Ranglijst CEOs
Harvard Business Review stelt ieder jaar een
top-100 samen van de beste CEOs in de Verenigde Staten. Opvallend genoeg schittert de gevallen Volkswagen-chef Martin Winterkorn nog op plaats 20 van deze
nieuwe lijst. Dat geeft meteen de betrekkelijkheid van dit soort lijstjes weer; Cees van der Hoeven (Ahold) en Nick Hoek
(Delta Lloyd) hebben in Nederland de topman-van-het-jaar lijst aangevoerd, en we weten
inmiddels hoe het vervolgens met deze leiders is afgelopen. Dat roept meteen ook een fundamentele vraag op: maakt het überhaupt voor een bedrijf uit wie er
aan het roer staat? Over-romantiseren we mogelijk het effect van de leider, zoals Meindl et al. (1985) dertig jaar geleden al beargumenteerden, en zijn de
effecten van de topman of topvrouw op het presteren van een organisatie te verwaarlozen?
Meet ranglijst ook kwaliteit?
De academische meningen over deze kwestie verschillen nogal. In hetzelfde nummer van de Harvard Business Review wordt vooral gewezen op de geringe bijdrage van leiders aan de
organisatieprestatie. Recent grootschalig en uniek onderzoek (Adams, Keloharju & Knüpfer, 2015) dat is
gebaseerd op testscores van Zweedse dienstplichtigen bij hun keuring, wijst uit dat er geen individueel kenmerk of kwaliteit is dat de toekomstige CEOs van
hun collega-soldaten onderscheidt: de latere CEOs bleken weliswaar slimmer dan de gemiddelde Zweedse rekruut, maar niet meer dan andere toekomstige
hoogopgeleide professionals zoals artsen, juristen of ingenieurs toen ze onder de wapenen moesten. En niet alleen zijn CEOs niet intrinsiek wezenlijk
anders, eenmaal aan het roer van de onderneming zou bovendien hun bijdrage aan de bedrijfsprestaties vooral een kwestie van geluk zijn. Zo concludeert
Fitza (2014) dat slechts 4-5% van de totale bedrijfsprestatie echt toe te dichten is aan de CEO.
Geluk
Ontegenzeglijk speelt geluk een rol bij de prestaties van een leider, of het nu de CEO,
voetbaltrainer, of premier betreft. En zoals bij alle processen waarbij de geluksfactor mede de performance bepaalt, is het moeilijk permanent bovengemiddeld te
presteren, laat staan jaar in jaar uit de “beste” te zijn. De nummer 1 in 2015 van de top-100 lijst van de Harvard Business Review - Lars Rieben Sorensen
van het Deense farmaceutische bedrijf Novo Nordisk - is vast een hele goede CEO, maar de kans is zeer groot dat volgend jaar iemand anders de lijst
aanvoert. Naast de toevalsfactor wordt het zicht op de werkelijke bijdrage van de CEO ook vertroebeld door het feit dat goede dan wel slechte prestaties
door buitenstaanders ten onrechte aan de leider worden toegeschreven. Jenter en Kanaan (2014) laten bijvoorbeeld overtuigend zien dat CEOs vaak ontslagen
worden op basis van slechte resultaten, die het gevolg zijn van externe factoren zoals een dip in de gehele bedrijfssector of een nationale recessie waar
de CEO geen enkele grip op heeft. Het lot van CEOs lijkt in dit opzicht sterk op dat van politici, omdat kiezers hun politieke leiders ook afrekenen op
factoren die evident buiten de invloedsfeer van nationale politici liggen zoals de stand van de wereldeconomie (Leigh, 2009).
