Negatieve ervaringen opgedaan in de jaren zestig en zeventig hebben veel economen er toe gebracht om de uitgangspunten van de neoklassieke economie opnieuw stevig te omhelzen. In deze benadering wordt de wereld geanalyseerd op basis van een aantal zeer restrictieve axioma’s. Logische implicaties ervan worden onderzocht, en het blijkt dat in deze economische wereld een orde van vrije en concurrerende markten zorgt voor een optimale allocatie van middelen, waarbij de overheid zich moet beperken tot het bestellen van publieke goederen en het beperken dan wel compenseren van negatieve externaliteiten. Onevenwichtigheden kunnen alleen het gevolg zijn van onvolledige informatie.
De afgelopen dertig jaar is deze visie steeds meer toegepast op de financiële wereld. Maar is het optimisme van neoklassieke economen over de werking van gedereguleerde financiële markten gestoeld op praktische ervaringen? Nee, dit komt vooral voort uit de gekozen axioma’s, dat zijn vooronderstellingen waaraan niet wordt getwijfeld. Ofschoon de groep van neoklassieke economen bepaald heterogeen te noemen is, zijn er een tweetal axioma’s die ze gemeenschappelijk hebben, en dat maakt dat ze tot eenzelfde school gerekend kunnen worden.
Rationaliteit
In de eerste plaats worden actoren niet alleen als economisch, maar ook als perfect rationeel beschouwd. Dit houdt in dat ze volledige controle hebben over hun drijfveren, en in staat zijn om alleen op die emoties te reageren die het lange termijn eigen belang dienen. (1)
Sociale relaties doen er niet toe
In de tweede plaats zijn de relaties tussen mensen van louter economische aard. Dit impliceert dat van het sociale aspect wordt geabstraheerd. Morele overwegingen spelen in de economische wereld van de neoklassieken geen rol. Mensen voelen zich niet gebonden aan elkaar, noch in positieve zin in termen van solidariteit en moreel sentiment, noch in negatieve zin in termen van rivaliteit en moreel ressentiment. (2)
Praktijk van de financiële wereld
De ironie wil dat de praktijk van de financiële wereld – waar ongecontroleerde emoties soms een grote rol spelen –haaks staat op de wereld van de tekstboeken financiële en monetaire economie, en logenstraft deze twee axioma’s. Bankiers blijken niet alleen imperfect rationele beslissers maar ook sociale wezens: ze opereren in groepsverband: belangrijke beslissers zoals bestuurders en stafleden van banken, beleggingsfondsen en toezichthouders ontmoeten elkaar regelmatig. In sociale interactie kan zich een cultuur ontwikkelen waarin riskant gedrag vergoelijkt wordt. In een typische mannenwereld zoals de financiële wereld is, kan irrationeel gedrag zelfs prestige opleveren. Een neoklassiek econoom kan dergelijke ontwikkelingen niet waarnemen, en kan dan ook niet begrijpen dat er ook groepen in de samenleving zijn die moreel ressentiment opbouwen indien ze weer eens in de media geconfronteerd worden met de praktijken van de mannen aan het roer. Zo ontstaan begrippen als ‘woekerpolis’ en ‘excessieve beloningen’; begrippen die in een neoklassieke analyse niet kunnen voorkomen.
In de jaren dertig van de vorige eeuw hebben we dergelijke sociale processen ook kunnen waarnemen, en bleken vrije markteconomieën fragiel en instabiel te zijn. Het heeft toen geleid tot links-radicale en rechts-radicale politieke bewegingen. Mensen blijken niet bereid te zijn te wachten totdat de neoklassieke lange termijn is aangebroken, wanneer vraag en aanbod elkaar weer hebben gevonden. “In the long run, we are all dead”, zei Keynes in de richting van klassieke economen. Mensen spreken hun overheid aan en eisen dat irrationele en onrechtvaardige praktijken worden aangepakt.
Twee economen uit de praktijk
Een tweetal voorbeelden van neoklassiek denken van gerespecteerde economen kan dienen als illustratie. In een interview in de NRC Handelsblad van 20 september jongstleden ontvouwt Lex Hoogduin, chief economist van Robeco en hoogleraar monetaire economie en financiële instellingen aan de universiteit van Amsterdam, zijn visie op de actuele financiële crisis. Hij constateert dat niemand schuldig is aan de crisis, of anderszins dat iedereen daar schuld aan heeft. ‘Hoogmoedig’ gedrag kan alleen achteraf worden vastgesteld. Op de vraag of zakenbanken als Lehman Brothers teveel risico heeft genomen, antwoordt Hoogduin: “Wat is teveel risico? Achteraf wel ja. Maar als een zakenbank geen risico meer mag nemen, zeg je eigenlijk dat er nooit meer geld mag worden uitgeleend dan er is ingeleend”. Omdat risicopremies niet kunnen worden uitgerekend kan het altijd fout gaan. Hier is een econoom aan het woord die het neoklassieke individualisme hanteert om de financiële wereld te begrijpen. Irrationaliteit bestaat niet – alleen onvolledige informatie. Bovendien bestaat cultuur niet, en zeker niet als beïnvloedbare variabele. Uiteraard heeft de crisis zijn vertrouwen in het zelfreinigend vermogen van de markt niet aangetast. Grote fouten zullen zeker weer worden gemaakt, maar markten zullen zich er ook weer van herstellen. Daar overheden ook nu weer snel ingrijpen krijgen economen die een onverwoestbaar geloof hebben in de markt nooit de kans om tot de ontdekking te komen dat hun denkraam te smal is.
