Britten kijken naar Nederland
In haar jaarlijkse troonrede heeft Queen Elizabeth aangekondigd dat het Britse pensioenstelsel op de schop gaat en de Britse pensioenregels soepeler
worden. Door de Engelse minister Webb
wordt daarbij aangegeven dat de Britten goed gekeken hebben naar het Nederlandse pensioenstelsel en dat de Britten kunnen kiezen voor een op Nederlands
model gebaseerd collectief pensioen. Dat is echter slechts deels het geval.
Het Nederlandse pensioenstelsel bevat een aantal sterke punten waar de Britten hun oog op hebben laten vallen, maar ook een aantal zwakheden. Zo zijn
Nederlandse bedrijfstakpensioenfondsen in tegenstelling tot Britse fondsen wettelijk verplicht om de doorsneesystematiek te gebruiken. Hierdoor vinden
binnen het fonds bepaalde (omvangrijke) overdrachten plaats van jongere cohorten (die in verhouding te veel betalen) naar oudere cohorten (die te weinig
betalen) (zie ook CPB (2013)). En de Nederlandse fondsen zonder deze systematiek zijn verplicht om bij pensioendatum het pensioen in een volledige
levenslange verzekering om te zetten.
Juist deze elementen worden in de voorgestelde Britse hervorming overboord gezet. Het lijkt erop dat de Britten de sterke punten van hun systeem willen
combineren met de sterke punten van dat van ons. Zo ontstaat een Collectief Individueel Defined Contribution (CIDC)-systeem dat veel transparanter is dan
het huidige Nederlandse systeem, beter past bij het veranderende karakter en functioneren van de arbeidsmarkt en tegelijk belangrijke collectieve elementen
behoudt (zie ook Bergamin et al. (2014). Zo staat het opgebouwde pensioentegoed op naam van de individuele deelnemer, maar het belegde vermogen wordt
collectief beheerd en de risico’s worden collectief gedeeld (eindnoot 1).
In het VK is de meest gebruikte pensioenregeling een Individual Defined Contribution-regeling (IDC). De deelnemers hebben een eigen pensioenrekening
waarbij de waarde van de ingelegde premie strookt met het opgebouwde kapitaal. Nadeel hiervan is dat er meestal geen sprake is van collectief
vermogensbeheer en van verplichte deelname aan een pensioeninstelling, met als gevolg hoge kosten en suboptimale uitkomsten. En juist op die punten biedt
het Nederlandse systeem uitkomst. Dankzij de verplichte aansluiting bij een fonds naar keuze door bedrijven is voldoende schaalgrootte aanwezig om de
kosten laag te houden. Bovendien ontstaat zo een kring van deelnemers, waarbinnen op solidaire wijze de zogenaamde actuariële risico’s zoals langleven met
elkaar gedeeld worden.
Britse lessen voor Nederland
Het Britse systeem bevat ook sterke punten die ons zouden moeten aanspreken. Zo is er een meer directe band tussen de ingelegde premie en de waarde van de
opgebouwde pensioenaanspraken. Een eindeloze discussie over de hoogte van de rekenrente, nodig om de collectieve vermogens via complexe verdeelsleutels te
verdelen over generaties, wordt zo vermeden. Bovendien kunnen pensioeninstellingen beter op maat beleggen en hoeft men daarbij niet onnodig conservatief te
zijn. Ook kan men beter inspelen op de individuele situatie en doen aan vermogensplanning ook met betrekking tot, bijvoorbeeld, het eigen huis.
De Britten lijken zich maar al te zeer te realiseren dat de toezegging van de werkgevers voor een vaste pensioenuitkering (defined benefit) zoals vaak in
Nederland belangrijke nadelen kent (eindnoot 2). Het pensioenstelsel leidt tot grote schommelingen in de premiestelling. Bij een pure
beschikbare-premieregeling (defined contribution) wordt het risico overgeheveld naar de individuele werknemer. Interessant is dat de Britten nu willen dat
de werkgever haar bijdrage gaat baseren op een ambitieniveau van het toekomstig pensioen. Dit zou ook voor de Nederlandse situatie te prefereren zijn.
Dit artikel is in verkorte vorm verschenen in Het Financieele Dagblad van 26 juni 2014.
Noten
(1) In Nederland kennen we overigens reeds een bepaald CIDC systeem in de tweede pijler, namelijk indien uitgevoerd door een Premie Pensioen Instelling
(zie Van Meerten (2011)). De schaal van deze PPI’s is echter nog beperkt, waardoor er nog grote schaalvoordelen te behalen zijn. Bovendien zijn deze
fondsen (wettelijk) verplicht om een actuarieel neutrale systematiek met een progressief oplopende premie te hanteren ("de staffels"). Dit lijkt nadelig
voor de arbeidsmarktpositie van ouderen, aangezien de loonkosten voor ouderen door toepassing van deze systematiek hoger lijken te liggen dan voor
jongeren.
(2) Overigens zien we om die reden in verschillende landen pensioenfondsen overgaan van een DB naar een DC systematiek (voor de discussie in de VS zie
bijvoorbeeld http://reason.org/studies/show/pension-reform-defined-contribution )
Referenties
Eric Bergamin, Lans Bovenberg, Raymond Gradus en Wilse Graveland (2014), Collectief stelsel met meer maatwerk en minder generatieconflicten, ESB,
Jaargang 99 (4679), blz. 102-105.
Centraal Planbureau (2013), Eindrapportage. Voor- en nadelen van de doorsneesystematiek, CPB Notitie 28 oktober, Den Haag: CPB.
Hans van Meerten (2011), ‘De PPI als internationale pensioenuitvoerder’, in: R. Maatman et al (red.), Pensioenfondsen als financiële instellingen.
Nijmegen: Onderneming en Recht.
Te citeren als
Raymond Gradus, Hans van Meerten, “Combineer het beste van het Nederlandse en Britse pensioenstelsel”,
Me Judice,
26 juni 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Didriks,
Flickr.