruk. De deuk in het vertrouwen bij het Britse publiek in hun premier heeft vooral te maken
met Camerons gedraai en aanvankelijke ontkenningen. Maar Cameron zit er tenminste nog - na nu ook zijn belastingaangiftes openbaar te hebben gemaakt - terwijl
zijn IJslandse collega Gunnlaugsson zelfs zijn ontslag moest aanbieden na de onthullingen van de Panama papers.
Het ‘leidersnieuws’ van de afgelopen week stemde in brede zin niet vrolijk: naast het bovengenoemde schandaal, was er ook het overduidelijke ‘nee’ in de
Oekraïnereferendum dat we zouden moeten interpreteren als een ‘nee’ tegen ons kabinet en Europa, de fraude en het halve mea culpa van premier Zuma
in Zuid-Afrika, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Hoewel het hier uiteenlopende onderwerpen betreft, kunnen we ze onder één gemeenschappelijke noemer
scharen: ze leiden tot verder vertrouwensverlies in leiders. Dat vertrouwen was al niet hoog, maar is de afgelopen jaren steeds verder afgenomen. Volgens
de meest recente cijfers heeft bijvoorbeeld slechts
19% van de Amerikaanse burgers vertrouwen in hun nationale overheid
, en dat is een van de laagste percentages van de laatste 50 jaar. In de EU-landen is het vertrouwen in de nationale instituties en leiders ook aan erosie
onderhevig, om over het vertrouwen in “Brussel” nog maar te zwijgen.
Ook voor ons land concludeerde het SCP (2015)
dat het vertrouwen in de nationale politiek daalt, terwijl tegelijkertijd de roep om meer democratie toeneemt. Maar het verlies aan vertrouwen speelt niet
alleen bij nationale politici, ook in het bedrijfsleven is het aan de orde van de dag. Denk aan het recente diesel-schandaal rond Volkswagen dat de CEO van
het bedrijf, Martin Winterkorn, de
kop kostte. Evenzo goed speelt het (verlies aan) vertrouwen in leiders op lokaal niveau, bijvoorbeeld rond de Groningse aardbevingen waar bijkans veel
burgers zich meer zorgen maken over
het politieke en bestuurlijke ‘gedoe’ dan over de feitelijke bevingen.
Wat is vertrouwen en waarom is het relevant?
In verschillende wetenschappelijke velden is het concept ’vertrouwen’ bestudeerd. Binnen leiderschapsliteratuur staat het werk van Mayer, Davis, en Schoorman (1995) centraal, waarin gesteld wordt het bij
vertrouwen gaat om a) bekwaamheid (expertise), b) welwillendheid (altruisme), en c) integriteit (consistentie). Onderzoek toont aan dat vertrouwen, tussen
mensen onderling en in leiders, als het ware als de ‘smeerolie’ kan worden gezien waarop een organisatie of land draait: zo is het belangrijk voor
individuele en groepsprestaties, organisatieverandering, ondernemerschap, strategische allianties, economische groei en zelfs voor de nationale gezondheid
(zie voor een overzicht Fulmer & Gelfand, 2012).
In de economische literatuur is de positieve correlatie tussen vertrouwen en groei een stylized fact
- zowel op micro als macro niveau - waarbij vertrouwen kan worden gezien als de neiging of houding tot coöperatief gedrag buiten de eigen familiekring (zie
voor uitgebreide survey Algan en Cahuc, 2913). Hierbij bouwen economen direct voort op het baanbrekende werk van sociologen als Coleman (1990) en Putnam
(2000). Correlatie is uiteraard nog geen causaliteit, en ook de robuustheid van de relatie is al geruime tijd onderwerp van discussie (Beugelsdijk e.a.,
2004), maar meer vertrouwen wordt algemeen gezien als de manier om binnen en tussen organisaties transactiekosten te verlagen, wat de
welvaart ten goede komt. De veelgebruikte vertrouwensdata van de World Values Survey laten ook een duidelijk positief verband zien tussen
de mate van vertrouwen en het bbp per hoofd van een land. De precieze relatie tussen vertrouwen, cultuur, kwaliteit van instituties en ook sociaal kapitaal
is onderwerp van debat (Beugelsdijk en Maseland, 2010), maar buiten kijf staat dat organisaties en landen met hogere trust scores beter presteren
op een hele reeks aan sociaal-economische maatstaven (zie tabellen 1-7 in Algan en Cahuc, 2013).
Wat te doen?
