Onbezonnen bezuiniging
Minister Kamp van Sociale Zaken bezuinigt ongeveer 800 miljoen euro op de kinderopvang. Deze bezuinigingen worden geleidelijk doorgevoerd. Het gevolg is dat, bijvoorbeeld, ouders met een minimuminkomen er in 2013 37 euro per maand op achteruitgaan als ze twee kinderen twee dagen per week naar de opvang brengen. De minister noemt de ingreep noodzakelijk. Wij noemen de ingreep onbezonnen omdat deze voorbijgaat aan het feit dat uitgaven voor kinderopvang een investering zijn in meer arbeidsparticipatie. Juist onder laagopgeleiden blijft die achter en weegt ook een beperkte verhoging van de kosten voor ouders zwaar. Vanuit het lange termijn arbeidsmarktperspectief spant het kabinet aldus het paard achter de wagen.
Geringe schade?
In totaal bezuinigt het kabinet de komende jaren 1,5 miljard euro op diverse ‘kindregelingen’. Minister Kamp verdedigt deze op basis van een berekening van het Centraal Planbureau (Jongen, 2010) waaruit blijkt dat ‘slechts’ 7000 mensen zouden stoppen met werken door de voorgenomen bezuinigingen. Nu zijn de ramingen van het CPB niet altijd correct, zeker niet als het — moeilijk te voorspellen — effecten van specifieke maatregelen betreft.
Juist laagopgeleide vrouwen verdienen steun
Laten we teruggaan naar de doelstelling van overheidsbeleid op dit terrein, te weten bevordering van de arbeidsparticipatie en het aantal gewerkte uren van vrouwen. Nog vorige week deed de Europese Commissie de aanbeveling (2011) dat Nederland zijn inspanningen zou moeten vergroten om de arbeidsparticipatie daadwerkelijk te verhogen. De Commissie vindt dat in het bijzonder vrouwen in Nederland nog steeds te veel worden ontmoedigd om meer buitenshuis te werken.
Nu is de arbeidsparticipatie gerekend in voltijdbanen vooral laag bij laagopgeleide vrouwen (28,3 procent ten opzichte van 64,2 bij hoogopgeleiden). Niet alleen hebben zij minder vaak een baan dan hoogopgeleide vrouwen, maar vaak is die baan dan ook nog een kleine deeltijdbaan. Daar komt bij dat de arbeidsparticipatie van laagopgeleide vrouwen vooral laag is als er jonge kinderen zijn. Juist voor deze laagopgeleide vrouwen is de afweging tussen wel of niet werken en wel of niet meer uren dan ook buitengewoon gevoelig voor de kosten die de kinderopvang met zich meebrengt. Kortom, juist aan de onderkant van de arbeidsmarkt is elke extra euro die voor kinderopvang moet worden betaald een potentieel probleem. Dit wordt nog eens versterkt met de bezuinigingen die er ook op andere terreinen aankomen (denk aan de zorg) en waarbij het huidige kabinet er zelden voor kiest de lage inkomens te ontzien.
Blinde vlek CPB
Het verschil tussen laagopgeleide en hoogopgeleide vrouwen wordt niet meegenomen door de rekenmeesters van het CPB. Daarnaast worden de keuzes van ouders niet alleen bepaald door het type financiële overwegingen zoals het CPB die wél meeneemt c.q. mee kan nemen. Mensen laten zich ook leiden door opvattingen over wat hoort en niet hoort, ideeën over of kinderopvang eigenlijk wel goed is voor je kind, et cetera. Dat verklaart dat meer subsidie niet automatisch direct tot meer arbeidsparticipatie leidt. Verdedigers van de voorgenomen bezuinigingen zoals Marike Stellinga bij het tv-programma Knevel & Van den Brink gaan hier graag mee aan de haal.
De trendmatige ontwikkeling is echter dat kinderopvang steeds breder geaccepteerd raakt, ook in kringen waar dat vroeger nauwelijks het geval was. In plaats van op kinderopvang te bezuinigen, zou het kabinet zich ter verhoging van de arbeidsparticipatie moeten inzetten op ondersteuning van die trendmatige ontwikkeling door, onder andere, verbetering van de kwaliteit van de kinderopvang. Immers, onderzoek laat zien dat kwalitatief zeer goede kinderopvang leidt tot socialere en slimmere kinderen, met aanzienlijke effecten op het latere opleidingsniveau en inkomen. Overigens maakt het CPB zich in een ander, recent rapport wél zorgen over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs, aangezien dit bepalend zou zijn voor de economische prestaties van een land. Die studie is het CPB ook op flinke kritiek komen te staan (Van der Werfhorst, 2011) .
Denemarken is een voorbeeld van een land dat heeft ingezet op een familiebeleid dat veel publiek geld kost, maar veel meer oplevert. Zo heeft de Deense socioloog Gøsta Esping-Andersen berekend dat de uitgaven van de Deense overheid ten aanzien van kinderopvang een rendement van 43% opleveren door het (extra) inkomen dat vrouwen genereren.
Verwarrend en ontmoedigend
Terug naar het Nederlandse kinderopvangbeleid. Zelfs al zou het CPB gelijk hebben dat het aantal vrouwen dat stopt met werken beperkt blijft, dan blijft het feit dat de voorgestelde maatregelen op geen enkele wijze bijdragen aan de structureel noodzakelijke toename van het aantal door vrouwen gewerkte uren. De voorgestelde bezuinigingen van het kabinet hebben een ontmoedigend en verwarrend effect. Of in de woorden van Loesje: 'Kinderen zijn de toekomst, als hun moeders er ook een krijgen.’
* Dit is een uitgebreide versie van het artikel dat in de Volkskrant van 15 juni 2011 verscheen.
Referenties:
Esping-Andersen, G. 2009, Incomplete Revolution: Adapting Welfare States to Women's New Roles. Oxford: Polity Press.
Europese Commissie, 2011,
Recommendation for a Council Recommendation on the National Reform Programme 2011 of the Netherlands, Brussel, 7 juni 2011.
Jongen, E.L.W. 2010, Child Care Subsidies Revisited, CPB document no. 200, Den Haag.
Werfhorst, H. van der, 2011, Met zesjes komen vwo-ers er ook, de Volkskrant, 9 juni 2011.: Flickr
Dit artikel kan worden overgenomen met bronvermelding. Toezending van bewijsexemplaren wordt op prijs gesteld. © Me Judice.
Te citeren als
Joop Schippers, Esther-Mirjam Sent, “Bezuiniging kinderopvang is gebaseerd op onevenwichtige kosten-batenanalyse”,
Me Judice,
15 juni 2011.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding