Ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap investeren het meest in onderzoek en ontwikkeling in Nederland

Ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap investeren het meest in onderzoek en ontwikkeling in Nederland image
Offroad zonneauto Stella Terra van Solar Team Eindhoven. Door STE / Bart van Overbeeke

Voeren ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap meer onderzoek en ontwikkeling uit in Nederland dan ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap? Dit was één van de vragen in een recent onderzoek uitgevoerd door het Beleidsanalyse-laboratorium van het Directoraat-Generaal voor Bedrijfsleven en Innovatie van het ministerie van EZ. Het blijkt dat Nederlands geleide multinationals gemiddeld meer tijd besteden aan speur- en ontwikkelingswerk in Nederland dan buitenlands geleide multinationals.

Inleiding

Uit Europees onderzoek blijkt dat ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap minder besteden aan onderzoek en ontwikkelingen (R&D) dan ondernemingen onder binnenlandse zeggenschap (zie bijvoorbeeld Griffith et al., 2004; Falk & Falk, 2006; Belgian Science Policy Office, 2013). Ook eerder beschrijvend Nederlands onderzoek wijst erop dat multinationals onder Nederlandse leiding relatief vaker R&D-activiteiten uitvoeren (Walhout & Van Roekel, 2017; Onat et al., 2018). Het is echter onduidelijk waar deze verschillen uit voortkomen. Is er daadwerkelijk een relatie met de internationale zeggenschap over ondernemingen of komt dit door specifieke bedrijfskenmerken? Zit het verschil in het aantal ondernemingen dat hier aan innovatie doet of zit het vooral in de omvang van hun innovatieve activiteiten? En bestaan er verschillen tussen het midden- en kleinbedrijf (ondernemingen met minder dan 250 werkzame personen) en het grootbedrijf (ondernemingen met 250 of meer werkzame personen)?

Onderzoeksaanpak

In een recent (niet eerder uitgevoerd) onderzoek hebben we met behulp van microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze vragen beantwoord. We hebben in kaart gebracht of er niveauverschillen zijn in R&D tussen Nederlands en buitenlands aangestuurde ondernemingen in de periode 2014-2019 (Sleijpen-Snoek et al., 2024). We kijken in dit artikel specifiek naar multinationale ondernemingen binnen het niet-financiële bedrijfsleven waarover gegevens bekend zijn bij het CBS. Deze multinationals voeren gezamenlijk twee derde van alle speur- en ontwikkelingswerk (S&O) door het bedrijfsleven in Nederland uit. Niet-multinationale ondernemingen doen gemiddeld substantieel minder aan S&O en zijn door hun specifieke bedrijfskenmerken minder goed te vergelijken met multinationale ondernemingen en zijn daarom niet meegenomen in dit artikel.

Er zijn duidelijke verschillen in de mate van S&O tussen mkb-ondernemingen onder Nederlandse versus buitenlandse zeggenschap. Degenen onder Nederlandse zeggenschap voeren gemiddeld twee keer zoveel S&O-uren in Nederland uit dan degenen onder buitenlandse zeggenschap.

We gebruiken informatie over S&O onder de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) als proxy voor R&D-activiteiten. Via de fiscale regeling WBSO stimuleert het kabinet ondernemers in alle bedrijfssectoren om meer te investeren in S&O. Om inzicht te krijgen in de aard van de verschillen splitsen we deze uit in twee aspecten: het aantal ondernemingen dat aan S&O doet (de zogenaamde “extensieve marge”) en de intensiteit waarmee deze ondernemingen dat doen, gemeten in uren (de zogenaamde “intensieve marge”). Zo kunnen we vaststellen of het verschil in S&O verklaard kan worden doordat minder buitenlands geleide ondernemingen aan S&O doen, of doordat de ondernemingen die wel S&O uitvoeren, gemiddeld minder uren aan S&O besteden. In onderstaande alinea’s worden de resultaten getoond. 

