Vijftien jaar ruimere openingstijden
Tot vijftien jaar geleden waren in Nederlands winkels ’s avonds en op zondag bijna altijd gesloten (1). Sinds de nieuwe Wet op de Winkeltijden van 1996 bestaat de mogelijkheid om zelf te bepalen wanneer op maandag tot en met zaterdag tussen 6h en 22h een winkel geopend is. Bovendien heeft sinds 1996 een gemeente de mogelijkheid om maximaal 12 zondagen de winkels te openen. Op grond van de “toeristenbepaling” kan tot een algemene zondagopenstelling besloten worden in (delen van) de gemeente. Onderzoek uit 2003 toont dat bijna 20% van de gemeenten van deze mogelijkheid gebruik maakt (Dijkgraaf en Gradus, 2007) (in een beperkt aantal gevallen, met name de G4-steden, gaat het om alle zondagen in het jaar). Overigens was het tot 1 januari jl. aan de gemeenten zelf om de toeristenbepaling in te vullen en vond dus geen toetsing plaats.
Wetswijziging moet misbruik toeristenbepaling voorkomen
Enkele gemeenten handelen niet conform de Winkeltijdenwet 1996. Zo heeft de gemeenteraad van Westland in 2010 een voorstel aangenomen waarmee alle zondagen - zònder beroep op de toeristenbepaling - koopzondagen zullen zijn. Fracties van ondermeer CDA en CU-SGP hebben om vernietiging gevraagd. Uiteindelijk is het besluit voor een jaar geschorst in afwachting van een bodemprocedure (2).
Per 1 januari is een nieuwe winkeltijdenwet in werking getreden met als doel de controle aan te scherpen op gemeenten die op grond van de toeristenbepaling meer dan twaalf koopzondagen per jaar toelaten. Door deze wetsherziening worden gemeenten gedwongen om binnen één jaar hun eerdere besluit tot aanwijzing toeristisch gebied opnieuw te overwegen en te motiveren. De precieze consequenties van de wet zullen dus pas op termijn duidelijk worden. De wet bepaalt dat gemeenten bij hun beslissing het economische belang en het omgevingsbelang moeten meewegen: zoals belangen van kleine ondernemers en winkelpersoneel, de zondagrust, de leefbaarheid, de veiligheid en de openbare orde.
Wezenlijk is dat een expliciete en onderbouwde afweging vereist is, niet alleen van economische, maar ook andere belangen en dat er vervolgens op basis daarvan mogelijkheden bestaan voor inwoners en bedrijven om die motivering aan te vechten bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB). Daarmee is ook de bepaling dat het toerisme autonoom dient te zijn geen loze kreet meer: die autonomie moet aangetoond worden en veel gehoorde argumenten als “aantrekkelijkheid van een winkelcentrum” vervallen daarmee. Bovendien moet het gaan om een “publiekstrekker”, die andere gemeenten niet hebben en die een toeristenstroom veroorzaakt: er moet sprake zijn van “onderscheidend” toerisme (3). Dit is belangrijk omdat de aanwijzing toeristisch gebied in de praktijk vaak tot stand komt onder druk van supermarktketens die de zondagavondopenstelling te beperkend vinden.
Werkgelegenheid en omzet niet noemenswaardig hoger
Liberalen benadrukken vaak het gemak van koopzondagen voor de consument, vooral voor tweeverdieners en eenoudergezinnen. Ook stellen sommigen dat de overheid niet moet ingrijpen en het vrije ondernemerschap niet mag remmen. Economisch gezien zou een verruiming van de zondagsopening leiden tot een stijging van de omzet, toename van de werkgelegenheid en daling van de prijzen. Economisch onderzoek geeft echter aan dat de gevolgen voor werkgelegenheid en omzet beperkt zijn (CPB, 2009: 191).
Een dag rust
Vanuit de levensbeschouwelijke benadering betekent uitbreiding van de koopzondag een ondermijning van de zondag als dag waarop (religieuze) bezinning en het immateriële aandacht krijgen. Vandaar dat christelijke partijen aandringen op een beperking van de zondagopenstelling. Maar ook vanuit andere invalshoeken zoals sociaal-maatschappelijke, culturele en economische zijn argumenten tegen een ruimere zondagsopening te geven (4). Zo ondermijnt de koopzondag een gemeenschappelijke vrije dag voor familie en verenigingen, wat leidt tot een verdere individualisering van de samenleving. Omgekeerd beschermt een beperking van de koopzondag zelfstandigen en werknemers tegen excessieve werkdruk en garandeert die personeelsleden één vaste dag waarop “de werkgever” geen beroep op hen kan doen.
