Elk jaar voeren 76 landen de zomertijd in. Zij zetten de klok in het voorjaar een uur vooruit en in het najaar weer een uur terug. Dat maakt de zomertijd in feite een mechanisme om één uur daglicht van de ochtend naar de avond te verschuiven. Meer dan 1,6 miljard mensen hebben direct met de zomertijd te maken, en daarmee is het een van de wijdst verbreide vormen van regelgeving op aarde.
Schuiven met daglicht om energie te besparen
Het is een veel voorkomend misverstand dat de zomertijd ten behoeve van de landbouw is ingevoerd, maar het doel is altijd energiebesparing geweest. Het oorspronkelijke idee wordt toegeschreven aan Benjamin Franklin, die het opperde in een curieus essay getiteld An Economical Project (1784). Hij bedenkt daarin dat, als mensen in de zomer hun dagritme aanpassen en eerder opstaan, in de avonden voor een enorm bedrag bespaard zou kunnen worden op talg en kaarswas “door de besparing die het gebruik van zonlicht in plaats van kaarsen met zich meebrengt.”
Het idee werd vond serieus gehoor in de Eerste en Tweede Wereldoorlog, toen allerlei landen de zomertijd invoerden. In de VS duurde het nog tot 1966 voordat de zomertijd een jaarlijks terugkerend fenomeen werd, en sindsdien zijn de begin- en einddata diverse keren veranderd. De laatste keer was in 2007, toen de zomertijd, zoals voorgeschreven in de Energy Policy Act van 2005, drie weken eerder begon en een week langer duurde. Bij de behandeling van de wet in het Congres spitste de discussie over de verlenging zich toe op mogelijke energiebesparingen, waarbij volgens de gehanteerde prognoses elke extra dag zomertijd een besparing zou opleveren van 100.000 vaten olie.
Het bewijs tot nu toe
Hoewel de zomertijd al geruime tijd en in zeer veel landen wordt toegepast, is er verbazingwekkend weinig bewijs dat er ook echt energie mee bespaard wordt. Uit een vroeg en vaak geciteerd onderzoek van het Amerikaanse ministerie van Transport (1975) bleek de zomertijd in de overgangsperioden in het voor- en najaar te leiden tot een daling van het stroomverbruik met 1 procent. Een nadere analyse van dit onderzoek (Filliben 1976) kwam echter tot de conclusie dat de uitkomsten statistisch niet significant waren. Kellogg en Wolff (te verschijnen) ontdekten dat de verlenging van de zomertijd tijdens de Olympische Spelen van 2000 in Sydney geen effect had op het totale elektriciteitsverbruik, omdat de dalende vraag ’s avonds werd gecompenseerd door een stijgende vraag in de ochtend.
De uitkomsten van vergelijkbare studies op basis van technische simulaties geven eveneens reden tot twijfel over de veronderstelde energiebesparing van de zomertijd. Rock (1997) concludeert dat de zomertijd op 224 plaatsen in de VS tot een hoger energieverbruik leidt. Fong et al. (2007) hebben de effecten van de zomertijd op de verlichting van woningen in Japan onderzocht en constateren een verlaging van het stroomverbruik die per regio varieert. Shimoda et al. (2007) hebben in een vergelijkbaar onderzoek ook het stroomverbruik voor de airconditioning betrokken, en daaruit blijkt juist een toename van het stroomverbruik door huishoudens met 0,13 procent.
Een natuurlijk experiment in Indiana
Wij kregen onlangs de gelegenheid een studie te doen waarbij we gebruik konden maken van de unieke geschiedenis van de zomertijd in de Amerikaanse staat Indiana (Kotchen en Grant 2008). Daar is de zomertijd pas in 2006 in de gehele staat ingevoerd. Daarvóór gold de zomertijd slechts in een beperkt aantal ‘counties’. De algehele invoering leverde dus een uitgelezen kans op om het totaaleffect van de zomertijd op het stroomverbruik van huishoudens in een natuurlijk experiment te meten. Wij hebben het stroomverbruik van huishoudens in de in 2006 overgeschakelde counties gedurende de twee jaar vóór de invoering van de zomertijd vergeleken met hun stroomverbruik in het jaar na de invoering, en daarbij de counties die altijd al zomertijd hadden, als controlegroep gebruikt. Een belangrijk kenmerk van deze onderzoeksopzet is dat deze voor het eerst een schatting mogelijk maakt van het totaaleffect van de zomertijd en van de verschillende effecten in de loop van het jaar gedurende de gehele periode van de zomertijd, inclusief de overgangsperioden.
Onze belangrijkste bevinding is dat de zomertijd – anders dan het beleid beoogt – de vraag naar elektriciteit bij huishoudens doet stijgen. De totale stijging wordt op zo’n 1% geschat, maar uit ons onderzoek blijkt dat het effect niet constant is gedurende de gehele periode. De stijging van het energieverbruik als gevolg van de zomertijd is het grootst aan het einde van de zomer en het begin van de herfst, met naar schatting 2% tot 4%.
