Accountant moet zijn zorgen delen met toezichthouders

Accountant moet zijn zorgen delen met toezichthouders image
Afbeelding ‘Calculator and Money’ van Images Money (CC BY 2.0)
4 nov 2011
Minister de Jager laat het echte probleem rondom de controle van jaarrekeningen van financiële instellingen liggen. Op dit moment mag de accountant zijn zorgen omtrent de jaarrekening en bedrijfsrisico’s alleen met het bestuur van de bank delen. Volgens hoogleraar Accountancy Bouwens is aan te bevelen deze zorgen ook bij De Nederlandsche Bank en de AFM neer te leggen.

Donderdag 27 oktober jl. heeft een zichtbaar vermoeide minister De Jager aan de Tweede kamer Commissie Financiën twee zaken beloofd: (1) hij zal een regelmatige vervanging van de controlerende accountant verplicht stellen; en (2) er moeten beperkingen gaan gelden voor diensten die buiten de controlewerkzaamheden van de accountant vallen. Over beide maatregelen kan men zijn twijfels hebben.

Roulatie werkt contraproductief.

Met betrekking tot de eerste twee oplossingen vind ik in het internationale onderzoek geen ondersteuning voor de these dat de kwaliteit van het geleverde werk van de accountant wordt bevorderd door roulatie. In tegendeel, de kwaliteit van de jaarrekening verbetert in de lengte van de relatie (zie onder meer: Johnson, Khurana en Reynolds, 2002; Myers, Myers en Omer, 2003).

Ook onderzoek naar de roulatie binnen het kantoor van de controlerend accountant (audit-partner roulatie) lijkt geen ondersteuning te geven aan de idee uit de initiatiefnota van Ronald Plasterk (PvdA). Chi en anderen (2009) vinden in Taiwan dat de kwaliteit juist afneemt na vervanging van de zittende partner. Als we vrijwillige roulatie met verplichte roulatie vergelijken zien we geen verschil in kwaliteit. Ook geforceerde roulatie na de val van Enron laat geen verbeteringen zien in de rapportages (Blouin, Grein en Rountree, 2007). Roulatie lijkt derhalve niet echt het probleem op te adresseren dat de minister beoogt op te lossen. We kunnen dit verklaren uit leereffecten die in de tijd optreden. Deze gaan bij roulatie (deels) teniet.

Niet-controlegerichte activiteiten verhogen kwaliteit

Het tweede punt in de nota – het kwaliteitsverlagende effect dat uitgaat van uitvoering door de accountant van andere dan controle-gerichte activiteiten- vindt eveneens weinig ondersteuning in de literatuur. In de Verenigde Staten vinden Reynolds en Francis (2002) dat het relatieve aandeel van een klant in de omzet voor individuele vestigingen van de vier grote kantoren geen zichtbaar effect heeft op de kwaliteit. Lim en Tan (2008) vinden in de VS dat de kwaliteit van de controle juist toeneemt (!) als de accountant meer niet niet-controlegerichte-activiteiten uitvoert. Zo geeft men vaker een voorbehoud af over de continuïteit en zijn de rapportages in de balans en de winst- en verliesrekening van een hogere kwaliteit. De hogere kwaliteit kan onder meer worden verklaard uit het feit dat de accountant het bedrijf beter kent. Hierdoor kan de accountant beargumenteerd en daarmee met meer overtuiging het bedrijf streng tegemoet treden.

Samenvattend, er bestaat een overweldigende hoeveelheid onderzoek (hierboven is slechts een deel van het onderzoek aangehaald) die steeds de these bevestigt dat de kwaliteit van de audit niet verbetert door roulatie en ook dat de uitvoering van niet controlegerichte diensten eerder kwaliteitsverhogend dan kwaliteitsverlagend werken. We zouden een niet te verwaarlozen kans lopen het kind met het badwater weg te gooien als we dan toch zouden overgaan tot invoering van deze voorstellen.

Accountant ziet wel maar zegt niets

Nu was de discussie over de rol van de accountant ingegeven door de initiatiefnota De accountancy na de crisis van Plasterk waarmee hij grip probeert te krijgen op de situatie die zich tijdens de financiële - en de schuldencrisis ontpopte. Niemand heeft afdoende gewaarschuwd voor de financiële crisis of voor de schuldencrisis, ook de accountant niet. Met de beloften van de minister wordt het probleem dat Plasterk terecht constateert echter niet verholpen.

Het probleem is dat de accountant zijn mond niet open mag doen buiten de burelen van het bestuur. Jaarlijks moet hij vaststellen of de financiële instelling op eigen kracht nog een jaar voort kan. Als hij problemen verwacht, moet hij de bezittingen waarderen tegen liquidatiewaarde. Hiermee is het faillissement van de bank zeker gesteld. Dit zal dus nauwelijks gebeuren.