Meer dan de helft van de multinationals staat onder buitenlandse leiding

In 2019 waren in Nederland iets meer dan 16.000 multinationals actief, waarvan ongeveer 1.200 tot het grootbedrijf behoren. Meer dan de helft van deze multinationals werd vanuit het buitenland aangestuurd. Dit geldt zowel voor het mkb als voor het grootbedrijf. Onder het mkb viel 62 procent van de multinationals onder buitenlandse leiding, en 59 procent onder het grootbedrijf. Dit patroon geldt ook voor eerdere jaren, al lijkt het aandeel ondernemingen met buitenlandse zeggenschap in recentere jaren toe te nemen.

Figuur 1. Verdeling aantal multinationale ondernemingen naar zeggenschap uitgesplitst naar mkb en grootbedrijf, 2019.

Tegelijkertijd dragen multinationals onder Nederlandse zeggenschap meer bij aan de totale S&O-uren in Nederland dan multinationals onder buitenlandse zeggenschap

In totaal zijn ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap verantwoordelijk voor ongeveer zestig procent van de S&O-uren van multinationals in Nederland. Nederlands aangestuurde multinationals in het grootbedrijf nemen ongeveer veertig procent van de S&O-uren voor hun rekening, terwijl een kwart van de S&O-uren uitgevoerd wordt door grote ondernemingen met leiding vanuit het buitenland. Het verschil binnen het mkb is veel kleiner; multinationale mkb-ondernemingen onder Nederlandse leiding zijn verantwoordelijk voor achttien procent van de S&O-uren terwijl buitenlands geleide mkb-ondernemingen veertien procent voor hun rekening nemen.

Figuur 2. Aandeel in de S&O-uren van multinationals in Nederland naar zeggenschap, 2019.

 

Bij het mkb komt dit doordat Nederlands geleide multinationals gemiddeld meer aan S&O doen dan buitenlands geleide multinationals

Het multinationale mkb onder Nederlandse zeggenschap zet gemiddeld bijna twee keer zoveel S&O-uren in als het multinationale mkb onder buitenlandse zeggenschap. Waar het multinationale mkb onder Nederlandse leiding gemiddeld 2.026 uren aan S&O besteedt per jaar, is dit gemiddeld 1.073 uren bij mkb onder buitenlandse leiding. Dit verschil kan niet worden verklaard door de samenstelling van ondernemingen binnen deze twee groepen. Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met diverse bedrijfskenmerken (zoals aantal werkzame personen, bedrijfsleeftijd, sector, COROP-gebied, netto jaaromzet en afschrijvingen), blijven de niveauverschillen significant.

Figuur 3. Gemiddelde aantal S&O-uren per jaar van het mkb uitgesplitst naar zeggenschap, 2014-2019.

Voor het grootbedrijf zijn de gemiddelde verschillen in S&O tussen Nederlands en buitenlands geleide multinationals aanzienlijk maar niet statistisch significant

Binnen het multinationale grootbedrijf besteden ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap gemiddeld 50 duizend uren aan S&O, terwijl ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap hier gemiddeld 22 duizend uren aan besteden. Hoewel dit verschil aanzienlijk is, is het onderling niet statistisch significant. Dit komt doordat het verschil sterk wordt gedreven door een klein aantal Nederlands geleide multinationals binnen het grootbedrijf met substantieel hoge ureninzet. Als deze ondernemingen weggelaten worden verdwijnen de grote gemiddelde verschillen. Deze conclusie blijft overeind wanneer we controleren voor diverse bedrijfskenmerken.

Figuur 4. Jaarlijkse gemiddelde S&O-uren van het grootbedrijf uitgesplitst naar zeggenschap, 2014-2019.

Het buitenlands geleide mkb doet minder vaak aan S&O in Nederland dan het Nederlands geleide mkb

Als we kijken naar de extensieve marge (“doet een bedrijf aan S&O?”) bij het multinationale mkb, dan zien we een grotere kans dat een onderneming aan S&O doet als deze onder Nederlandse leiding staat. Ongeveer een kwart van het Nederlands geleide multinationale mkb maakt gebruik van de WBSO (en doet dus aan S&O). Bij het mkb onder buitenlandse zeggenschap is dit percentage veel lager, namelijk slechts elf procent. Binnen het grootbedrijf vinden we geen substantiële verschillen in het aandeel WBSO-gebruikers. Waar binnen het Nederlands geleide grootbedrijf 51% doet aan S&O, is dit aandeel met 46% vergelijkbaar binnen het grootbedrijf onder buitenlandse leiding. Ook wanneer we controleren voor andere bedrijfskenmerken, blijft het verschil in het aandeel WBSO-gebruikers binnen het mkb significant, maar niet binnen het grootbedrijf.