Een tweede voorbeeld is het artikel van Arnoud Boot in het NRC Handelsbladen op Me Judice. Boot is veel somberder van toon, en spreekt van onverantwoordelijk gedrag van belangrijke beslissers, inclusief de toezichthouders. Hij komt in zijn betoog, dat interessant en relevant is, tot de aanbeveling dat er meer concurrentie moet komen, en dat de toezichthouder alleen financiële producten mag accepteren die ze begrijpt. Wat ontbreekt, is een sociologische analyse van het fenomeen dat belangrijke spelers – vooral toezichthouders en universitaire economen zijn in dit verband belangrijk – in sociale interactie een groep vormen en normen ontwikkelen die noch rationeel nog sociaal verantwoord zijn. Bovendien zou een psychologische analyse van persoonlijkheidstypen licht werpen op de vraag wie geschikt is als leider te opereren en de masculine cultuur te doorbreken, en werkelijke autoriteit te ontwikkelen. Boot laat het bij het vaststellen dat de toezichthouder heeft gefaald, en dat deze in het vervolg beter zijn best moet doen.
Pleidooi voor realistische economie
Voor docenten en onderzoekers ligt hier een belangrijke taak. De basisveronderstellingen dienen drastisch te worden aangepakt. De diverse sociale wetenschappen hebben daarbij elkaar nodig om realistischer analyses te maken, zodat de mensen in de praktijk er iets aan hebben (zie verder Keizer, 2007). Een doorbreking van de heersende cultuur binnen de economengemeenschap, die impliciet voorschrijft dat uit de aard der zaak moet worden vastgehouden aan de typische economische axioma’s is daarbij van groot belang.
Voetnoten:
(1) In eenvoudige tekstboektheorie wordt veelal uitgegaan van volledige informatie. Sinds een aantal decennia echter, besteden economen veel aandacht aan de analyse van situaties waarin mensen over onvolledige informatie beschikken. Zo wordt in de 'behavioural economics' al lange tijd veel aandacht besteed aan de wijze waarop mensen besluiten nemen. Omdat informatie en de menselijke informatieverwerkingscapaciteit beperkt is, kan rationaliteit alleen betrekking hebben op de wijze waarop met beschikbare informatie wordt omgegaan. Met andere woorden, rationaliteit is begrensd. Bovendien kan een mens alleen informatie begrijpen, en er op reageren indien het op een (voor)gestructureerde wijze tot ons komt. Ook hier geldt dat mensen alleen binnen een bepaalde structuur rationeel kunnen zijn. De vraag wat onder onvolledige rationaliteit dan wel irrationaliteit moet worden verstaan, wordt echter tot op dit moment weinig aan de orde gesteld. Irrationaliteit heeft te maken met een gebrekkige zelfcontrole, en leidt tot verwaarlozing van het langetermijn eigen belang, en daarmee tot onverantwoordelijk gedrag (Tirole, 2000).
(2) In de economische sociologie wordt hier al meer dan een eeuw veel aandacht aan besteed, hetgeen tot interessante analyses, ook van financiële markten (Fligstein, 2000, Knorr Cetina en Preda, 2005), heeft geleid. Echter hier is ook sprake van relatief geringe aandacht voor het typisch economische aspect van het menselijk gedrag. Een realistische benadering eist dat de analyse het imperfect rationele, het sociale en het economische aspect integreert.
Referenties:
Fligstein, N., 2000, The Architecture of Markets: An Economic Sociology of Twenty-First-Century Capitalist Societies, Princeton, NJ.
Keizer, P., 2007, Theoretical Foundation of a Multi-disciplinary Economics, Utrecht School of Ecnomics.
Knorr Cetina, K., en Alex Preda (eds.), 2005, The Sociology of Financial Markets. Oxford: Oxford University Press.
Tirole, J., 2000, ‘Rational irrationality – Some Economics of Self Management’, European Economic Review, 46: 633-655.
Te citeren als
Piet Keizer, “Economen over de kredietcrisis”,
Me Judice,
10 oktober 2008.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Alan Greenspan’ van Javier (CC BY-NC-ND 2.0).