Ook mag de accountant naar buiten niet zeggen dat de door hem gecontroleerde onderneming zich aan (te) grote risico’s blootstelt. Die risico’s zijn duidelijk en kan iedereen ook nu al in de jaarrekening lezen. We weten dat als de pakketten van leningen niet langer kunnen worden verkocht, we problemen krijgen met de waarde van de pakketten die we op onze balans hebben. Het opdrogen van markten vormt zo altijd een risico voor de instelling. De sterke onderlinge verwevenheid tussen financiële instellingen maakt het gevaar van opgedroogde markten zelfs tot een oncontroleerbaar risico voor de bank. Dit zijn kwesties die iedereen kon en kan zien in de jaarrekening en waar we geen van allen iets mee deden (zie Fortis) en nog niet doen (zie Dexia).

De accountant ziet problemen wel, maar mag ze slechts melden in de richting van het bestuur (Raad van Commissarissen en Raad van Bestuur). Als het bestuur vervolgens niets doet, moet de accountant op zijn handen blijven zitten.

Oplossing: informeer AFM en DNB

Hoe kunnen we dit probleem doorbreken? We zouden van de accountant kunnen vragen dat wanneer deze jaarlijks tekortkomingen constateert hij deze vastlegt in een brief gericht aan het bestuur van de financiële instelling én aan de toezichthouders: AFM en DNB. De brief beslaat twee onderwerpen: verslaggeving en risico’s. Met de bespreking betreffende de verslaggeving richt de accountant zich tot de AFM opdat deze zich een oordeel vormt omtrent de verslaggeving. De Nederlandsche Bank -welke prudentieel toezicht organiseert- zou met de inhoud van de brief meer zicht krijgen in het mogelijke effect van gebeurtenissen zoals het opdrogen van de markt voor pakketten van leningen.

Opvolging van de constateringen in de brief zijn dan niet langer een exclusieve zaak tussen accountant en bedrijfsbestuur. Het bedrijfsbestuur moet ook naar de externe toezichthouder duidelijk maken dat de zorgen van de accountant worden omgezet in concrete maatregelen. Ook zal het bestuur dan niet zo snel meer overgaan tot ‘ontslag’ van zijn onwillige accountant in het jaar nadat deze serieuze kwesties constateerde. Dat zou de toezichthouder (AFM) immers te veel opvallen.

* Dit is een uitgebreide versie van een artikel dat in het Financieele Dagblad van 4 november is verschenen.

Referenties

Blouin, J., B. Grein, en B. Rountree. 2007. An analysis of forced auditor change: The case of former Arthur Andersen clients. The Accounting Review 82 (3): 621–50.

Chi, W., H.Huang, Y. Liao, H. Xie, 2009, Mandatory Audit Partner Rotation, Audit Quality, and Market Perception: Evidence from Taiwan, Contemporary Accounting Research 26: 359–391

Johnson, V., I. Khurana, and J. Reynolds. 2002. Audit-firm tenure and the quality of financial reports. Contemporary Accounting Research 19 (4): 637–60.

Barth, Mary E. en Wayne R. Landsmanm, 2010, How did Financial Reporting Contribute to the Financial Crisis?, European Accounting Review, 19:3, 399-423

Francis, J. en J. Krishnan, 2002, Evidence on auditor risk-management strategies before and after the private securities litigation reform act of 1995. Asia-Pacific Journal of Accounting and Economics,December 135–157.

Kallapur, Sanjay, Srinivasan Sankaraguruswamy and Yoonseok Zang, 2008, Audit Market Competition and Audit Quality, working paper, Indian School of Business.

Lim, Chee-Yeo and Hun-Tong Tan, 2008, Non-audit Service Fees and Audit Quality: The Impact of Auditor Specialization, Journal of Accounting Research 46: 99-246

Myers, J., L. Myers, and T. Omer. 2003. Exploring the term of auditor-client relationship and the quality of earnings: A case for mandatory auditor rotation? The Accounting Review 78 (3): 779–99.

Sikka, P., 2009, Financial crisis and the silence of the auditors. Accounting, Organizations and

Society.

Srinidhi Bin. Amd Ferdinand Gul, 2007, The Differential Effects of Auditors’ Non-audit and Audit Fees on Accrual Quality, Contemporary Accounting Research 24: 595–629.

Te citeren als

Jan Bouwens, “Accountant moet zijn zorgen delen met toezichthouders”, Me Judice, 4 november 2011.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Calculator and Money’ van Images Money (CC BY 2.0)

Ontvang updates via e-mail