Om de vinger te kunnen leggen op de oorzaken van deze uitkomst, hebben we het effect van de zomertijd op elementen van het energieverbruik door huishoudens gesimuleerd met behulp van een technisch model. Deze simulaties bevestigen onze empirische schattingen en laten veranderingen zien in de omvang en tijdstippen van het elektriciteitsverbruik voor de onderscheiden elementen verlichting en klimaatbeheersing. Wat Benjamin Franklin al dacht blijkt te kloppen: de zomertijd leidt tot een vermindering van het stroomgebruik voor verlichting, maar deze besparing wordt ruimschoots tenietgedaan door het toegenomen stroomverbruik voor verwarming en met name koeling.
Als laatste onderdeel van onze analyse hebben wij de kosten berekend van het geraamde effect van de zomertijd. Daaruit blijkt dat de huishoudens van Indiana als gevolg van de zomertijd jaarlijks gemiddeld 8,6 miljoen dollar meer kwijt zijn aan energiekosten. Verder ramen wij de maatschappelijk kosten van de toegenomen vervuiling door emissies op 1,6 miljoen tot 5,3 miljoen dollar per jaar.
Hoe nu verder?
Onze analyse betekent uiteraard niet dat de zomertijd altijd meer stroom kost, maar samen met een groot deel van de bestaande literatuur, werpt ze wel vragen op over de aloude argumenten ten gunste van de zomertijd. Deze scepsis is vooral nu gerechtvaardigd, nu de VS op het punt staan om, conform de Energy Policy Act van 2005, de recente verlenging van de zomertijd te evalueren. Het Amerikaanse ministerie van Energie (2008) heeft kort geleden zijn rapport voor het Congres gepubliceerd over de effecten van de langere zomertijd. De belangrijkste bevinding is dat de verlenging een besparing van minder dan 0,5 procent over de verlengingsperiode oplevert.
Maar nu de ogen gericht zijn op dit onderzoek, dient het Congres te bedenken dat - zelfs al zou de verlenging van de zomertijd stroom besparen - dat niet automatisch betekent dat de zomertijd als geheel een besparing oplevert. Wie slecht beleid verbetert, heeft daarmee nog geen goed beleid gemaakt. Het onderzoek in Indiana levert het eerste – en enige – empirische bewijs van het effect van de zomertijd over het gehele jaar, en de resultaten duiden erop dat de zomertijd geen energie bespaart, maar juist kost. Bovendien is het waarschijnlijk dat het extra stroomgebruik hoger uitpakt in regio’s waar meer behoefte aan airconditioning bestaat.
Momenteel wordt nader onderzoek gedaan om de resultaten uit Indiana te extrapoleren naar andere regio’s in de VS. Er dient echter ook onderzoek te worden gedaan naar de effecten van de zomertijd in andere delen van de wereld. Zo hebben Pakistan en Marokko de zomertijd dit jaar opnieuw ingevoerd in een poging energie te besparen, en overwegen anderen landen, waaronder India en Japan, de zomertijd voor het eerst in te voeren. Nu de mondiale vraag naar energie en de zorg om de klimaatverandering snel toenemen, wordt het steeds belangrijker dat we weten of de zomertijd bijdraagt aan het probleem of aan de oplossing.
Referenties:
Filliben, J. J. (1976). Review and Technical Evaluation of the DOT Daylight Saving Time Study. U.S. National Bureau of Standards (NBS), Intern NBS-rapport, opgesteld voor de voorzitter van de subcommissie voor vervoer en handel, commissie inzake handel tussen de staten en met het buitenland, Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, KF27.I5589, Washington.
Fong, W., H. Matsumoto, Y. Lun, en R. Kimura (2007). Energy Savings Potential of the Summer Time Concept in Different Regions of Japan From the Perspective of Household Lighting. Journal of Asian Architecture and Building Engineering. 6(2) 371-78.
Franklin, B. 1784. An Economical Project. Journal de Paris.
Kellogg, R. en H. Wolff (ter perse). Does Extending Daylight Saving Time Save Energy? Evidence from an Australian Experiment. Journal of Environmental Economics and Management.
Kotchen, M. J. en L. E. Grant (2008). Does Daylight Saving Time Save Energy? Evidence from a Natural Experiment in Indiana. NBER Working Paper 14429.
Rock, B. A. (1997). Impact of daylight saving time on residential energy consumption and cost. Energy and Buildings. 25: 63-68.
Shimoda, Y., T. Asahi, A. Taniguchi, en M. Mizuno (2007). Evaluation of City-Scale Impact of Residential Energy Conservation Measures Using the Detailed End-Use Simulation Model. Energy. 32 1617-33.
U. S. Department of Energy (2008). Impact of Extended Daylight Saving Time on National Energy Consumption: Technical Documentation for Report to Congress. Energy Policy Act of 2005, Section 110.
U. S. Department of Transportation (1975). The Daylight Saving Time Study: A Report to Congress from the Secretary of Transportation. Deel I en II.
Dit artikel is eerder op VOX verschenen.
Te citeren als
Laura E. Grant, Matthew J. Kotchen, “Helpt de zomertijd stroom te besparen?”,
Me Judice,
30 december 2008.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Windmolens in Zeeland’ van Mischa de Muynck (
CC BY-NC-ND 2.0)