Figuur 5. Jaarlijkse aandeel WBSO-gebruikers uitgesplitst naar zeggenschap, 2014-2019.

Bij de ondernemingen met S&O zien we geen verschil in de gemiddelde tijd die Nederlands en buitenlands geleide ondernemingen besteden aan S&O

Voor de intensieve marge (“hoeveel doen ondernemingen aan S&O?”) vinden we geen significante verschillen tussen multinationale ondernemingen met Nederlandse en buitenlandse aansturing, noch voor het mkb, noch voor het grootbedrijf. De eerder gevonden verschillen in het aantal S&O-uren binnen mkb-ondernemingen worden dus veroorzaakt doordat een groter deel van het multinationale mkb met buitenlandse leiding helemaal geen S&O-activiteiten ontplooit in Nederland. Als een onderneming aan S&O doet, dan zijn er geen verschillen tussen Nederlands en buitenlands geleide ondernemingen.

Figuur 6. Jaarlijkse gemiddelde S&O-uren van WBSO-gebruikers uitgesplitst naar zeggenschap, 2014-2019.

Conclusie

Er zijn duidelijke verschillen in de mate van S&O tussen mkb-ondernemingen onder Nederlandse versus buitenlandse zeggenschap. Degenen onder Nederlandse zeggenschap voeren gemiddeld twee keer zoveel S&O-uren in Nederland uit dan degenen onder buitenlandse zeggenschap, ook wanneer we controleren voor bedrijfskenmerken. Dit komt doordat het mkb onder Nederlandse leiding vaker aan S&O doet. Bij het grootbedrijf zien we gemiddeld geen substantiële verschillen, maar zijn er wel enkele uitschieters van Nederlands geleide ondernemingen met zeer hoge S&O-inspanningen. Deze resultaten zijn in lijn met de literatuur die stelt dat het land van waaruit leiding wordt gegeven over de onderneming van belang is voor waar S&O plaatsvindt. Vervolgonderzoek zou kunnen helpen om te begrijpen waarom sommige buitenlandse ondernemingen wel S&O-activiteiten ontplooien in Nederland, terwijl andere dat niet doen.

Literatuurlijst

Belgian Science Policy Office. (2013). Annual report on science and technology indicators for Belgium 2013.

Falk, M., & Falk, R. (2006). Do foreign-owned firms have a lower innovation intensity than domestic firms? (Working Papers No. 275). Austrian Institute of Economic Research.

Griffith, R., Redding, S., & Simpson, H. (2004). Foreign ownership and productivity: New evidence from the service sector and the R&D lab. Oxford Review of Economic Policy20(3), 440-456.

Onat, E., Boutourat, A., Cremers, D., Exel, J., Kaashoek, R., Keller, K., Lemmers, O., Mateboer, M., Menger, J., & Van Roekel, R. (2018). Multinationals en niet-multinationals in de Nederlandse economie. Centraal Bureau voor de Statistiek.

Sleijpen-Snoek, S., De Jong, G., & Lemmers, O. (2024). Multinationals, internationaal zeggenschap en research & development: De impact van het vertrek en de komst van hoofdzetels uit en naar Nederland. Ministerie van Economische Zaken. Te vinden op www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl

Walhout, J., & Van Roekel, R. (2017). De bedrijven achter de Nederlandse R&D en innovatie. In Centraal Bureau voor de Statistiek (Ed.), Internationalisation Monitor 2017-III: Innovatie en R&D (pp. 83-113). Centraal Bureau voor de Statistiek.

 

Te citeren als

Sander Sleijpen-Snoek, Gerben de Jong, Oscar Lemmers, “Ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap investeren het meest in onderzoek en ontwikkeling in Nederland”, Me Judice, 16 oktober 2024.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Offroad zonneauto Stella Terra van Solar Team Eindhoven. Door STE / Bart van Overbeeke

Ontvang updates via e-mail