Kleine winkeliers
Een belangrijk argument is ook de positie van het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Verruiming van de openingstijden pakt immers nadelig uit voor kleinere winkeliers. Indien zij hun deuren gedurende meer uren openen, stijgen voor hen namelijk de kosten als percentage van de omzet, terwijl de eigenaren van grote winkels door openstelling de kosten als percentage van de omzet juist kunnen verlagen (Donders en Gradus, 2007: 267-269).
In veel gemeenten staat de zondagopening dus op de agenda en moeten lokale politici een standpunt bepalen. Soms spelen lokale of seizoensgebonden aspecten zoals in badplaatsen (Dijkgraaf en Gradus, 2007). Vanuit het subsidiariteitsbeginsel is het te verdedigen dat lokale overheden vanwege plaatselijke omstandigheden een keuze maken of men op de zondag de winkels wil openen en zo ja, op welke zondagen.
Buitenlandse ervaringen: omzet winkels niet omhoog
De koopzondagproblematiek speelt ook in andere landen. Ervaringen daar leren ons dat koopzondagen kleine winkels ´dwingen´ om open te zijn om daarmee structureel klantenverlies te voorkomen (Bauer, 2008). Ook leidt de toename van koopzondagen niet tot een hogere omzet, wel tot omzetspreiding. Dit beeld zien we zowel bij kleine winkelbedrijven als grote ketens, ook in toeristenzones. Mede vanwege de liberalisering van de koopzondag daalt het aantal onafhankelijke kleine winkelbedrijven, ook wanneer zij daarvóór een belangrijk marktsegment en/of niche hebben.
Ervaringen in het buitenland geven ook aan dat grote ketens weinig bemoeienis hebben met inwoners of leefbaarheid, terwijl in de politieke discussie wel het belang van een gevarieerd winkelaanbod steeds meer wordt onderkend o.m. vanwege de leefbaarheid van de binnensteden. Vergelijking met VS (“wat daar kan, kan hier ook”) is fnuikend: toen de koopzondagdiscussie daar speelde (’70 er jaren), was het segment MKB reeds gering.
Aantal koopzondagen blijft vaak groeien
Interessant is ook de constatering dat verruiming van de koopzondag vaak een glijdende schaal blijkt te zijn. Een beperkte liberalisering wordt vaak gevolgd door steeds verdergaande liberalisering. De geschiedenis van de koopzondag in Engeland laat dat duidelijk zien. Nadat eerst de kleine winkelbedrijven zondags hun deuren mochten openen (1950), wordt die mogelijkheid vanaf 1994 in beperkte mate ook geboden aan grote winkelbedrijven. De koopzondag is vervolgens verder geliberaliseerd en vanaf 2008 mogen tuincentra eveneens op zondag acht uur open zijn, ook op eerste paasdag.
Opvallend is tenslotte dat in 2004 een wet is aangenomen waarin bepaald wordt dat grote winkelbedrijven en supermarkten op eerste kerstdag gesloten moeten blijven. Eerste kerstdag kan immers op iedere dag van de week vallen. Deze wet is bijzonder omdat toen zij tot stand kwam het zeer uitzonderlijk was dat grote winkelbedrijven op die dag open waren. Het Britse Parlement besloot echter tot deze wet toen in 2001 bleek dat grote winkelbedrijven niet uitsloten dat zij in de toekomst onder concurrentiedruk tot openstelling over zouden gaan (Conway, 2004). Met deze wet onderkent het Parlement feitelijk dat liberalisering van de koopzondag een voortschrijdend proces is.
Een laatste constatering in het buitenland is dat op termijn sociale maatregelen onder druk komen te staan. De ”overuurtarieven” blijken in de loop der tijd te vervallen zoals in Engeland, waar werknemers in dat opzicht geen wettelijke bescherming genieten, en werknemers ondervinden in toenemende mate last van een weigering om ’s zondags te werken (bijv. bij promotie wordt dit gedocumenteerd in Cracknell, 2005).