Vertrouwen doet er dus toe, op alle niveaus. Maar zoals de recente voorbeelden overtuigend laten zien, is vertrouwen, en zeker vertrouwen in leiders, een
fragiel kleinood dat makkelijk stuk gaat. Want in veel landen is het vertrouwen in leiders dus afgenomen, en dossiers zoals de Panama Papers dragen bij aan de verdere uitholling van vertrouwen, met alle negatieve gevolgen van dien. Wat
kunnen politici of CEOs doen als het vertrouwen in hun functioneren onder druk staat? Als het vertrouwensverlies te groot is, rest slechts één oplossing:
opstappen en de schuld vooral bij jezelf leggen. Maar zo lang het nog niet zover is, is het vooral belangrijk om vertrouwen te herwinnen. Het lijkt erop
dat op dit moment vooral de nadruk te liggen op betere wet- en regelgeving en meer controle, zie bijvoorbeeld de roep in ons land om een mini-parlementaire enquête naar aanleiding van de
Panama papers. En uiteraard kan wetgeving bepaald gedrag voorkomen, maar onderzoek laat ook zien dat herstel van vertrouwen vooral beïnvloed wordt door
feitelijk gedrag, en niet door de voor de hand liggende juridische ingrepen (Sitkin & Roth, 1993). Gelukkig weten we uit onderzoek ook dat het
herwinnen van vertrouwen moeilijk maar mogelijk is. Hoe? Door consistentie en voorbeeldgedrag. Volgend op het incident waardoor het vertrouwen beschaamd
is, dienen leiders een consistente reeks aan betrouwbare acties te laten zien: het gaat dus om herstel van de eigen ‘betrouwbaarheid’ van de leider. Dit
lukt overigens alleen als het onbetrouwbare gedrag tenminste niet ook samenging met bedrog (Schweitzer, Hershey, & Bradlow, 2006), want bedrog leidt
nooit tot volledig herstel van vertrouwen.
Consistent en voorspelbaar
Leiders moeten consistent zijn in ‘woorden en daden’, en vooral ook voorspelbaar. Recent onderzoek van Matta et al. (2016) laat in dit verband zelfs zien
dat onvoorspelbaarheid en dus onbetrouwbaarheid van leiders nog erger is dan leiders die medewerkers consistent oneerlijk behandelen. En daarbij hebben
leiders die (fysiek) ‘dichterbij’ de mensen staan het per definitie makkelijker dan de leiders op afstand (Antonakis & Atwater, 2002) – dit zou in de
Nederlandse context ook wel eens kunnen verklaren waarom
burgemeesters
als Aboutaleb of Van der Laan beter scoren dan de nationale politici. De beste remedie voor leiders tegen verloren vertrouwen is kort gezegd om leiderschap
te tonen. Toegepast op David Cameron en andere leiders die door de Panama papers in ernstige verlegenheid zijn gebracht, betekent dit dat voor
vertrouwensherstel het niet in de eerste plaats gaat om het eventueel aanpakken van belastingparadijzen of trustkantoren. Dergelijke maatregelen doen er
natuurlijk wel toe maar echte trust moet allereerst en vooral komen door eigen gedrag en niet via het schermen met nieuwe wetgeving die
belastingontwijking van anderen tegen zou gaan.
Referenties
Algan, Y. & P. Cahuc (2013), ‘Trust, Growth, and Well-Being: New Evidence and Policy Implications” IZA DP 7464, free download athttp://repec.iza.org/dp7464.pdf (paper published in Ph. Aghion en S. Durlauf (2013) Handbook of Economic Growth, Elsevier)
Antonakis, J., & Atwater, L. (2002). Leader distance: A review and a proposed theory. The Leadership Quarterly, 13(6), 673-704.
Beugelsdijk, S, H. de Groot & S. Smulders (2004), “Trust and Economic Growth: A Robustness Analysis”, Oxford Economic Papers, 56(1), 118-134.
Beugelsdijk, S & R. Maseland (2010). Culture in Economics, Cambridge University Press, Cambridge
Coleman, J, (1990). Foundations of Social Theory, Harvard University Press, Cambridge MA.
Matta, F. K., Scott, B., Colquitt, J., Koopman, J., & Passantino, L. (2016). Is Consistently Unfair Better than Sporadically Fair? An Investigation of
Justice Variability and Stress. Academy of Management Journal, amj-2014.
Mayer, R. C., Davis, J. H., & Schoorman, F. D. (1995). An integrative model of organizational trust. Academy of management review, 20
(3), 709-734.
Panama papers terug te vinden op: https://panamapapers.icij.org/
Pew Research Center (2015). ”How Americans View Their Government”,
Putnam, R, (2000). Bowling Alone, The Collapse and Revival of American Community, Simon and Schuster, New York.
Schweitzer, M. E., Hershey, J. C., & Bradlow, E. T. (2006). Promises and lies: Restoring violated trust. Organizational behavior and human decision processes, 101(1), 1-19.
Sitkin, S. B., & Roth, N. L. (1993). Explaining the limited effectiveness of legalistic “remedies” for trust/distrust. Organization science, 4(3), 367-392.
Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) (2015). Meer Democratie, Minder Politiek: Een Studie van de Publieke Opinie in Nederland, SCP Den Haag.
World Values Survey terug te vinden op: http://www.worldvaluessurvey.org/wvs.jsp