Op zoek naar winst
“Fusies in de farmaceutische industrie hebben weinig met strategische of economische motieven te maken, doch wijzen vooral op structurele
belastingontwijking van Amerikaanse multinationals”, poneerde CPB-econoom Maarten van ’t Riet recent in aan artikel op dit webforum. Is dat zo? Zijn farmaceutische bedrijven allemaal
Amerikaans, is de fusie van Pfizer en Allergan representatief voor huidige fusiegolf in de farmaceutische industrie en zijn alle andere fusies primair
fiscaal gedreven? Ik vraag het mij af.
De grote gevestigde farmaceuten (‘Big Pharma’) klonteren samen om grotere budgetten te hebben voor R&D, die nieuwe bestsellers moeten opleveren. Big
Pharma legt daarnaast veel geld neer voor acquisitie van farma start-ups met een veelbelovende pijplijn. De eigen pijplijn is namelijk vrijwel leeg: het
aantal nieuwe middelen van Big Pharma neemt elk jaar verder af. Enige uitzondering daarop zijn nieuwe kankermedicijnen, alhoewel die vaak ook
teleurstellen: meer dan de helft van de nieuwe kankermedicijnen verlengt het leven van kankerpatiënten geheel niet, aldus het gezaghebbende JAMA dit najaar (noot 1).
De farmaceutische industrie is lange tijd gezegend geweest met een sterke cashflow en beperkte (innovatie)kosten. Overregulering en een hoge entreebarrière
hebben geleid tot (deel)monopolies en dus torenhoge omzetcijfers. Nu eigen innovatie opdroogt is de farmasector genoodzaakt zich verdergaand te
concentreren op deelmarkten. Behalve Pfizer en Allergan, gingen dus ook AbbVie, Teva, Mylan en AstraZeneca ook op overnamepad. Met een stijging van ruim
60% ten opzichte van vorig jaar, stevenen de medicijnmakers af op een recordjaar aan (miljarden)acquisities.
Misverstanden
Omtrent de farma-industrie bestaan hardnekkige misverstanden. Het eerste is dat het ontwikkelen van medicijnen duur zou zijn. Hoewel € 100 mln in absolute
termen indrukwekkend klinkt, investeert de farmaceutische industrie nog geen 15% van de omzet aan R&D (noot 2), waarvan weer slechts de helft aan
wetenschappelijk onderzoek (noot 3). Ter vergelijking: van elke euro die de patiënt moet besteden aan pillen gaat een kwart op aan reclame- en
marketingkosten (noot 4) en een kleine 30% is pure winst. Sinds enkele jaren komen daar de miljardenboetes voor illegale marketingpraktijken en
schadeclaims van de slachtoffers van verzwegen of weggemoffelde bijwerkingen nog bij, maar dat terzijde.
Desondanks is de farmaceutische industrie de meest profitabele industrie die we kennen, winstgevender nog dan ASML, Google en Alibaba.com. Althans, nog
wel, want deskundigen (noot 5) in binnen- en buitenland voorspellen dat over een jaar of vijf de eerste grote farmaceut, met een gemiddelde
marktkapitalisatie van circa 100 mrd, omvalt als begin van een nieuwe grote crisis: de farmacrisis.
Een tweede misverstand is dat de farma-industrie innovatief zou zijn. De pijplijn bevat echter nauwelijks (nog) werkelijk innovatieve middelen, omdat
R&D zich niet richt op gezondheidsbehoeften, maar op goed verkopende middelen. Op zich is het logisch dat farmaceutische bedrijven streven naar
winstmaximalisatie, vooral op de korte termijn. De aandeelhouders rekenen ondernemingen nu eenmaal af op marktaandeel, winst en dividend en niet zozeer op
medische relevantie. Sinds de cultuuromslag, van R&D naar marktdenken in de jaren 80, is de medische relevantie en gezondheidswinst hooguit een
afgeleide geworden.
Dit systeem leidt er toe dat er vooral winstgevende 'me-too'-preparaten worden ontwikkeld voor steeds weer dezelfde chronische ziekten en preventieve
middelen voor gezonde mensen. Als er substantiële investeringen worden gepleegd is het vaak in 'lifestyle drugs' als de 'lustpil voor vrouwen', een vierde
variant op Viagra en een middel tegen obesitas. Nieuwe medicijnen, zoals antibiotica, worden door Big Farma nauwelijks ontwikkeld (noot 6).
Vernieuwing komt van elders
Echte innovaties zijn vooral te danken aan het wetenschappelijke en publieke domein. Of, zoals de voormalig hoofdredacteur van de New England Journal of
Medicine onlangs schreef: `De kern van medische innovatie komt overwegend uit het vrije onderzoek dat met publieke gelden wordt betaald en daarna afgeroomd
door de farmaceutische giganten (noot 7). Die mogelijkheid krijgt de industrie ruimschoots omdat in alle fondsen voor financiering van onderzoek
deelname van de farma-industrie een voorwaarde is. Met als summum het Europese Innovative Medicins Initiative, waar de industrie het programma
bepaalt, de academische partners selecteert en het onderzoek leidt.
De pijplijn voor middelen voor geestelijke gezondheid, de grootste sector in de gezondheidszorg, is zelfs officieel gesloten (noot 8), zo geven
farmaceuten toe. Voor veel kostbare ziekten (alzheimer, parkinson, multiple sclerose, reuma, astma, depressie) heeft de farma-industrie de afgelopen 30
jaar geen werkelijk innovatieve geneesmiddelen willen of kunnen ontwikkelen. Dat brengt ons tot het derde grote misverstand over de sector: het bestaan van
echte geneesmiddelen. Afgezien van chemotherapie en antibiotica bestaan er weinig geneesmiddelen met curatieve kracht. De middelen die farma
'geneesmiddelen' noemt zijn vrijwel altijd symptoombestrijders of verlichters, waardoor de meeste middelen chronisch of zeer lang moeten worden geslikt.
Tot slot
De huidige consolidatieslag in de farmaceutische industrie is een gevolg van fundamentele verzanding. Het denken in aandeelhouderswaarde op korte termijn
heeft 30 jaar lang bepaald of er een nieuw medicijn komt of niet: de aandeelhouders gaan vóór de patiënten. Dit systeem loopt uiteindelijk vast.
Willen we, als samenleving, medicijnen met werkelijk medische (liefst curatieve) toegevoegde waarde dan is een nieuws businessmodel noodzakelijk. Een
langetermijnfocus is daarbij onontbeerlijk: dus meer middelen voor R&D ten koste van snelle marketing en dividend. Daarbij legitimeert het algemeen
belang ons aller gezondheid meer publieke betrokkenheid en financiering waarbij de industrie meer op afstand moet worden gehouden.
Voetnoten
1. Lucas Mevius, 2015, “Veel goedgekeurde kankermedicijnen vergroten overleving niet”, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 30 November; C. Kim en V. Prasad, 2015, "Cancer Drugs
Approved on the Basis of a Surrogate End Point and Subsequent Overall Survival”, Journal of the American Medical Association, 19 oktober; NRC Handelsblad (nieuwsbericht), 2015, Nieuwe medicijnen verlengen het leven vaak niet, 20 oktober.
2. Donald W. Light en Rebecca Warburtonc, 2011, Demythologizing the high costs of pharmaceutical research, Biosocieties, 1-17.
3. Donald W. Light en Joel R. Lexchin, 2012, Pharmaceutical research and development: what do we get for all that money?, British Medical Journal, 18 mei.
4. Zie o.a. American Medical Association, 17 november 2015, “AMA Calls for Ban on Direct to Consumer Advertising of Prescription Drugs and Medical Devices".
5. Zie onder meer Huub Schellekens, arts en microbioloog, "Vernieuw de farmacie", in NPO Wetenschap, 17 oktober 2012.
6. Zie kamerbrief van minister Schippers (VWS), staatssecretaris Van Rijn (VWS), staatssecretaris Dijksma (EZ) en staatssecretaris Mansveld (IenM) over de
aanpak antibioticaresistentie ‘aanpak antibioticaresistentie’, 24-06-2015, kenmerk 767152-136545-PG.
7. Marcia Angell, 2005, ‘The Truth About the Drug Companies’, Random House. (Angell is voormalig hoofdredacteur van het New England Journal of Medicine).
8. Greg Miller, 2010, Is Pharma Running Out of Brainy Ideas?, Science, vol. 329, 30 juli.
Te citeren als
Martijn van Winkelhof, “Consolidatieslag Big Pharma toont vastlopen bestaande businessmodel”,
Me Judice,
5 januari 2016.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
big pharma?’ van Bart Heird (
CC BY-NC-ND 2.0)