Aftakeling waakhond handel
Voor de mondiale welvaart is niets beter dan internationale vrijhandel. De praktijk is echter weerbarstig omdat het hemd nader is dan de rok. Bij interne economische tegenwind zoeken landen vaak hun toevlucht tot protectionistische en kortzichtige maatregelen. Onlangs beperkte China de uitvoer van zeldzame metalen onder het mom van milieumaatregelen, hierbij is de Chinese overheid vooral bezorgd over het milieu in het buitenland, terwijl Chinese producenten geen strobreed in de weg wordt gelegd. De Wereldhandelsorganisatie (WHO) is in het leven geroepen om dergelijk gedrag tegen te gaan. In zogenaamde handelsrondes doet de internationale WHO-gemeenschap pogingen om protectionistische maatregelen te identificeren en vervolgens aan te pakken, liefst in de vorm van afschaffing. De huidige Doha-ronde is echter uitgelopen op een drama. Door het steeds toenemende aantal leden – op dit moment 153 – duurt elke handelsronde weer langer dan de vorige omdat het steeds lastiger wordt om overeenstemming te bereiken. Dit jaar kan het tienjarig jubileum van de huidige ronde worden gevierd. En het einde is nog lang niet in zicht.
Steeds meer bilaterale overeenkomsten
Als reactie op deze stroperige eindeloosheid zijn veel landen overgegaan op het afsluiten van bilaterale overeenkomsten, met als gevolg dat veel landen met de rug naar de WHO zijn gaan staan. Deze landen sluiten zich zich in toenemende mate af van de uniforme en niet-discriminerende maatregelen die juist het fundament vormen van de WHO. Een bijkomend gevolg is dat steeds minder landen bereid zijn om zich neer te leggen bij algemeen geldende WHO-regels, en in plaats daarvan hun toevlucht nemen tot ad hoc regelgeving binnen de context van reeksen van bilaterale verdragen. Op deze manier wordt het bestaande WHO-bouwwerk, waaraan decennialang met man en macht is gewerkt, door de leden zelf van buitenaf ondermijnd.
Hoe erg is het dat de Doha-ronde mogelijkerwijs mislukt?
Schattingen geven aan dat indien de huidige plannen, die inmiddels tegen de klippen op toch zijn geformuleerd, ook daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd, het mondiale bruto product gemiddeld met 0,5 tot 1 procent zal toenemen. Dat lijken lage percentages, maar de meeste winst zou bij de ontwikkelingslanden terecht komen omdat juist daar de protectionistisch maatregelen klemmend zijn en omdat daarom juist de winst van het afschaffen daarvan kan worden geboekt. De winst van de voorgenomen Doha-maatregelen is dus potentieel veel groter dan de bedragen die momenteel met (de krimpende) ontwikkelingshulp zijn gemoeid.
Beperk doelstelling
Hoe zouden de Doha-onderhandelingen uit het slop getrokken kunnen worden? In de eerste plaats, zoals vaker is opgemerkt, zou de WHO zich moeten beperken in de onderwerpkeuze. Het hoofddoel moet zijn om tot afspraken te komen over het afschaffen van direct protectionistische maatregelen. Milieukwesties, arbeidsomstandigheden en migratie-gerelateerde onderwerpen zijn uiteraard bijzonder belangrijk, maar met 153 ruziënde gesprekspartners aan tafel zijn onderhandelingen over een dergelijk complex web van zaken tot mislukken gedoemd. Bovendien kunnen deze onderwerpen beter elders worden besproken, bijvoorbeeld in de context van gespecialiseerde onderhandelingen over klimaatverdragen en binnen de “International Labor Organization” (ILO). De schoenmaker moet zich bij zijn leest houden, en die andere leesten aan andere schoenmakers moeten overlaten.