Tegen verdere economisering van de samenleving
De economische wetenschap gaat uit van de premisse hoe meer keuze hoe beter. Ook een ruimere zondagopening zou de consumentenwelvaart verhogen. In toenemende mate wordt dit betwijfeld. Vanuit de psychologie wordt bovendien steeds duidelijker dat deze premissie niet te handhaven is en wordt aandacht gevraagd voor andere aspecten (lees Barry Schwartz „The Paradox of Choice – Why Less is More ”). Soms is het ook van belang om andere argumenten dan alleen de economische principes te laten prevaleren. Juist in de discussie over de zondagopening is het nodig om aandacht te vragen voor sociale waarden als gemeenschapzin en de menselijke maat. Immers de gemeenschappelijke vrije zondag kan een rustpunt zijn en tegenwicht bieden aan de toenemende economisering van de samenleving. Uiteraard moeten we oog houden voor de belangen van winkeliers, maar dit gaat verder dan alleen de belangen van het grootwinkelbedrijf (5). Het kleinere familiebedrijf – vaak het cement van onze samenleving – lijkt dupe te worden van een ruimere zondagsopenstelling en dit zou ons extra alert moeten maken. Daarom moeten we ons inziens de zondag koesteren als rustpunt en sociale ontmoetingsdag.
* Dit artikel is een uitgebreide versie van een artikel dat deze week in het tijdschrift Bestuursforum verschijnt.
Noten
(1) Voor 1994 bestond er een maximum van 8 koopzondagen, bedoeld voor openstelling op bijzondere dagen of bij bijzondere gelegenheden. De ‘toeristenbepaling’ van 1996 betekent dan ook een belangrijke liberalisering.
(2) Recent heeft Minister Verhagen ook aangegeven dat de gemeente van Sint-Oedenrode de avondwinkelbepaling op de zondag te ruim interpreteert. Volgens de avondwinkelbepaling hebben gemeenten de mogelijkheid om op zondag tussen 16.00 en 22.00 uur per 15.000 inwoners één supermarkt te openen. Sint-Oedenrode met 17.000 inwoners heeft echter besloten per 1 januari 2011 twee supermarkten toe te staan om op zondag open te gaan. In zijn antwoord geeft de Minister aan dat volgens de Winkeltijdenwet slechts de openstelling van één supermarkt geoorloofd is (zie kenmerk 2010Z18865). Er loopt thans hierover een beroepsprocedure.
(3) De aard van het toerisme komt uitvoerig aan de orde in de uitspraak van het CBB d.d. 11-3-2009 (LJN BH5474), waarin de rechter inhoudelijk juridische uitleg geeft van het begrip toerisme in de zin van de Winkeltijdenwet.
(4) Het wetsvoorstel Wijzigingswet van 2010 kreeg in de Eerste Kamer de steun van CDA, SP, CU, SGP en OSF.
(5) Detailhandel Nederland, waarin grootwinkelbedrijven vertegenwoordigd zijn, en de branchevereniging AGF Detailhandel nemen fundamenteel verschillende posities t.a.v. de koopzondag in.
Referenties:
Bauer, Brigitte (2008), “Totale zondagsopenstelling winkels betekent niet automatisch een verrijking”, ESB, 93 (4542). 541
Bauer, Brigitte en Raymond Gradus (2011), “Sunday Trade from a Comparative Perspective”, working paper (in ontwikkeling)
Centraal Planbureau (2009), Economische gevolgen beoogde aanpassing Winkeltijdenwet, CPB Document 191: Den Haag
Conway, Lorraine (2004), “The Christmas Day (Trading) Bill”. House of Commons Library, Research Paper. (http://ww.parliament.uk)
Cracknell, David (2005), “Stores Set to be Allowed Longer Sunday Opening Hours”, The Sunday Times. 6-11-2005
Dijkgraaf, Elbert en Raymond Gradus (2007). "Explaining Sunday Shop Policies", de Economist, Vol. 155, blz. 207-219
Donders, Jan en Raymond Gradus (2007), Toegang tot de collectieve sector, SDU: Den Haag: Tycho Muller, Flickr
Dit artikel kan worden overgenomen met bronvermelding. Toezending van bewijsexemplaren wordt op prijs gesteld. © Me Judice