Miljarden verspild?
Op 2 oktober jongstleden werd ik opgeschrikt door de voorpaginakop in het Financieele Dagblad “Pensioenpremie gaat voor 17% op aan kosten”. Het bericht maakte melding van totale kosten van 5 miljard per jaar bij een premie inleg van 30 miljard per jaar. De totale kosten bestaan uit 1,1
miljard aan uitvoeringskosten, circa 3 miljard aan vermogensbeheerkosten en circa 1 miljard aan transactiekosten. Het artikel meldt tevens dat een
besparing van 1 procentpunt op de kosten op lange termijn resulteert in een toename in het vermogen met 30%.
Uiteraard is 5 miljard gedeeld door 30 miljard bijna 17 procent. Daar valt moeilijk over te twisten. Aannemende dat de totale kosten inderdaad 5 miljard
bedragen, gaat het echter om de vraag waar deze kosten aan gerelateerd worden. De betreffende kosten moeten niet gerelateerd te worden aan het totale
volume van premiebetalingen maar aan het totaal beheerde vermogen. Dat is de gebruikelijke en ook de meest juiste manier om de kosten in perspectief te
plaatsen. Als we dat doen, dan komen de jaarlijkse kosten uit op ongeveer 5 miljard gedeeld door 800 miljard. Dat is 0,63%, en geen 17%.
Effect op pensioen
Wat zijn nu precies de effecten van een totaal jaarlijks kostenpercentage van 0,63% op het pensioen? Deze vraag is niet te beantwoorden zonder een aantal
veronderstellingen te maken. Laten we veronderstellen dat iemand 40 jaar lang pensioenpremie betaalt, dat de pensioenpremie een constante fractie is van
het loon en dat het loon met 3% per jaar groeit (bij 2% inflatie, is dat circa 1% jaarlijkse reële loongroei). Omdat de premie een constant deel van het
loon is, stijgt deze ook jaarlijks met 3%. Verder veronderstellen we een beleggingsrendement na aftrek van kosten van 5% per jaar. Voor aftrek van kosten
is het beleggingsrendement dus 5,63% per jaar. Bij deze veronderstellingen is gemakkelijk te berekenen dat zonder kosten het totale vermogen bij
pensionering ongeveer 11% hoger zou zijn dan met kosten. Afhankelijk van de veronderstellingen over loongroei, rendement zonder kosten en de lengte van het
werkzame leven kan dit getal wat hoger of lager zijn. Het is echter substantieel lager dan het suggestieve getal van 30%.
Waar komen deze verschillen vandaan? Het eerste verschil is dat de jaarlijkse kosten 0,63% zijn en niet 1%. Ten tweede ligt de gemiddelde looptijd van de
beleggingen waarin de premie is omgezet fors onder de maximale looptijd van 40 jaar. Hoe korter de looptijd, hoe kleiner het effect van de jaarlijks
terugkerende kosten. Tenslotte stijgen de premie betalingen over de tijd. De steeds hogere premie betalingen worden echter over een steeds kortere looptijd
(de resterende tijd tot de pensioneringsleeftijd van 65 jaar) belegd.
Kan het goedkoper?
De cruciale vraag is of de genoemde circa 11% te hoog is. Vanzelfsprekend is het altijd wel mogelijk om kosten iets te drukken en er is ook niets mis met
dat streven. Maar of pensioenfondsen gemiddeld substantieel goedkoper kunnen opereren, is twijfelachtig. De kosten die pensioenfondsen maken, worden niet
alleen gemaakt voor de actieve deelnemers, maar ook voor de al gepensioneerden en de slapers (personen die nog niet gepensioneerd zijn, maar geen premies
meer bijdragen). Als banken het beheer zouden doen van de genoemde vermogens, dan is het op zijn minst twijfelachtig of ze dat goedkoper zouden doen. Zij
moeten immers ook betalen voor hun kantoren en personeel.
Een kritische houding tegenover het opereren van pensioenfondsen, of welke dienstverlener dan ook, is een goede zaak. Echter, een misleidende voorstelling
ervan geven, ondermijnt het vertrouwen in een pensioensysteem dat oprecht als een van de beste, zo niet het beste, van de wereld kan worden
gekarakteriseerd. Bij een overgang naar een systeem van (individuele) beschikbare premieregelingen zullen nog steeds kosten gemaakt worden, maar zijn de
risico’s voor de individuele deelnemers vele malen hoger, zoals ervaringen in onder andere de V.S. en het V.K. hebben uitgewezen. De grote kracht van ons
systeem is juist de spreiding van de risico’s over alle deelnemende cohorten, waardoor ieder cohort afzonderlijk minder risico’s loopt.
Dit artikel is tevens in verkorte vorm gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 10 oktober 2012.
Te citeren als
Roel Beetsma, “Berichtgeving over kosten pensioenfondsen misleidend”,
Me Judice,
10 oktober 2012.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Coffee machine’ van Dave Wilson Cumbria (
CC BY-NC-ND 2.0)