Voorkom tweedeling
In de tweede plaats zijn de onderhandelingsresultaten die momenteel circuleren, grosso modo gebaseerd op het veronderstelde bestaan van twee groepen van landen: ontwikkelde en ontwikkelingslanden. De ontwikkelingslanden hebben vooralsnog de grootste concessies afgedwongen door de ontwikkelde landen ervan te overtuigen dat zij hun markten moeten openen. In omgekeerde richting, en vooral ook onderling, zijn marktopeningen echter beperkt gebleven. Dat is betreurenswaardig omdat juist daar protectionisme schering en inslag is en omdat daarom juist daar de grootste winst te behalen is. Deze tweedeling in ontwikkelde en ontwikkelingslanden werkt contraproductief, temeer daar deze traditionele tegenstelling steeds minder van toepassing is op de huidige wereld. China zal over niet al te lange tijd de grootste economie van de wereld zijn, maar ook landen als Brazilië, India en misschien zelfs Rusland gaan in toenemende mate hun sterkere economische positie omzetten in politieke invloed – ook binnen de WHO.
De groep ontwikkelingslanden zal hierdoor uiteenvallen in blokken die ieder afzonderlijk hun uiteenlopende eigen belangen zullen nastreven. Dat betekent dat informele overlegstructuren die vroeger bestonden, en waarbij landen zich enigszins ondergeschikt verklaarden aan hun natuurlijke vertegenwoordigers (de VS/EU voor de rijke landen en Brazilië/India voor de ontwikkelingslanden), zijn weggevallen. Voor China is toegang tot buitenlandse markten van de grootste betekenis, maar hierdoor komt zij tegenover de groep ontwikkelingslanden te staan waartoe het Rijk van het Midden vroeger behoorde. In toenemende mate gaan de onderhandelingen hierdoor over de onderhandelingen zelf. Concessies die bijna tien jaar geleden zijn gedaan, komen opnieuw ter discussie te staan omdat machtverhoudingen zijn gaan schuiven. Op deze manier ontstaan slepende onderhandelingen die voortdurend achter de feiten aanlopen. Vooral in het laatste decennium is deze ontwikkeling in een stroomversnelling geraakt ten gevolge van de enorme economische groei van een kopgroep van ontwikkelingslanden, met name China, India, Brazilië, Indonesië en Zuid-Afrika. Door het verstrijken van de tijd zijn de tegenstellingen groter geworden, zodat reeds afgehandelde onderwerpen opnieuw op tafel worden gelegd.
Hervorm het Doha-circus
De enige manier om het Doha-circus van het totale failliet te redden is door de zo snel mogelijk de onderhandelingen af te ronden op het beperkte aantal terreinen waarop momenteel overeenstemming is bereikt. Dat geldt ten aanzien van de kosten die gemaakt moeten worden om nationalen grenzen te passeren (die vaak erg hoog zijn) en voor enkele landbouw-georiënteerde maatregelen met betrekking tot de toegang van landbouwexporteurs tot de markten van de EU en de VS. In dat geval kan ten minste worden gewezen op enig succes, zodat het Doha-drama eindelijk kan worden afgesloten. Voordat een nieuwe ronde wordt gestart, zouden vervolgens twee hervormingen moeten worden doorgevoerd. Allereerst is het hoog tijd om het aantal onderwerpen te beperken tot zeer eng gedefinieerde en protectie-gerelateerde kwesties. Daarnaast moet de onderhandelingsstructuur op de schop: een regime met 153 landen die gedurende een decennium met elkaar onderhandelen, is tot mislukken gedoemd. Een overlegstructuur zoals die bestaat binnen het IMF of de Wereldbank is aan te raden. Hierbij wordt de macht gedelegeerd aan een bestuur. De grootste winst die hiermee kan worden behaald, is dat de WHO terugkeert naar het begin van de geschiedenis van de handelsronden en onderhandelingen, toen die nog binnen een jaar konden worden beslecht.: WHO
Dit artikel kan worden overgenomen met bronvermelding. Toezending van bewijsexemplaren wordt op prijs gesteld. © Me Judice
Te citeren als
Steven Brakman, Arjen van Witteloostuijn, “Het failliet van de Doha-ronde”,
Me Judice,
14 juli 2011.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding