Opgelucht
Witte rook uit Frankfurt voor de Nederlandse banken. Ze hebben de stress testen (‘kunnen ze tegen een schok?’) en asset quality review (‘klopt het wat op
de balans staat’) goed doorstaan. En voor het Europese bankwezen als geheel lijkt er ook weinig aan de hand. Slechts voor 12 uit een totaal van 128
onderzochte Europese banken ligt er nog een opgave van in het totaal zo’n 10 miljard euro.
ECB laat zich in slaap sussen
Hoe zinvol de exercitie ook mag zijn, het grote risico nu is dat men zich in slaap laat sussen. Deze exercitie is geen ‘clean bill of health’ voor het
bankwezen. Het spektakel in Frankfurt kwam mij buitengewoon naïef over. De complexiteit van de financiële sector is dermate groot dat elke toezichthouder
met grote achterdocht naar zijn eigen effectiviteit zou moeten kijken. Weten dat je veel dingen niet weet of nooit tijdig zult weten, en dus je eigen
beperkingen kennen, is les
één voor de toezichthouder. Het houdt je scherp. Maar wie de Europese toezichthouders hoort praten, twijfelt er aan of
ze zijn doordrongen van deze realiteit. Met boekhoudkundige precisie is naar elke grotere bank gekeken. En als echte accountants is men door de vele bomen
het zicht op het bos kwijt geraakt.
In de meest letterlijke zin, men heeft naar afzonderlijke banken (‘de bomen’) gekeken maar niet naar de onderlinge afhankelijkheden in het systeem (‘het
bos’). De kernvraag van modern toezicht is niet of een afzonderlijke instelling in de problemen kan komen (ongetwijfeld) maar of het systeem als geheel
gevaar loopt. Dus wat zijn de onderlinge afhankelijkheden? Hoe zitten de verschillende banken aan elkaar vast? Het kenmerk van de financiële sector zijn
zelfversterkende effecten: een probleem op plaats A doet twijfels rijzen over plaats B, en binnen de kortste keren heeft iedereen een probleem. En als er
eenmaal onzekerheid is proberen we met ons allen tegelijk naar de uitgang te rennen, en ja, dat verergert meestal zaken. De vraag is dus hoe bouwen we een
meer robuust systeem, en hoe zorgen we ervoor dat het systeem niet als geheel onderuit wordt getrokken.
Ook Nederland kan nog wat leren
Nederland biedt een prachtig voorbeeld van hoe het niet moet. De grote financiële instellingen waren voor de crisis steeds meer op elkaar gaan lijken, zij namen vergelijkbare risico’s en toen de crisis toesloeg werden ze op dezelfde manier geraakt. En aangezien we volledig afhankelijk waren van deze grotere
spelers was er geen redden meer aan. Meer diversiteit is wenselijk om te voorkomen dat je elkaars problemen versterkt. In de Verenigde Staten zorgen
lokale, meer ‘grass roots’ bankjes voor een dergelijke diversiteit.
En voor het toezicht op individuele banken is een 'reality check' nodig. Banken zijn buitengewoon complex. Het spektakel in Frankfurt was een exercitie in
droogzwemmen. Met een stofkam door de archieven van banken gaan suggereert precisie, maar inschattingen van risico’s zijn met grote onzekerheden omgeven.
En risico’s veranderen continu; banken kunnen elke dag weer andere posities innemen. Het archief is op zijn best een momentopname. En dan nog, hoe weeg je
de informatie die je daar tegenkomt? Kon de Amerikaanse president Franklin Rooseveld in 1933 nog alle banken sluiten om ze een voor een te openen, na
gecontroleerd te hebben of ze gezond waren, het moderne bankwezen is zo ingewikkeld dat niemand meer goede inschattingen kan maken.
Echte buffers
Onder deze omstandigheden is een veiligheidsmarge nodig. Echte buffers en niet de minuscule hoeveelheden eigen vermogen waar banken (en helaas ook
toezichthouders) aan gewend zijn geraakt. In de geschiedenis heeft het bankwezen ook altijd met veel grotere buffers gefunctioneerd. De exercitie in Frankfurt suggereert
percentages eigen vermogen van rond de 12 procent, maar dit is misleidend. De hoge percentages zijn gebaseerd op een fictie, namelijk dat met geavanceerde
modellen (die in de crisis overigens pijnlijk hebben gefaald) de uitzettingen van banken naar risico worden gewogen, en maar deels hoeven mee te tellen.
Ten opzichte van deze naar beneden bijgestelde activa lijkt het eigen vermogen dan heel wat terwijl het echte percentage op de balans niet meer dan 3 a 4
procent is.
Toezicht in een complexe wereld
De financiële sector en de beleidsmakers lijken de gevangenen van een fictieve wereld. Laten we de complexiteit en dynamiek onderkennen en daar naar handelen.
De statische ‘droogzwem’-operatie in Frankfurt kan hoogstens een begin zijn van het nadenken. Wie hier conclusies uittrekt over de gezondheid van de
financiële sector is naïef.
Het is niet moeilijk om in te zien dat als straks het weer even mee zit, de euforie zal toeslaan. Risico ’s worden dan onderschat, al die mooie modellen
suggereren dan dat het nog beter staat met het risico gewogen eigen vermogen, en banken worden dan aangemoedigd te expanderen. Financiële markten zien goud,
bankiers rennen er achter aan als goudzoekers, en bij de volgende omslag blijken we niets geleerd te hebben. Iedereen heeft met dezelfde risico’s te maken en het hele systeem staat weer op springen. En met alle complexiteit valt er niet gericht in te grijpen en voelen we ons weer genoodzaakt om als belastingbetaler
garant te staan voor het bancaire systeem. Dus we zijn er nog lang niet. Naast buffers en diversiteit is het ontwarren van de complexiteit een absolute must. Hoe mooi ook de exercitie in Frankfurt, meer dan een begin van het nadenken is het niet.
* Dit artikel verscheen in eerder in NRC Handelsblad.
Te citeren als
Arnoud Boot, “Bankentoezicht moet zijn beperkingen kennen”,
Me Judice,
26 november 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Domino Spiral’ van Matt Cavanagh (
CC BY-NC-SA 2.0)