Leiderschap doet er toe
Maar erkennen dat geluk een rol speelt bij de prestaties van leiders, betekent niet dat leiders er geheel niet toe doen. Integendeel, op het niveau van
landen weten we bijvoorbeeld dat
goed leiderschap leidt tot een hogere economische welvaart
(Jones & Olken, 2005), en ook dat in meer
algemene zin een betere kwaliteit van het management samengaat met een hoger inkomen per hoofd van de bevolking (Bloom et al., 2014). In lijn met deze bevindingen op nationaal of macro
niveau, zijn er ook auteurs die menen dat op micro- of organisatieniveau het “CEO-effect’ juist vrij groot is: de Lars Rieben Sorensen’s van deze wereld
komen niet toevallig bovendrijven. Al in 1972 werd bijvoorbeeld een grootschalige studie gedaan naar de effecten van leiderschap op prestaties van
organisaties (Lieberson & O’Connor, 1972), en bleek dat naast allerlei verklarende contextuele factoren ook een deel van de variantie in prestatie door
strategische beslissingen, keuzes voor het ontwerp van de organisatie, en gedrag van leiders wordt verklaard. En zeer recent verscheen een uiterst
omvangrijke en overtuigende studie waaruit blijkt dat de feitelijke bijdrage van CEOs aan de bedrijfsprestaties over de afgelopen decennia in de Verenigde
Staten juist fors is gestegen (Quigley & Hambrick, 2015). Een verklaring voor deze stijging zou kunnen zijn dat in de huidige wereld van globalisering
de beslissingsruimte voor CEOs sterk is toegenomen. In een wereld van open grenzen waarin markten ten opzichte van de eerste decennia na de Tweede
Wereldoorlog vergaand zijn geliberaliseerd, is de strategische discretie van CEOs en raden van bestuur zeer groot, for better or for worse. In die
zin doen hun managementbeslissingen er mee toe dan ooit, met grotere positieve dan wel negatieve bedrijfseffecten tot gevolg.
Wie er aan het roer staat maakt daarom wel degelijk uit voor het reilen en zeilen van een organisatie. Het daadwerkelijke belang van een CEO bevindt zich
ergens tussen het absolute toeval en de alwetende leider. En systematisch empirisch onderzoek moet laten zien waar het succes van de CEO van afhangt. Deze
conclusie impliceert dat het uiteindelijke presteren en dus het belang van de CEO, naast een zekere dosis geluk, vooral afhangt van de omstandigheden,
zowel op organisatie, sector- als landenniveau - zie respectievelijk Stoker, Grutterink en Kolk (2012), Lieberson en O’Connor (1972), en Crossland en
Hambrick (2011). CEOs die zich het beste weten te voegen naar deze omstandigheden of zelfs deze omstandigheden naar hun hand weten te zetten, hebben in elk
geval meer kans langdurig in de bovenste regionen van lijstjes zoals de CEO top-100 te bivakkeren.
Referenties
Adams, R., Keloharju, M. & Knüpfer, S. (2015). Are CEOs Born Leaders? Lessons from Traits of a Million Individuals. Harvard Business School Working paper 16-044.
Bloom, N., Lemos, R., Sadun, R. , Scur, D. & Van Reenen, J. (2014). The new empirical economics of management. Journal of the European Economic Association, 12, 835–876.
Crossland, C., & Hambrick, D. C. (2011). Differences in managerial discretion across countries: how nation‐level institutions affect the degree towhich CEOs matter. Strategic Management Journal, 32, 797-819.
Fitza, M. A. (2014). The use of variance decomposition in the investigation of CEO effects: How large must the CEO effect be to rule out chance? Strategic Management Journal, 35, 1839-1852.
Jenter, D. & Kanaan, F., CEO Turnover and Relative Performance Evaluation (April 15, 2014). Stanford
University Graduate School of Business Research Paper No. 1992; MIT Sloan Research Paper No. 4594-06; Rock Center for Corporate Governance Working Paper
No. 24. Jones 2005
Leigh, A. (2009). Does the World Economy Swing National Elections?. Oxford Bulletin of Economics and Statistics, 71, 163-181.
Lieberson, S., & O'Connor, J. F. (1972). Leadership and organizational performance: A study of large corporations. American Sociological Review, 117-130.
Meindl, J. R., Ehrlich, S. B., & Dukerich, J. M. (1985). The romance of leadership. Administrative Science Quarterly, 78-102.
Quigley, T. J., & Hambrick, D. C. (2015). Has the “CEO effect” increased in recent decades? A new explanation for the great rise in America's attentionto corporate leaders. Strategic Management Journal, 36, 821-830.
Stoker, J. I., Grutterink, H., & Kolk, N. J. (2012). Do transformational CEOs always make the difference? The role of TMT feedback seeking behavior. The Leadership Quarterly, 23, 582-592.
Te citeren als
Janka Stoker, Harry Garretsen, “Goede CEOs: een kwestie van geluk én wijsheid”,
Me Judice,
24 november 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Plenary 2: The Innovation Advantage (Day 1)’ van SelectUSA (
CC BY-NC-ND 2.0)