Praktijk van zelfregulering weinig verheffend
Op het eerste gehoor klinkt het zo aardig; ‘zelfregulering’, daar kun je toch alleen maar vóór zijn? Mensen kunnen toch best zelf bepalen wat mag en wat niet mag? Geen betutteling van bovenaf, wij weten zelf wel wat goed voor ons is. Maar van dit idyllische beeld blijft weinig over als wij kijken naar de praktijk van zelfregulering in economische sferen waar macht en machtsongelijkheid geen lege begrippen zijn.
Om maar met financiën te beginnen, de banken hebben het al twee jaar over “de klant centraal stellen”, er is ook een door de branche zelf vastgestelde code, maar in de praktijk is het business as usual. Terecht is de Consumentenbond van mening dat de zelfregulering van banken “niet overtuigend” is, nogal soft uitgedrukt, maar vooruit. In de horeca was met betrekking tot het rookverbod de zelfregulering volgens oud-minister Klink, en wie zou aan zíjn betrouwbaarheid durven twijfelen, geen succes. Neo-liberalen waren en zijn grote voorstanders van staatsonthouding en zelfregulering, maar ook het christelijk gedeelte van het politieke spectrum verwijst gaarne naar soevereiniteit in eigen kring (christelijk) of subsidiariteit (katholiek). Onze, inmiddels ook ex-minister van landbouw liet de sector graag zelf beslissen over de bedrijfsvoering, met de bekende rampzalige gevolgen voor dierenwelzijn en volksgezondheid.
Capture
De overheid als gevangene van belangengroepen; economen hebben daar een naam voor: capture. Kijken wij buiten onze grenzen, dan is het mooiste voorbeeld de heer Greenspan die in zijn autobiografie schreef dat overheden zich niet moeten bemoeien met de “bestuivende bijen” van Wall Street. Hoe dat bestuiven heeft gewerkt, weten wij nu maar al te goed.
De econoom Buiter was een paar jaar geleden nog betrekkelijk zachtaardig over zelfregulering; hij zei: “zelfregulering is synoniem voor geen regulering”; meer recent noemde hij zelfregulering een oxymoron. Marktfalen kan niet door de markt zelf gecorrigeerd worden; als de invisible hand van de markt faalt, is, volgens Buiter en terecht mijns inziens, de visible fist van de overheid noodzakelijk.
Corporate governance
Relativerend moeten wij natuurlijk ook niet vergeten dat overheidsfalen ook geen lege term is. Nog ‘fraaier’ wordt het als zelfgereguleerd wordt in omgevingen waar zeer duidelijk sprake is van bestaande of potentiële machts- of belangentegenstellingen. Een voor de hand liggend voorbeeld is de organisatie van het bedrijfsleven; de manier waarop ondernemingen worden bestuurd, in modern Nederlands: de corporate governance. De machtsverhoudingen binnen ondernemingen zijn onder invloed van de Angelsaksische westenwind aardig in de richting van aandeelhouders verschoven. In de strijd om de macht binnen ondernemingen spelen aandeelhouders, bestuur en commissarissen de belangrijkste rollen. Binnen ondernemingen, en al helemaal als sprake is van grensoverschrijdend ondernemen, speelt de medezeggenschap van werknemers in de praktijk haast niet mee.
Werknemersvertegenwoordigers mogen nu in de vergadering van aandeelhouders wat zeggen: een spreekrecht, maar daar blijft het ook bij. Van enige ‘doorzettingsmacht’ is geen sprake en te voorspellen valt dat bestuur en aandeelhouders het zullen laten bij welwillend luisteren en begripvol knikken met misschien nog enige opmerkingen over maatschappelijk verantwoord ondernemen, want dat klinkt ook altijd goed.
Wij hebben uiteraard ook een corporate governance code. Als je de commissie die toezicht houdt op de naleving van de code mag geloven, wordt die code zeer goed nageleefd. Bij bestuurdersbeloningen is het wat minder, maar dat is ook wel een heel teer onderwerp. Maar, die commissie moet niet worden geloofd. Dat zit hem onder andere in de rare manier waarop de code de zaken regelt. Dat regelen gaat namelijk volgens het ‘comply or explain’-principe. Goed vertaald betekent dat: leef na of leg uit. Maar volgens de commissie betekent het: pas toe of leg uit.
Nu kan een kind begrijpen dat het toepassen van een regel niet hetzelfde betekent als het naleven ervan. Wie met behulp van juridische adviseurs erin slaagt ‘vervelende’ belastingregels te ontwijken door middel van juridische constructies, past de regels wel toe, maar leeft ze niet na. Zo niet volgens onze zogenaamde monitoring-commissie. Die zegt dat er alleen dan sprake is van niet-naleving van de code als de regel niet wordt toegepast en niet wordt uitgelegd waarom die regel niet wordt toegepast. Zo lust een gewoon mens er wel eentje: “Ik doe niet wat ik moet doen”, uitleg: “het komt mij niet zo goed uit”, en klaar is Kees. Ja, zal gezegd worden, je moet toch uitleggen waarom je de regel niet toepast. Die uitleg is in de praktijk ook weer niet zelden heel erg summier om het vriendelijk te zeggen. Kortom, zo goed als vrij spel voor de jongens en meisjes met macht. Het zal ook niet verbazen dat bij de constructie van de code werknemersvertegenwoordigers geen rol hebben gespeeld. Corporatieve kringen houden de macht in handen; het zal ten slotte ook niet verbazen dat een andere corporatieve kring: de SER, na ‘studie’, verklaard heeft dat de regeling van het bestuur en het toezicht op het bestuur (corporate governance) in Nederland geen verandering behoeft; dat Donner het daarmee eens is, verbaast al helemaal niet.
Samenvattend: de sociaaldemocratie heeft nog een mooie taak voor zich. Binden is goed, maar niet-vrijblijvende juridische verbanden leggen, nog beter. En dan het handhaven niet vergeten.
Te citeren als
Dik Degenkamp, “Zelfregulering verhult gebrek aan optreden van overheid”,
Me Judice,
18 oktober 2010.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Busy Bee Colony’ van Kiron Krishnankutty (
CC BY-SA 2.0)